Waarom zijn manier van werken interessant gevonden wordt nu RC Genk presteert, is René Vandereycken een raadsel. Want hij hanteert, zo zegt hij, al jaren dezelfde criteria, wars van resultaten. Elf sportieve getuigenissen uit zijn hele trainersloopbaan dan maar, vóór de topper tegen Club Brugge.

AA Gent (april 1989-maart 1991), Eric Viscaal, speler : “Hij was, vind ik, toen hij bij Gent als trainer debuteerde zijn tijd al vooruit door met een psycholoog in de begeleiding bezig te zijn. Op latere leeftijd ben ik zelf trainerscursussen gaan volgen en als ik dat dan terugprojecteer, zie ik dat er toen overal een doelstelling achter zat. Soms dacht je wel eens : ik zou het anders gedaan hebben, maar hij probeerde zijn mening altijd te onderbouwen naar de groep toe. Maar mij heeft hij ook wel eens verrast, ja. Door mij niet op te stellen ( grijnst). Ik weet dat tegen Standard thuis Kevin Keegan zou komen kijken. Toen zat ik dus ineens op de bank. Maar ik had het geluk dat na twintig minuten iemand uitviel ( grijnst).

“Op een gegeven moment moesten we ook eens voor de beker van België op Tilleur-Luik gaan voetballen. Tilleur-Luik had een groot keepersprobleem, waardoor er een doelman met een knieblessure op het veld stond. Danny Veyt glipte toen door de buitenspelval en schoot de bal door de benen van de keeper binnen. In de nabespreking zei Vandereycken toen dat Veyt voor de zekerheid met die bal links of rechts voorbij de keeper had moeten gaan, hij kon door die slechte knie toch niet weg. Maar Veyt zei : ‘Binnen is binnen.’ Nou, daar had Danny toen toch een klein probleempje ( grijnst). Als je tegen zijn kar rijdt, rij je er meteen zwaar tegen. Met lastige spelers had hij wel moeite, maar hem niet willen volgen is een kansloze actie. Dan liet hij blijken dat het even afgelopen was met je ( lacht). Ik bedoel : het is ook niet altijd makkelijk om met hem te werken.

“Máár : ik vind het wel goed dat hij een lijn trekt en die volgt, want als je daar telkens van afwijkt, word je ongeloofwaardig. Alles moet tot in de puntjes geregeld zijn. Wat betreft de voeding naar wedstrijden toe kan hij daar zeer ver in gaan. Ik herinner mij dat we altijd om vier uur samenkwamen, maar door omstandigheden buiten de club moesten eten. Ze hadden vis voor ons besteld, maar de ober kwam met twintig tomates-crevettes af. Nou, hij had nog niet de kans om er één op een bord te leggen of hij stond alweer in de keuken ( lacht).”

***

RC Genk (2004- ?), Logan Bailly, reservedoelman : “Hij komt vaak kijken hoe wij keepers het doen en komt nog graag wat trappen naar doel met ons als hij gedaan heeft met de groep. Hij speelt ook nog altijd graag mee in trainingspartijtjes. Zijn linker heeft hij nog altijd, maar ik heb nog niemand gezien die hem heeft durven te tackelen ( grijnst). Hij houdt niet van keepers die dribbelen of jouer petit. Zodra we als doelman de bal hebben, moeten we hem naar de kanten of naar voren wegspelen en geen risico’s nemen. De trainer is ook voorzichtig dat er geen spelers geblesseerd zouden raken, dus we doen heel veel stabilisatieoefeningen met de kinesisten. Maar áls iemand een probleem heeft of geblesseerd is, staat iedereen er meteen achter.”

