De arbitrage ligt onder vuur. Het is, zegt éminence grise Frans Van den Wijngaert, op een voetbalveld niet anders dan op een school. ‘Een leerling met een slecht rapport komt nu ook bijna automatisch om uitleg vragen.’

Lang was hij bekend als directeur van een concentratieschool in Borgerhout met vooral leerlingen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Onlangs toog Frans Van den Wijngaert, naar aanleiding van de rellen in Borgerhout, met een paar jongeren uit zijn oude school naar één van de cafés waar ruiten waren ingegooid. “De achterliggende gedachte was : wie iets kapot maakt, moet het zelf herstellen. Die jongens wilden dat doen, maar we mochten niet binnen. Jammer, een gemiste kans.”

Trots leidt Frans Van den Wijngaert (51) ons nu langs de klaslokalen van de Topsportafdeling van het Stedelijk Handelsinstituut in Merksem. Vijf jaar geleden ging hij er aan de slag als technisch coördinator van de toen pas opgerichte topsportschool, één van de negen in Vlaanderen en één van de vijf met voetbal op het programma, naast basketbal, judo, ski, acrogym en zwemmen. Honderd en zestien leerlingen begeleidt hij, waarvan er 47 intern zijn op de school. Allemaal kent hij ze bij naam, net zoals hij vroeger de voetballers in eerste klasse stuk voor stuk kende.

Van den Wijngaert, in de jaren tachtig en negentig als topscheidsrechter al een bevlogen man, is nog altijd een man met een roeping. Na zijn scheidsrechtersloopbaan trad hij toe tot het Centraal Scheidsrechterscomité (CSC) van de KBVB, maar daaruit stapte hij even snel weer op. Want zo is hij ook : als hij op de vingers wordt getikt omdat hij in interviews zijn mening geeft over gebeurtenissen in het voetbal, dan hoeft het voor hem niet meer.

Nooit spijt gehad nadat je weer eens je mening had gegeven ?

Frans Van den Wijngaert : Als er om mijn mening wordt gevraagd, geef ik ze altijd. En dan neem ik ook altijd de verantwoordelijkheid op voor mijn woorden. Nooit heb ik er de scheidsrechterij mee geschaad, integendeel : scheidsrechters zouden beter wat vaker het woord nemen in het openbaar. Als scheidsrechters nog meer aanwezig zouden zijn in de media, op de televisie, zou dat het beroep helpen aantrekkelijker te maken.

Hoeveel toekomstige topscheidsrechters stoom je klaar op je topsportschool ?

Spijtig genoeg : geen. Nochtans is het een droom van mij om jongeren op te leiden die leiding geven op het veld. Het probleem is dat velen pas voor de scheidsrechterij kiezen als ze al twintig jaar zijn. Tegenwoordig kan je vanaf je vijftiende het zelf spelen en het scheidsrechter zijn combineren. Na een paar jaar kan je dan uitmaken wat je het best ligt. De kans dat je het eerste elftal haalt, al is het maar in vierde provinciale, is veel groter dan dat je als scheidsrechter zelfs maar de top in de provincie bereikt. Waarom zou er op zaterdag geen opleiding voor jonge refs georganiseerd worden ? Men mikt op de zeventienjarigen. Cliff Mardulier van Lierse, bijvoorbeeld, is – of was – scheidsrechter bij de jeugd, maar hij zet nu alles op het voetballen.

Is de opleiding beter geregeld dan vroeger ?

Er is veel ten goede veranderd. Het werken met vaste lijnrechters heeft daarin een grote rol gespeeld. Vroeger maakte je als jonge scheidsrechter je debuut in Europa door aan de zijde van een grote naam te fluiten. Zelf mocht ik met Alex Ponnet mee. Als je dan een goede prestatie neerzette, was je vertrokken. Op die manier was ik ook al veertig keer in het buitenland geweest voor ik internationaal scheidsrechter werd. Wie vandaag internationaal wordt, is hooguit twee of drie keer buiten België geweest. Maar dat neemt niet weg dat ik de professionalisering van de lijnrechters een goede zaak vind.

Na mij en Guy Goethals is er een paar jaar een zwart gat geweest. Je kan wel zeggen dat de Belgen in die jaren meer dan tachtig Europese wedstrijden hebben gefloten, maar dat was tegen Janneke en Mieke. Wat aanspreekt, is Paul Allaerts in Rome, of Frank De Bleeckere in Barcelona. Een Belg in de Champions League, dát zet anderen pas aan om zelf ook voor de scheidsrechterij te kiezen.

Ondanks het feit dat nog dezelfde week thuis je ruiten worden ingegooid.

