Standard werd na vijfentwintig jaar weer kampioen en Tubeke is de enige Waals-Brabantse club ooit in eerste. Maar hoe maakt ons voetbal bezuiden de taalgrens het verder nog? Het antwoord komt uit een onthullende trip van Moeskroen naar Bleid.

Waar is de tijd dat Jean-Pierre Detremmerie zich op de borst klopte dat zijn club, Moeskroen, weldra over een budget van 1 miljard frank, 25 miljoen euro, zou beschikken en daarmee Anderlecht naar de kroon zou steken? Moeskroen zou uit West-Vlaanderen en Frankrijk supporters aanzuigen, de reus in Excelsior zou eindelijk ontwaken en Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk overspannen.

Wij weten ondertussen beter. En Detremmerie had ook beter moeten weten.

“In Frankrijk gingen ze nog niet eens naar Lille, dus waarom zouden ze dan naar Moeskroen komen?”, vraagt Trudo De Jonghe, sporteconoom, retorisch. “Plus dat een West-Vlaming niet naar Moeskroen gáát. Een Kortrijkzaan gaat vanuit zijn stad niet naar het dorp. En als Waregem in vierde zit, gaat iemand uit Waregem gewoonweg liever níét naar het voetbal. Moeskroen haalde dan ook amper 12 % van zijn supporters uit West-Vlaanderen. En dan meestal nog uit tweetalige faciliteitengemeenten.”

Een van die tweetalige gemeenten ligt amper 28 kilometer verder: Doornik. Wie er de weg naar het stadion vraagt, krijgt antwoorden als:

– “Wordt er gevoetbald in Doornik?”

– “Voorbij de tweede rontonde is er iets. Denk ik. Het lijkt op een stadion, maar ik weet niet of ze er nu nog spelen.”

– “Het voetbalstadion?!”

Eenmaal gevonden mag het uitzicht vanaf de met veel glas opgetrokken eretribune van het Stade Luc Varenne er nochtans zijn: landerijen met daarachter drie ijkpunten van de stad als skyline. Het standbeeld van het Heilig Hart en twee kerktorens. Het is erom gedaan. Dat een groot deel van de zitjes door die geforceerde inplanting nat wordt als het regent, leek van minder belang.

Doornik is net als Bergen een stad met veel bourgeoisie. 70.000 inwoners is meer dan waar sommige eersteklassers op kunnen terugvallen, maar toeschouwers komen er nauwelijks.

“De mensen stellen hun voetbalweekend à la carte samen: ze kijken op de kalender en ze maken een keuze”, zegt Jules Devos, voormalig speler en trainer, nu aanspreekpunt op de club. “En dan valt de keuze vaak op Moeskroen, Lille, Valenciennes, Bergen of Kortrijk.” Directeur-generaal Jean-Claude Stocman vult aan: “Er zijn zelfs supportersclubs van Lens in Doornik. Als Anderlecht of Standard op dezelfde dag spelen als wij, halen we geen recette. Dus je moet toegevingen doen: wij zitten met de goedkoopste abonnementen in de tweede klasse. We vragen 180 euro voor negentien wedstrijden in de eretribune. Dat is voor niks. Eén recette tegen Standard zou negentien thuisrecettes die we nu hebben goedmaken. De beker van België mogen wij daarom niet uit het oog verliezen. Twee jaar geleden is Genk hier voor de beker gekomen met 4000 supporters. Dat deed ons goed. Genk is onze beste sponsor.” Aan spelers is er evenwel geen gebrek. “Voor elke wedstrijd krijgen we hopen faxen van scouts van grote clubs die komen kijken”, zegt Devos. “Omdat wij veel kansen geven aan Franse spelers. Een stuk of acht zitten er in onze kern. Ze komen naar hier om zich te laten zien. Blijven ze in Duinkerken, Beauvais, Calais … dan ziet niemand hen. De spelers weten dat.”