***

Standard Luik (oktober 1993-mei 1994), Patrick Asselman, speler : “Dat imago van defensieve trainer heb ik nooit begrepen, wij speelden onder hem bij Standard met vier aanvallers : Schepens, Wilmots, ik, Goossens en dan stond Rychkov daar nog achter. Op training deed hij heel graag mee en echt om te winnen, hé ( lachje). Hij durfde soms eens de grove borstel bovenhalen ook. Achter alles zat een idee bij hem. Hij zal wel eens gedacht hebben dat het wat harder moest en dan zwierde hij met een paar tackles en de scherpte was meteen terug ( lacht). Hij had een aparte aanpak : hij liet je heel andere oefeningen doen dan je gewoon was. Ik herinner me dat we op een van de eerste trainingen rondjes moesten lopen en hij ons drie tennisballen gaf om naar elkaar te gooien, daarna drie handballen en dan drie voetballen. Je was, terwijl je liep, met elkaar bezig, je had contact. Weinig spelers, heb ik de indruk, zullen iets verkeerd over hem zeggen. Naar buiten uit zal hij ze, ook al zegt een journalist terecht dat je slecht was, altijd verdedigen. Dat valt bij spelers in de smaak. Weet je, een jaar na zijn vertrek kreeg ik mijn motorongeval, wel, René was een van de eersten om mij te bellen.”

***

RC Genk (2004- ?), Brian Priske, verdediger : “René sluit bijna nooit een compromis, hij gaat zijn eigen weg. Dat hij nooit twijfelt, is belangrijk voor een speler : het geeft vertrouwen. Hij motiveert je als speler ook door twee of drie specifieke zaken te trainen die hij in een wedstrijd wil zien. De ene week zijn dat de twee flankaanvallers die acties moeten maken, de andere week de centrumspitsen. Belangrijk is dat we zelf ook wat nadenken en praten op het veld. En dat lukt, we kregen nog niet veel doelpunten tegen. Ik ben een aanvallend type en zo spelen mag ik ook, geen probleem, maar soms wil hij graag dat ik de spitsen zoek in de diepte, de lange bal achter de flankverdedigers en dan roept hij wel eens tijdens de wedstrijd. Hij is aanwezig. Je hoort hem bijna negentig minuten. Soms misschien iets te veel ( lachje), maar het is belangrijk. Het is een pluspunt dat hij zich zo engageert. Soms moet je luisteren omdat hij iets makkelijker ziet vanop de bank, soms moet je zelf keuzes maken. Dat is wat hij ons probeert bij te brengen. Ook op training. Hij speelt bijna elke keer mee als vrije man. Als ik 53 ben, hoop ik dat ik ook nog zo kan voetballen. Maar dan wel liefst een beetje sneller ( grijnst).”

***

RWDM (1994-97), Daniel Camus, speler : “Ik ben mijn carrière begonnen onder hem en als jonge speler die kans krijgen vormt een goede basis. Hij wist altijd waaróm je iets moest doen, hij verklaarde zijn manier van spelen en hielp je verbeteren. Mij liet hij bijvoorbeeld spelen op verschillende posities : centrale verdediger, middenvelder, linksachter, zelfs aanvaller. Dat heeft mij een grotere tactische approche geschonken en toegelaten anderen beter te begrijpen. Hij was bijzonder stipt op details. Ik herinner mij een manier van hoekschoppen nemen die hij in gedachten had en waar we een hele week op getraind hebben : een speler legt de bal bij de vlag, geeft daar al een tikje tegen en een ander gooit hem voor het doel, zonder dat de tegenstander merkt dat je al bezig bent. Wel, het weekend daarop leverde dat al resultaat op. Alles vinden om het resultaat te verbeteren : dát is Vandereycken. Hij speelde altijd mee en was de beste op het veld ( lacht), maar hij kaartte ook mee. La belotte was een spel dat hij bij RWDM had geleerd en hij was daar meteen de specialist in. Tactiek, hé. Spelers die op het veld intelligent waren, zijn dat daarbuiten ook meestal.”

***

RC Genk (2004- ?), Pierre Denier, assistent-trainer : “Onder Sef Vergoossen werd er iets meer aerobic gedaan, werkten we iets meer op kracht. René redeneert : we hebben een kleine kern. Hij wil dus geen risico op blessures lopen door te hard of te intens te trainen. Daar houdt hij rekening mee. Als hij een kern van vijfentwintig had, hij zou al meer durven te doen. Doordat de aerobic is weggevallen, fitnessen we minder in groep, maar wel nog individueel en strikt onder begeleiding. In het begin lieten we spelers alleen, maar dat kan niet meer, anders gaat een speler toch altijd andere dingen doen. Dus gaat er nu altijd één iemand van de medische staf mee of een van de assistenten.