Wie de beelden van Club-Anderlecht in alle sereniteit opnieuw heeft bekeken, moet vaststellen dat veel van de beslissingen van Frank correct waren. Alleen heeft hij de lat waarschijnlijk te laag gelegd. De scheidsrechter en niemand anders bepaalt hoe hard er wordt gespeeld. Op een school is het de discipline die de leerlingen tussen twee lijnen laat lopen, op het voetbalveld idem. Als een scheidsrechter die lijnen kort bij mekaar legt, geef hij zichzelf niet veel manoeuvreerruimte meer. Neemt Frank De Boeck bij zijn eerste fout vijftig meter verder apart om hem onder vier ogen eens duchtig de levieten te lezen, dan was dat niet leuk geweest voor De Boeck, maar was die kaart wel op zak gebleven. En dan had hij nadien geen rood moeten trekken.

De sfeer was vooraf al opgenaaid. Wekenlang was de wedstrijd die van de laatste kans genoemd. Dan snap ik niet dat men dat achteraf vergoelijkt door te zeggen dat de ref de pedalen verloren had : ik zag tweeëntwintig spelers die de pedalen verloren ! Het makkelijkste is dan om de schuld voor alles wat verkeerd liep, op de scheidsrechter af te wentelen, want hij staat helemaal alleen. Ook trainers nemen daar vaak gemakshalve hun toevlucht toe, omdat het makkelijker is dan dat ze de schuld op hun spelers moeten steken. Want die spelers staan de volgende ochtend wéér voor hun neus, en die scheidsrechter niet. Een scheidsrechter heeft ook maar één kans, hé. Als jij je artikel niet herleest, is de kans ook groter dat er meer fouten in blijven staan.

Elke scheidsrechter maakt fouten in elke wedstrijd. Wat je nooit mag doen, is compenseren voor een fout die meteen daarna tot je doordringt. Of je beslissing herroepen. Eén keer hebben ze mij in een busje moeten ontzetten, na een bekermatch tussen Charleroi en Club Brugge. Er wordt gevlagd voor buitenspel, ik zie het niet, fluit niet en keur het doelpunt goed dat uit de fase volgt. Pas daarna dringt het tot me door wat er gebeurt. Ik ben niet op mijn beslissing teruggekeerd.

Ben je ooit de pedalen verloren tijdens een wedstrijd ?

Eén keer is het gebeurd dat ik mijn emotie niet kon bedwingen, maar het is toen wel goed afgelopen. Het was in de Europabekerfinale tussen Juventus en Parma, zes jaar geleden in Milaan, een brutale wedstrijd die in België nooit zou zijn uitgespeeld. Na een paar vliegende tackles zie ik de Colombiaan Asprilla van Parma met de voet vooruit zó’n gemene overtreding maken dat ik verontwaardigd naar hem toe ren. Ik schreeuw hem voor verrot, duw hem, hij valt, ik schrik, reik hem de hand om hem weer recht te helpen en wanneer hij weer staat, duw ik hem een gele kaart onder de neus. Alles was opgelost. Pas later drong het tot mij door, dat het toen uit de hand had kunnen lopen.

Had jij er in Club-Anderlecht graag tussen gelopen ?

Absoluut ! (Volgen een resem anekdotes uit het verleden) Alles wat er in zo’n vol stadion wordt geroepen, hoor je niet omdat je zo geconcentreerd bent. Staan er maar tien toeschouwerts naast het veld en maakt er één een stomme opmerking, dan hoor je die wél. Voor beginnende scheidsrechters zijn de eerste wedstrijden een ramp. Ze kennen de cursus, maar hebben nog geen reflex om te fluiten. Er gaat zoveel door je hoofd dan, dat het een paar wedstrijden duurt eer je boven water komt. Fluiten is belangrijk : aan de toon waarop je fluit, moet ik kunnen horen of je boos bent dan wel routineus bezig bent. Spelers letten daarop, die testen een scheidsrechter uit.

Is er minder respect voor de man in het zwart dan vroeger ?

Ja, maar niet alleen tegenover scheidsrechters. Het ontzag in het algemeen verdwijnt. Waar zou het nog aangeleerd worden ? Een leerling met een slecht rapport gaat nu bijna automatisch om uitleg vragen. Elke beslissing wordt aangevochten. Ook op het voetbalveld, waar veel frustraties loskomen die het gevolg zijn van de druk die onze welvaartmaatschappij met zich meebrengt.