Indiaas geld

Staat de buitenlandse inbreng in Doornik op het veld, in Charleroi, dat 100 kilometer oostwaarts ligt, is die in de bestuurskamer te vinden. Sporting Charleroi draait om de Iraanse familie Bayat. En Olympic leeft bij de gratie van Aziz Alibhai, een Indiase zakenman met activiteiten, wegenwerken, in Ivoorkust. Daaraan hielden hij en de club connecties met Jean-Marc Guillou en nadien diens ex-vrouw over. Nu heeft hij er zelf een voetbalacademie. Hij is ambitieus, maar toch bezoekt hij amper drie keer per jaar de club, waar ook zijn zoon, Raheem, speelt. “Ze zijn er zich op de club nog niet van bewust dat iedereen moet volgen als de voorzitter naar boven kijkt”, zegt Yves Soudan, oud-speler van AA Gent en Standard en nu assistent-trainer van Olympic Charleroi. “Dat ligt ook wat aan de mentaliteit in Wallonië: Vlaanderen is meer businessgericht, iedereen kent er zijn taak. Dat is hier niet het geval, iedereen doet maar wat. Soms denk je: waar zijn we mee bezig? De mentaliteit is een beetje van: ’t zal wel gaan. Een Waal is warmer, ze zullen sneller een pint met je gaan drinken en je kan hier nog een held zijn, maar ze moeten zich er wat meer van bewust worden dat je er met kameraadschap alleen niet komt.”

Soudan woont een paar kilometer onder Charleroi en voelt verandering. Volleybal, zaalvoetbal, basketbal, voetbal, tafeltennis: Charleroi was top in België of Europa in vijf sporttakken. Met dank aan de PS. “Maar de politieke inbreng is volledig gedaan nu, waardoor alles in Charleroi al meer dan een jaar in de ijskast zit. Wij als trainers moeten soms rondbellen omdat er geen warm water is. De stomste pietluttigheden moeten we tegenwoordig ook bij de stad aanvragen. Een douchekraan vervangen kost ons zes maanden. Qua infrastructuur liggen wij jaren achter op Vlaanderen. Waar in Wallonië vind je eigenlijk een modern stadion?”

Fabrieken sluiten

Le bassin ouvrier, zoals de streek wordt genoemd, kent nauwelijks historische stadskernen met chique middenstandszaken, maar wel onkruid tussen de stoepstenen, groene drab in een droge fontein, bar l’Oasis ( Sexy girls), Palais de la Bière en cafés met pas de crédit op een bordje achter de toog.

Rudy Moury, voormalig speler van Charleroi, La Louvière en Germinal Ekeren, hield tot van de zomer zes jaar café Montmartre open in Gosselies. Hij kreeg ze vooral in het begin over de vloer, supporters, de Zebra’s van Sporting en les Dogues van Olympic. Maar omdat beide clubs uit Charleroi al jaren niet meer in dezelfde reeks voetballen, is een andere derby van groter belang: die tegen Standard. “Als wij met Charleroi tegen Anderlecht speelden, deden we onze smoking aan”, zegt Moury. “Wij zijn de enigen die Anderlecht, met de beker erbij, drie keer in drie weken versloegen. Maar ik heb acht ‘Standards’ meegemaakt en dat was pas oorlog. Tegen Standard was het met de overall en mijnwerkershelm op dat je ten strijde trok.”

Vraag het om het even wie bij Charleroi of Standard: de confrontatie tussen beide is, zeker in Charleroi, de wedstrijd van het jaar. Economisch waren beide steenkool- en staalsteden altijd elkaars concurrenten: arbeiders vonden er werk óf raakten het er kwijt. “Een sluiting van een fabriek – het was vaak óf Luik óf Charleroi – betekende 5000 man op straat. Dat is ingrijpend. Het voetbal speelde daar een symbolische rol in”, zegt Jean-Michel De Waele, politicoloog aan de VUB. “Meer nog in Charleroi, de kleinere, dan bij Standard, denk ik. Standard zal meer belang hechten aan Anderlecht verslaan.”

De diep gewortelde rivaliteit tussen beide blijkt voor De Waele ook op een ander vlak. “Olympic Charleroi is de club van de arbeiders, Sporting heeft meer een bourgeoisgeschiedenis. Hun verhouding tot buitenlanders ligt ook moeilijker. De echte ultra’s van Charleroi zijn meer extreem rechts, terwijl die van Standard eerder extreem links zijn. Waardoor je in de harde kern van Standardsupporters meer antiracisten vindt, mensen die openstaan voor de wereld, terwijl je onder die van Charleroi gemakkelijker racisme zal vinden. Maar veel hangt ook af van toeval uiteraard: welke persoon, met welke overtuigingen, richt zo’n groep ultra’s op?”

