Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Neo-eersteklasser KSV Roeselare trekt zijn stad mee in de sportieve euforie. Volgende vrijdag komt Anderlecht op bezoek.

Roeselare, hartje West-Vlaanderen, is een echte commerçantenstad. Wie als buitenstaander door de stad wandelt, krijgt de indruk dat een grote meerderheid er aan de kost komt door dingen te verkopen. Het fraaie centrum is in feite één grote winkelstraat. Ondernemen zit de Roeselarenaar duidelijk in het bloed. De grootste groente- en fruitveiling van het land vind je aan de Oostnieuwkerksesteenweg. Een status die je moet verdienen, elke dag opnieuw.

‘Roes’ betekent ‘riet’ en zou terug te leiden zijn tot het Gotische ‘raus’. ‘Lare’ gaat wellicht terug op het Germaanse woord ‘hlaeris’, wat ‘een open plaats in het bos’ betekent. Een met riet begroeide open plek in het bos dus. Tussen dat riet zagen Fred Deburghgraeve, Patrick Sercu en de Vlaamse vrijheidsstrijder Albrecht Rodenbach, elk ook ondernemers op hun eigen niveau, het levenslicht. En in de open plaats werd het na verloop van tijd zo druk dat er van het bos nauwelijks nog sprake was. Roeselare telt ondertussen 55.000 inwoners. Wat het een stuk groter maakt dan sommige andere steden met een eersteklasseclub, zoals Beveren (45.500), Sint-Truiden (38.000), Lokeren (37.600), Lier (33.000) en zeker Westerlo (22.500).

Roeselare, dat is ook de thuisbasis van de regionale televisiezender WTV-Focus, van de Expohallen en van brouwerij Rodenbach. Je vindt er het prachtige Wielermuseum van conservator Freddy Maertens. En last but certainly not least : Roeselare is de ankerplaats van de Roularta Media Group van de uitgeversfamilie De Nolf. De Sport/Voetbalmagazine die u momenteel vasthoudt, werd in Roeselare gedrukt. De familie De Nolf is ook de motor achter het succes van topvolleybalclub Knack Roeselare, drievoudig landskampioen en winnaar van de Final Four. En naast al dat fraais beschikt Roeselare sinds dit jaar dus ook over een succesvolle eersteklasseclub, die zijn eerste seizoen op het hoogste niveau voorlopig vrij zorgeloos doorkomt.

Sportstad

Voetbal in Roeselare betekende lang in de eerste plaats de derby tussen KSK en Club Roeselare. KSK, dat was de ploeg van de katholieken, de kaloten in de volksmond, Club die van de socialisten en de havenarbeiders. KSK speelde op het wat chiquere Schiervelde, Club in het Rodenbachstadion bij de haven, gelegen in de destijds toepasselijk genaamde wijk Krottegem. “De duels tussen Club en KSK waren altijd op het scherp van de snede”, herinnert centrale verdediger James Lahousse (23) zich. Hij speelt al heel zijn voetballeven bij Roeselare, bij KSK tot voor de fusie. “De derby’s, daar keek je de hele week naar uit, dat was zelfs bij de jeugd de belangrijkste wedstrijd van het jaar. Vooral bij de ouders kon je de rivaliteit bijna vóélen. Ik heb daar echt dolle taferelen gezien. Mensen die normaal altijd kalm waren, maar in de derby naar hun zoon riepen dat ze hun tegenstander van het terrein moesten schoppen. Waanzin !”

Maar tijd heelt blijkbaar alle wonden. In 1999 fuseerden de aartsvijanden tot KSV Roeselare. Niet iedereen vond de samenwerking echter zo geslaagd. KSK had Club opgeslorpt, werd gefluisterd onder het Roeselaarse belfort. In 2000 richtten misnoegde fans Club Roeselare opnieuw op. Het team is na enkele spectaculaire promoties een degelijke subtopper in eerste provinciale geworden en speelt weer in Krottegem, vlakbij brouwerij Rodenbach. “Om de een of andere reden heeft de fusie nooit echt geklikt”, bevestigt Lahousse. “De politieke kant van de zaak speelde zeker mee, maar ik denk dat het grote probleem in de eerste plaats was dat de mensen gewoon niet goed overeenkwamen. KSK was dé ploeg van de stad eigenlijk, hé. Wij krijgen ons terrein ter beschikking van de overheid. Club heeft zich daardoor altijd wat benadeeld gevoeld. Zelfs na de fusie zag je die kloof.”