“Buiten werkt hij misschien ook iets meer op de grote ruimte dan Vergoossen, waardoor hij tactisch meer in zijn trainingen steekt : hij varieert meer met zijn bezetting tussen 4-4-2, 3-5-2… Daarom is zijn oefenstof in het teken van de volgende wedstrijd, net als onder Sef. Maar met Vergoossen werkten we meer in kleine groepen, namen Jos ( Daerden, nvdr), Sef en ik vaak elke een linie apart. Maar toen zaten we ook met een groep van dertig spelers, dat speel je met twee trainers niet klaar. René werkt meer met de volledige groep en schakelt ook geregeld zichzelf als vrije man in partijtjes in. Hij geeft nog altijd een perfecte pass over 35 meter en dan zie je vooral de buitenlandse spelers wel eens denken : tiens…

“Tijdens de wedstrijd wil hij niet rechts naast de dug-out zitten, zoals Sef vroeger, maar dicht bij de wisselspelers, zodat ze meekrijgen welke richtlijnen hij aan de anderen geeft. René heeft veel oog voor details. Hij wil weten wat er in de groep omgaat aan kleine blessures, probleempjes met huisvesting. Twee dagen voor de wedstrijd hebben we een vrije dag, in plaats van op woensdag, omdat je nu de dag voordien nog eens goed kan doortrainen en de dag erna tactisch trainen. Van de voedingsdeskundige zijn we afgestapt, maar nu is er wel sinds zeven weken vanaf halfnegen een ontbijt op de club voorzien voor de spelers die alleen wonen. Wat aangeeft dat de begeleiding in Genk de voorbije zeven, acht jaar optimaal is geworden. Ze komen hier niks tekort. Qua blessures zitten we dan ook heel goed : één lichte, midden in de winter, daarmee zijn we heel goed weggekomen als je leest hoe het bij sommige andere clubs zit.”

***

Anderlecht (juli 1997-december 1997), Roger Vandenbossche, keeperstrainer : “René paste zijn manier van werken aan aan de groep die hij kreeg. Hij was bij Anderlecht, sinds ik hem bij AA Gent ook meemaakte als keeperstrainer, niet veel veranderd. Hij wist het nog altijd heel goed als het over zijn job ging. Hij heeft natuurlijk ook zijn karakter, hé ( grijnst), maar zijn deur stond altijd open. Voor iedereen. En wie hem goed kent, weet dat hij een heel aangenaam mens is. Journalisten deden vaak wel eens lastig over hem, maar bij Gent heeft hij er wel voor gezorgd dat ze een perszaal kregen. Tactisch is het een grootmeester : in het ontleden van een tegenstander, de plaatsverschuivingen zien, is hij heel sterk. Of in het doorzien en inspelen bijvoorbeeld op wie achterin in zone hun zwakste was als de tegenstander met veel aanvallers naar voren kwam.”

***

RC Genk (2004- ?), Justice Wamfor, middenvelder : “Als centrale middenvelder moet ik van hem proberen zonder risico te spelen, in het centrum te blijven en geen balverlies te lijden. Vroeger speelde ik nog te veel naar de bal toe, bewoog ik te veel, liep ik naar voren. Nu heb ik geleerd simpeler te spelen en kalm te blijven. Hij rekent op wie daar staat. Maar sommige andere spelers geeft hij een vrije rol, afhankelijk van de wedstrijd. Niet elk concept is waterdicht, weet je. Elk systeem heeft zijn zwakke punt, zijn risico. Dus hij zoekt dat en valt de tegenstander dan altijd op dat punt aan. Ergens zit altijd een voordeel, ergens is ook altijd een vrije man te vinden. Hij weet hoe hij zijn ploeg daarvoor moet positioneren. Dus is het normaal dat hij veranderingen uitvoert. Toen we tegen Westerlo met tien vielen omdat Seyfo rood kreeg, zou iedere andere trainer iets veranderd hebben, een middenvelder naar achteren halen of een verdediger voor een aanvaller brengen. Hij deed niks. We bleven met drie achterin spelen. Hij heeft alleen Daerden op de plaats van Sigurdsson gezet. Hij heeft een ander perspectief.”