Tweeëntwintig zotten

Voor je Luik op je route naar het zuidoosten vindt, kom je evenwel eerst nog Namen tegen. De hoofdstad van Wallonië verwelkomt je met bebloemde rotondes, fraaie gevels en 110.000 inwoners die zelfs het elitisme van Doornik en Bergen doen verbleken. Voetbalsupporters heten er daarom ook geen toeschouwers, maar ‘klanten’. “Zo noem ik ze toch”, zegt Jean-Claude Baudart, de voorzitter van UR Namur, “want ik zie het als een partenariat.”

Baudart, die zijn kapitaal vergaarde in de catering voor bejaardentehuizen, geeft nu les aan de vermaarde Naamse hotelschool. Praten over voetbal is niet aan zijn leerlingen besteed. Het gaat er assez élitiste aan toe. Het typeert het hele probleem van het voetbal in de hoofdstad van Wallonië: vrouwenbasket, rugby en hockey zijn er populairder, want exclusiever. “Je moet de mensen hier voortdurend duidelijk maken dat voetbal geen sport is van 22 zotten die achter een bal lopen,” zucht Baudart, “geen sport van les petits gens, maar een spektakel op een comfortabele plaats, waarbij je gegrepen wordt door de adrenaline en de ambiance.”

Zijn ploegvoorstelling hield UR Namur daarom in La Bourse, een pand in de stad dat een culturele en verenigende reputatie geniet. Sportjournalist Rodrigo Beenkens, een Namurois van de RTBF, en David Steegen van Exqi verzorgden de presentatie. “We willen het door de locatie en de presentatoren culturaliseren, een ander publiek aantrekken en met de club de stad ingaan. Want op basis van 110.000 inwoners verdienen wij een plaats in de eerste klasse. Dan zouden wij qua omvang zelfs bij de grootste steden zitten”, schat Baudart. “Met zoveel inwoners moeten er toch gemiddeld evenveel voetballiefhebbers zitten als elders? Dat merk ik tenminste als ik zie wie mij op straat allemaal over de club aanspreekt, terwijl ik die mensen nooit in het stadion zie.”

Alleen kende de club te weinig regelmaat en te veel schandalen. Er is de voorbije tien jaar drie keer veranderd van stadion. Baudart heeft inmiddels besloten zijn financiële inbreng af te bouwen. Hij legde contacten met een consortium van Italiaanse clubs.

Ambiance aan de fontein

De Maas voert verder oostwaarts een heel andere sfeer aan: roestbruine industrie, grauwe cités en rookpluimen die het uitzicht op de beboste heuvels camoufleren. Hier ligt Luik, La Cité Ardente, met voormalig eersteklasser FC inmiddels helemaal in de schaduw van Standard. Alleen: Club Luik speelt niet in Luik, maar een halfuur rijden verderop, in Verviers. FC Luik heeft sinds Rocourt is platgegooid geen eigen stadion meer, speelde eerder in Ans, Tilleur, Seraing en zocht nu toenadering tot Tongeren en Sint-Truiden. Maar waar ze ook spelen, één ding is zeker: “Als Standard verliest, is het ambiance in de kantine”, zegt Geert Thijs, 38 en aan zijn derde en laatste seizoen bij Club Luik bezig. “In ons embleem staat een fontein die in het centrum van Luik staat. Dus daar zijn we vorig seizoen onze promotie gaan vieren net in de periode toen Standard kampioen was. Ik moet zeggen: die twee supporters van Standard die daar toen toevallig stonden, waren rap weg ( lacht).”

Thijs, onder meer ex-KV Mechelen en Westerlo, raakte na de eindronde die hij met Bocholt tegen Luik speelde onder de indruk van de ambiance. “Ik dacht: wauw! Ik heb mijn contract met Bocholt in overleg verbroken. Mijn vrouw heeft via het internet contact gezocht met Luik, want ík spreek geen letter Frans. Na een kwartier was alles in orde en ik heb het mij nog geen seconde beklaagd. Ik ben een vechter, dus ik kan hier bij het publiek niks verkeerd doen.”

Hij keek wel even op in het begin. “In Vlaanderen zijn de accommodaties in provinciale tien keer schoner dan in Wallonië in de tweede klasse, maar dat familiegevoel, die uitbundigheid, die warmte die je hier voelt, die vergeet je niet. En dan zie je op den duur niet meer dat het vies en vuil ligt. De sfeer is niet te beschrijven. Het beste wat ik in mijn carrière heb meegemaakt.”