Doelman Jurgen Sierens kon de vete vanaf de andere kant bekijken. Hij is een jeugdproduct van Club Roeselare en kwam drie jaar geleden, na omzwervingen bij Lokeren en Oostende, bij KSV terecht. “‘Ga je nu voor de vijand spelen ?’, kreeg ik al te horen. De tijd is voorbij dat ik wakker lag van dat soort opmerkingen ; de vete tussen de twee ploegen interesseert me niet meer. Je kan beter vooruitkijken naar de toekomst, vind ik.”

En de toekomst lijkt bij KSV Roeselare te liggen, bewijst manager Luc Devroe, de cijfers in de hand. “Vorig jaar verkochten we 250 business seats, bijna allemaal kennissen van de voorzitter, en 150 abonnementen. Ik denk dat we in maximum drie matchen, eindronde niet meegerekend, meer dan 1000 betalende toeschouwers hadden. Na de promotie verkochten we meteen 700 seats en 2550 abonnementen. Tel uit uw winst. En ik ben honderd procent zeker dat er nog rek op zit.” Hoe verklaart Devroe die toch wel spectaculaire vooruitgang ? “Deze stad heeft geen basis op het hoogste niveau. Voor de mensen hier is het allemaal nieuw en spannend. We hebben ook het geluk dat er in de eerste klasse momenteel een achttal ploegen spelen waarmee de lokale supporters een speciale band hebben. Als Cercle of AA Gent op bezoek komt, trekt dat ook aan.”

De plotse opgang van de club bezorgde heel wat Roeselarenaars trouwens een sportieve identiteitscrisis. Club Brugge was traditioneel hét team van de Roeselaarse voetbalfan ; dat de thuiswedstrijd tegen blauw-zwart op een 1-1-gelijkspel eindigde, temperde gelukkig de spanning in de lokale sportcafés. Temeer omdat het Brugse doelpunt gemaakt werd door Manasseh Ishiaku, destijds ontdekt bij Roeselare. “Tijdens en voor de match zag je sommige mensen zich afvragen voor welke ploeg ze nu eigenlijk moesten supporteren”, gniffelt Lahousse nog na.

“Nogal wat supporters combineren een abonnement van Club Brugge met een van Roeselare”, weet Devroe. “In een straal van vijftien kilometer rond Roeselare-centrum vind je minstens 8000 fanatieke Clubsupporters, schat ik. Het zal moeilijk worden om die allemaal af te pakken, met onze huidige infrastructuur hebben we ook geen plaats voor al die mensen. Dat we dit seizoen onze thuismatchen op een ander weekend afwerken dan Club, is volgens mij momenteel toch een deel van de motor van ons succes.”

“Ik denk dat Roeselare gewoon een sportstad is”, luidt de verklaring van Jurgen Sierens. “Iedereen wil de grote ploegen in ons eigen stadion aan het werk zien, tegen de lokale spelers die ze zo goed kennen. De Roeselarenaars zijn fier dat hun stad op een positieve manier onder de aandacht komt.” En de supporters volgden het succes. Jurgen Sierens : “Dat doet dubbel zo veel plezier omdat voor de competitie iedereen, ook in Roeselare, ons afschreef als het zwakke broertje. Pakte dat even anders uit. Toegegeven, zelf had ik ook gedacht dat wij het moeilijker zouden krijgen. Soms winnen we thuis zelfs met drie of vier doelpunten verschil, in de tweede klasse had ik dat nog nooit meegemaakt.