***

FSV Mainz 05 (juli 2000-november 2000), Jean-Pierre Stijnen, assistent-trainer : “Wij kennen elkaar al van toen we als achttienjarigen samen bij Hasselt speelden en zijn contact blijven houden. René is zeer ernstig, benadert zijn job serieus en gaat nergens licht over. Hij gaat altijd op zoek naar het verbeteren van de speler : oefenstof variëren en innoveren. Men vergeet soms dat dat een deel van de job is : spelers beter maken. Dat is verrijkend voor speler én club. Het is niet altijd alleen maar persconferenties geven, hé ( lacht). Maar de voetbalwereld is tamelijk conservatief en staat daar niet altijd open voor.

“Voetbal wordt in sommige middens beschouwd als tijdverdrijf, terwijl het toch een belangrijke sociaal-economische poot is. Het overstijgt het hoempapa-hoempapa en dat wil René overbrengen. Lolbroeken die de clown uithangen, daar houdt hij niet van. Alles wat hij zegt gelóóft hij. Hij speelt dat niet. René is puur. Hij zal niet doen wat hem goed uitkomt, omdat het hem goed uitkomt. Maar je kan hem natuurlijk niet verwijten dat hij anders is dan andere mensen, hé ( grijnst). Hoe hij speelt, hangt wat van de groep af. Polyvalentie is wel een van zijn filosofieën. Maar niet iedereen kán op verschillende posities spelen. Bij Mainz bijvoorbeeld was de speler die er nu trainer is, Jürgen Klopp, het minst ontvankelijk om polyvalent te zijn en op een andere positie te spelen dan die van rechtsachter. Wat een beetje contradictorisch is, want als je het zelf niet kan, hoe breng je het dan later over ? René wou altijd wat flexibiliteit in zijn benaderen van de tegenstander, soms wou hij in plaats van de Viererkette ook eens met drie achterin spelen, dus heeft hij die eruit moeten zetten. Wat ook niet altijd het plezantste is.

“Soms wordt zijn manier van spelen door de buitenwereld graag vertaald als ‘zich aanpassen’, maar wat hij doet, is een variant van aanpassen : hij bekijkt gewoon de sterkte en de zwakte van de tegenstander en gaat dan uit van de eigen kwaliteiten naargelang ván de tegenstander. De kern overstijgt elf man, dus als de tegenstander achterin groot en traag is, ging hij liever een snelle, wendbare speler voorin zetten. Dat is uitgaan van je eigen kwaliteiten. In de heenwedstrijd op Club Brugge was dat mooi om te zien, met twee centrale middenvelders die anticipeerden op de voorzetten om zo de lange bal van Brugge eruit te halen.

“In de verdediging kan je afspraken maken, maar aanvallend kan je niet zoals in het basket patronen uittekenen. Daar is het de individuele creativiteit die telt, het geniale moment dat beslist. Engelaar is zo’n speler. Op Brugge was hij in balbezit het gevaar. Die wedstrijd, dat was áf. Mooi. Dat werk moet ook maar eens geapprecieerd worden. Claessens in de verdediging zetten, wie zou dat gedaan hebben ? Dat is toch ten bate van de club ? Dat zou ook eens bekeken moeten worden door mensen die kritiek hebben. Maar we leven in een klein landje, hé. Voorzitters die zich mengen in het technische, dat loopt ook niet altijd goed. Maar als iedereen voor zijn eigen deur zou vegen, dan is de hele straat proper, hé.”

***

RC Genk (2004- ?), Orlando Engelaar, middenvelder : “In Genk speel ik dieper dan bij NAC, ben ik meer in de zestien, zonder er te staan, want onze spitsen lopen veel. Wat hij ons wil leren is : onvoorspelbaar zijn. Ik kan daar niet echt een voorbeeld van geven, maar het moet gewoon altijd anders zijn, anders heeft het niet altijd een effect. In Nederland wordt tactisch ook goed gevoetbald, maar daar spelen ze slechts op één manier. Bij Vandereycken leer je ook op andere manieren te lopen, te voetballen, de bal te krijgen. Het ging bijvoorbeeld een paar keer fout op inworpen, dus toen hebben we daar veel op geoefend. Aanvallend ben ik best vrij om creatief te zijn en te lopen en dat is héél prettig. Al moet je natuurlijk wel bijvoorbeeld de verdediger van de tegenstander die goed kan uitvoetballen, niet aan de bal laten komen.”