Méér dan koppig

De Vurige Stede is de aantrekkingspool voor het oosten van Wallonië, maar nóg verder oostwaarts, niet ver van Verviers, ligt Eupen. Guillaume Gillet van Anderlecht en Rachid Farssi van Westerlo begonnen er hun carrière en wie er op de hoofdtribune plaatsneemt, kijkt uit over de ongerepte Ardennen en het plateau van Herve. Ongetwijfeld het mooiste uitzicht in een Belgisch voetbalstadion. “Er zijn veel clubleiders die met hun ploeg naar hier komen en dan een paar dagen met vakantie blijven. Het is een beetje voetbal en toerisme”, geeft Manfred Theissen, manager van AS Eupen toe.

Gelukkig.

“Want het wordt voor ons, zoals overal in de tweede klasse, economisch steeds moeilijker.” Binnen het uur zit je in een Bundesligastadion: Köln, Schalke, Mönchengladbach, Leverku-sen, … Op twintig minuten kun je de Nederlandse competitie zien in Kerkrade of Maastricht. “Vaak betaal je niet méér entree, maar vind je er wel meer ambiance”, zegt Theissen. Ze spiegelen zich in Eupen aan Westerlo, dat ook weinig inwoners telt. “Maar veel toekomstige Westerlo’s zullen er door de economische situatie en het ontbreken van tv-geld niet meer opstaan. Het is hier al elke dag een gevecht om te blijven waar we zijn.”

Wie afdaalt naar het zuiden van België voelt het pessimisme er niet op verminderen. De onderkant van ons land laat zich alleen bereiken via slingerweggetjes en asfalt vol putten. Bordjes waarschuwen voor overspringend wild. Een vos ligt, tong uit de muil, doodgereden in een berm. Helemaal in het uiterste zuiden bevindt zich Virton, tweedeklasser, en acht kilometer verder, de deelgemeente Bleid, een vierdeklasser.

Renato Costantini, voorzitter van FC Bleid, had in het bestuur van Virton moeten zitten, maar zijn relatie met die club is er een die hij omschrijft als je t’aime moi non plus. “De voorzitter was een vriend en wou mij erbij, maar ik ging natuurlijk niet alleen zomaar geld geven aan zijn club. Dus nu staan we weer als vijanden tegenover elkaar.”

Michel Renquin, die in Zwitserland de nationale beloften trainde, werd bij Bleid aangeworven om de jeugd kansen te geven en die jongeren krijgen via de connecties van de voorzitter – Costantini gaat geregeld naar AC Milan kijken – ook stages van Milanese jeugdtrainers én een officiële rood-zwarte uitrusting.

Het torentje van het kleine kasteeltje dat Renato Costantini er sinds 1995 betrekt, kijkt aan de voorkant uit over Frankrijk, terwijl het tuinhek aan de achterkant directe toegang geeft tot het voetbalveld van Bleid. “Het grootste probleem van het Waalse voetbal is l’esprit clocher“, zegt de gefortuneerde industrieel uit de wegenbouw. “Eendracht maakt macht, maar niet in Wallonië, hé. Ik ben Luxemburger, mijn vader Italiaan, mijn moeder Franse, ik heb een huis in Spanje en mijn vrouw is Belgische, ik heb bovendien in Brussel gestudeerd en veel in Vlaanderen gezeten voor de vriendinnetjes ( grijnst), dus ik mag het als buitenlander én Europeaan wel zeggen, denk ik: Walen zijn méér dan koppig. C’est l’idiotie, zeg ik. Het economische potentieel is hier zo klein, dat ze zelfs bij Virton in financiële moeilijkheden zitten. Het kan toch niet dat je hier in Bleid op het failliet van Virton moet zitten wachten? Om in de provincie Luxemburg in de eerste klasse te raken, moeten minstens drie, vier clubs fusioneren. In Arlon is er Lorrain en Jeunesse Arlonaise, met elk een stadion waar alleen een straat tussen ligt. Ze raken het niet eens. Idioot.”

Ondertussen blijft hij geld in Bleid pompen. En waar geld te kort is, loert, zoals overal, de frustratie. “(z ucht) Was ik voorzitter in Vlaanderen, ik zat met mijn club al lang in de tweede klasse.” S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content