“We spelen met minder bekende jongens. Behalve Eric Joly en Koen De Vleeschauwer had niemand van ons naam in de eerste klasse. De kern zit vol zogenaamde afdankertjes. Ik bij Lokeren, Frederik Vanderbiest bij RWDM destijds. Maar de afdankertjes kunnen het toch, bewijzen we nu. Ik denk niet dat we het moeilijk gaan krijgen om volgend seizoen te bevestigen. Jamaïque Vandamme, Daan Vaesen en Vanderbiest tekenden al bij, ik en Lahousse gaan dat binnenkort waarschijnlijk ook doen. Waarom zou een speler hier ook willen weggaan ? Roeselare is een familiale, stabiele club met een goeie sfeer en waar een voetballer uitstekend wordt opgevangen. Je kan je alleen verbeteren bij Standard, Genk, Anderlecht of Club Brugge, maar waarom zou je bijvoorbeeld naar Moeskroen trekken ? Trouwens, als iemand echt weg wil, dan kan daar altijd over gepraat worden. Voor Martijn Monteyne zal de club serieuze inspanningen moeten leveren. Die jongen gaat moeilijk te houden zijn ; ik vind hem een van de grootste talenten uit heel de eerste klasse.”

Eenvoud is volgens Jurgen Sierens de grootste troef van KSV Roeselare, en de beste garantie op succes in de toekomst. “Het bestuur is realistisch en verstandig, en zal nooit met geld beginnen gooien. Dat past niet bij de huisstijl van Roeselare. Hier koopt men spelers op basis van hun kwaliteit, en niet voor hun naam.” Het is in ieder geval een feit dat het bestuur van Roeselare de laatste jaren twee keer nadenkt voor men geld uitgeeft. De laatste vier seizoenen werd de loonmassa van de club gehalveerd, en de promotie naar de eerste klasse veranderde niets aan die politiek. Vandaar dat een voor de ploeg belangrijke speler als Rocky Peeters gerust naar Sint-Truiden mag trekken, als hij zich daar financieel kan verbeteren. En dat Roeselare het voor de inkomende transfers liefst niet al te ver gaat zoeken. Manager Devroe : “We blijven geloven in de scouting in de tweede klasse : daar lopen nog Stercheles en Monteynes rond. Op termijn zijn die jongens zeker niet duurder dan buitenlandse gelukzoekers. We namen nu Sanharib Malki over van Union. Hem hebben we minstens twintig keer gescout. Dan ben je honderd procent zeker dat hij kan brengen wat je nodig hebt.”

Koopmanschap

“Alle ploegen hebben schrik om naar hier te komen. Het publiek staat heel dicht tegen het veld en is, hoe zal ik het zeggen, nogal hectisch”, lacht Jurgen Sierens. De pas opgestarte en bijzonder jonge sfeergroep Roslar Army is daar op zijn minst gedeeltelijk voor verantwoordelijk. Voorzitter Bob Segaert is pas 26 en de oudste van het Roslar Army. Vorig weekend vierden zij hun eenjarig bestaan met enkele vaten in stamcafé Billy Jean. Kan het eigenlijk toeval zijn dat een club promoveert vlak nadat een kern jonge supporters zich geroepen voelt om sfeer te maken ? “We kwamen elkaar tegen op de bus naar uitwedstrijden, toen de club nog in de tweede klasse speelde. Toen hebben we afgesproken om samen eens wat dingen te gaan organiseren om meer sfeer in het stadion te krijgen. Zo is de bal aan het rollen geraakt”, zegt Segaert. “Nu krijgen we veel respons, maar in het begin was het zeker niet makkelijk. We zijn winkel na winkel afgegaan voor sponsoring, uit sympathie hebben we daar dan wat centen gekregen. Daarmee hebben we stickers en T-shirts gemaakt om nog meer inkomsten te hebben.” Het West-Vlaamse koopmanschap treffend geïllustreerd. Hoe verklaart Segaert de opvallende supportersboom van KSV Roeselare ? “In de stad zijn altijd veel voetbalfans geweest. Alleen vergaten ze de eigen stadsclub een beetje, door de ruzie rond de fusie, maar ook omdat de club gewoon bijna nooit onder de aandacht kwam. De enige keer dat KSV de afgelopen jaren het nieuws haalde, was toen Jean-Marie Dedecker kwam verklaren dat Ishiaku naar hier was gebracht door mensenhandelaars. Met zo’n club wil je je niet associëren natuurlijk. Ik denk ook dat Roeselare als merknaam steeds interessanter wordt. Je ziet de stad momenteel groeien : overal wordt er gebouwd, er komen ook veel nieuwe winkels bij. Sommige mensen dachten dat KSV te veel concurrentie zou krijgen van de volleybalploeg, maar ik denk dat die toch een ander publiek aanspreekt.”