***

FC Twente (2002-2004), Rini Coolen, assistent-trainer : “Ik heb met René Vandereycken enorm goeie ervaringen als mens én als trainer. Ik heb hem heel hoog zitten. Hij nam het ook voor de ploeg op en dan moest hij maar de gebeten man zijn. Hij is daar sterk in. Maar hij doet ook heel veel op gevoel. Qua arbeid-rustverhouding bijvoorbeeld heb ik in mijn opleiding geleerd dat te onderbouwen, terwijl hij dat bereikt vanuit zijn praktijkervaring. En er zitten geen fouten in. Hij heeft als trainer een moderne visie en al wordt hij al eens als verdedigend afgeschilderd, zijn intenties zijn altijd aanvallend. Waar hij heel goed in is, is het maximale halen uit spelers en daar ook zijn speelwijze op afstemmen. Bij Twente heeft hij spelers gehad die in een overbruggingsjaar zaten en maar kort bleven, maar als je dan de rangschikking ziet en de bekerfinale die we haalden, dan is bewezen dat hij het heel goed gedaan heeft.

“Voor mij was met hem werken een ideale ervaring : wij volgen toch de Nederlandse voetbalschool, terwijl hij een iets andere visie had. De combinatie waar ik nu zelf als trainer mee werk is dié. Wij Nederlanders kijken vaak naar de veldbezetting in balbezit, terwijl René denkt aan het creëren van ruimtes. Dat is een groot verschil. In de Nederlandse opvatting zijn de ruimtes vaak bezet, hij kijkt een aantal stappen verder. Er zitten in zijn manier van spelen meer linies, waardoor de tegenstander meer keuzes moet maken én ook de eigen spelers, in plaats van in een vast systeem te denken zoals een 4-3-3 bijvoorbeeld. Uiteindelijk worden in het voetbal op hoger niveau spelers ook gedwongen keuzes te maken. Bij René worden ze daar op training dagelijks mee geconfronteerd. Daar heeft hij ook heel veel geduld in.

“René heeft enorm veel geduld. Zelfs meer dan ik zou hebben. Hij vond soms dingen goed waarvoor ik als jonge enthousiaste assistent-trainer ingegrepen zou hebben. Maar als zijn geduld over is, is er ook geen weg meer terug. Maar dan moet je al heel ver gaan, hoor. Dat hij eigenwijs is, is bekend, maar het is onderbouwd. Hij wil pas iets veranderen als je hem kan overtuigen en om dat te kunnen moet je een verhaal hebben. Niet iedereen krijgt die kans, maar hij staat er dan wel voor open. Hij is een perfectionist. Hij probeert winst te halen uit kleine dingen, voeding bijvoorbeeld. Hij wou langer voor de wedstrijd eten en als je dan praat over pasta’s en sauzen die daarbij gegeven worden, dan lette hij ook daarop. Of daar geen champignons in zitten bijvoorbeeld, die moeilijker verteerbaar zijn.

“Soms zijn de omstandigheden van die aard dat ze maximaal zijn, maar niet goed genoeg. Dan moet je daarmee omgaan, maar hij zal er wel voor zorgen dat hij de beste omstandigheden krijgt. Ik ben blij dat ik hem heb mógen leren kennen, want hij geeft niet iedereen die kans. Maar voor wie hem kent, is hij, vind ik, toch wel een gevoelsmens, een warm mens. Ik mis hem nog iedere dag.”

door Raoul De Groote

‘Alles vinden om het resultaat te verbeteren : dát is Vandereycken.’ (Daniel Camus)

‘Hem niet willen volgen is een kansloze actie.’ (Eric Viscaal)

‘René heeft enorm veel geduld.’ (Rini Coolen)

‘Als het wat harder moest, zwierde hij met een paar tackles.’ (Patrick Asselman)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content