En gaat het sportieve succes ook blijven duren ? “We hebben dit seizoen wat meeval gehad, vind ik, maar er staat toch voldoende basis om het volgend jaar even goed te doen. Het bestuur kent iets van voetbal en neemt sportief verstandige beslissingen. Dat kan niet iedere supporter zeggen, hè. Als men de kern kan behouden en een paar gerichte versterkingen doet, dan zie ik niet in hoe Roeselare het de volgende jaren moeilijk kan krijgen.”

Alle euforische berichten over stijgende toeschouwersaantallen doen niets af van de vaststelling dat Roeselare enigszins geremd zit door zijn hinterland. De stad ligt uiteindelijk niet zo ver van de taal- en landsgrens. Het zal wellicht geen toeval zijn dat de website van de club een bescheiden poging doet om ook de Franstalige bezoekers ter wille te zijn. Zonder echt veel succes in het stadion evenwel. “Fransen hebben geen interesse in de Belgische eerste klasse”, stelt Sierens vast. “Tenzij misschien fanatieke volgers van Eric of Wagneau ( Joly en Eloi, nvdr). Waalse supporters zie je ook niet. Waarschijnlijk spreekt Moeskroen hen meer aan.”

Een speciale vermelding verdienen de twee oersupporters van de club : mémé en pépé. Kranige tachtigers die alle matchen van de club volgen, van de duiveltjes tot de eerste ploeg. “Ik ken ze al van toen ik nog heel klein was”, zegt James Lahousse. “Die twee zitten van zaterdagochtend tot zondagavond op de club en zijn alleen niet in het stadion te vinden wanneer ze op verplaatsing zijn met de eerste ploeg.

“Pépé had vorig jaar problemen met zijn hart. Gelukkig heeft hij de goede afloop van onze eindronde nog net live kunnen meemaken. Pépé heeft altijd zo’n grote bel bij. Als je geklingel hoort, weet je : pépé is hier ! Jammer genoeg heeft hij het na die crisis van vorig jaar in zijn armen gekregen en horen we de bel niet zo vaak meer. Ik denk dat pépé van de dokter niet meer mag. Gelukkig kan mémé nog wel voldoende decibels produceren ( lacht). Zoals die vrouw brutaal kan doen tegen scheidsrechter en tegenstanders ! Ik heb haar al gezegd dat ze moest ophouden met zich zo op te winden of ze krijgt het ook aan haar hart.”

Naakt door de gang

Het succes kwam onverwacht, en Roeselare kampt nog met enkele kleine organisatorische kinderziektes. De jeugd en de eerste ploeg moeten bijvoorbeeld de accommodatie van de club delen. Dat levert te verwachten problemen op ; sommige spelers vinden het blijkbaar fijn om naakt door de gangen te struinen en zo de mama’s van de jonge voetballertjes te choqueren. Aan dat probleem wordt gelukkig gewerkt, Roeselare bouwt honderd meter van het stadion een nieuw jeugdcomplex, dat hopelijk tegen de zomer klaar is. Opvallend trouwens dat KSV Roeselare zo veel open ruimte heeft rond zijn stadion, dat toch pal in het centrum van de stad ligt. “Deze velden waren deel van een overstromingsgebied”, kent manager Luc Devroe de verklaring. “Niet dat wij nu schrik hebben dat ons nieuwe jeugdcomplex om de haverklap onder water gaat staan, zo’n grote overstroming vindt toch maar één keer om de twintig jaar plaats. En dan nog, vorig jaar hadden de huizen in de straat hierachter allemaal prijs, toch waren onze terreinen de enige droge plekjes in heel de omgeving hier.”

Vorige zomer bouwde men al een extra tribune, maar binnen afzienbare tijd zou het stadion eigenlijk nog uitgebreid moeten worden. “Dat is inderdaad nodig, maar in je eerste jaar eerste klasse kan je daar nog niet aan beginnen”, vindt Devroe. “Dat zou niet getuigen van goed bestuur. Als je toch nog afzakt, zit je daar dan met je bouwplannen. KSV Roeselare is sowieso al niet leefbaar in de tweede klasse, maar met zo’n financiële strop rond onze nek zou het dan wel eens heel vlug gedaan kunnen zijn hier.”

JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content