Ook het financiële aspect is een rol gaan spelen, want het gaat op zo’n veld om veel geld. Dat merken wij ook op de school. Jonge basketters, zwemmers en judoka’s weten dat ze later nooit veel centen gaan verdienen met hun sport. Zij volgen bijna allemaal algemeen secundair onderwijs. Bij de voetballers is dat zés procent, 94 procent zit in het technisch secundair. De helft van die laatste groep is bovendien niet gemotiveerd : zij zitten met de sommen in hun hoofd die ze in de krant lezen. Ik heb leerlingen die in twee weken tijd in drie wedstrijden 4500 euro verdienen ! Wat zouden zij zich nog inspannen voor een schooltaak ? Iedereen wil voetballen in de veronderstelling dat het dé weg is om multimiljonair te worden. Maar ik wil hier op school geen dikkenekken kweken, ik wil getalenteerde jongeren de kans bieden om sport en studie te combineren. Sjotten kunnen ze al, dat leren we ze hier dus niet. Wat wij doen is aan hun individuele fouten werken, want in hun club hebben ze daar geen tijd voor.

Waarom zie je geen allochtone voetballers doorbreken ?

Het stoort me dat je amper Marokkanen ziet in onze eerste klasse. Wij hadden in Borgerhout een zaalvoetbalploeg. Technisch waren die jongens perfect, wij wonnen alles, ook al recruteerden we in een school van slechts 120 leerlingen. Toen we provinciaal kampioen waren geworden, wilden we het ook eens in het veld proberen. Maar voor de eerste match daagden er al maar zeven spelers op. Toen ik hen vroeg waarom de anderen niet kwamen, antwoordden ze dat het veld te groot was. Die goede voetballers hebben dus de moed niet om zich moe te maken. Spijtig genoeg. Show verkopen, ja, dat wel. Zij willen laten zien wat ze kunnen, maar als ze vier man dribbelen en vervolgens op een vijfde botsen die hen de bal afpakt, is het ruzie.

Sommigen wijten het aan onvoldoende draagvlak. Hun vader heeft niet gevoetbald, ze dromen er niet van bij Antwerp of AA Gent te spelen, want met die clubs hebben ze geen band. Zij dromen van Galatasaray.

Dat is wel waar. Ik heb Galatasaray-Barcelona gefloten toen ik nog directeur was in Borgerhout. Het heeft me toen enorm verrast welke aanhang zo’n club heeft hier in Vlaanderen. Ik kreeg zelfs een journalist uit Turkije over de vloer, die zich er wilde van vergewissen of ik geen racist was. Twee dagen later kwamen de leerlingen met die krant aandraven, waarin mijn verhaal de voorpagina had gehaald. Met als gevolg dat ik ginder een uur voor de aftrap een staande ovatie kreeg. Iedereen scandeerde : ‘Belgica !’. En ik maar zwaaien als een Sinterklaas…

Nooit problemen gehad in Borgerhout ?

Wij waren maar een kleine school, ik kende iedereen bij naam. Het hele lerarenkorps trok aan één zeel. Wij speelden ook kort op de bal : leerlingen die problemen hadden, bracht ik zelf naar huis. Dat gebeurde toch een keer of drie per week, en dan maakte ik een praatje met de ouders. Ik ben vrij streng, maar vaderlijk streng. Een leerlinge moet naar een gespecialiseerde arts ? Dan zeg ik niet welke tram dat meisje van veertien moet nemen, maar breng ik ze er zelf naar toe. Als je veel geeft, krijg je ook veel terug. Ik praat met iedereen, maar de regels zijn duidelijk. Zonder discipline geraak je nergens. En als het eens fout loopt, is er maar één boodschap : herbeginnen, niet ontmoedigd opgeven.

Loopt het verkeerd in Antwerpen ?

Alles wordt meteen uitvergroot, hé. Maar we moeten zeer op onze hoede zijn. Ieder moment en iedere aanleiding om de boel op stelten te zetten, zal ook benut worden door een groep jongeren die aan het ontsporen is. Ik heb ze zien opgroeien, de moeilijke gevallen, maar er waren ook schitterende kerels bij. In al die jaren ben ik nooit aangevallen, ik heb nooit neus tegen neus gestaan.

Hoeveel leerlingen uit uw tijd in Borgerhout zijn er scheidsrechter geworden ?

Twee. Eén migrant, die intussen niet meer leeft, en onlangs nog een Belg. Dat is weinig, maar het is dan ook geen simpele job. Je moet al een psycholoog zijn om een wedstrijd tot een goed einde te brengen. Daarenboven moet je stressbestendig zijn en een conditie hebben om u tegen te zeggen. Als je daarenboven nog het reglement kent en het kan toepassen volgens regel achttien, die van het gezond verstand, dan heb je een kans om scheidsrechter te worden in de hogere afdelingen.

Heeft België een beloftevolle lichting scheidsrechters ?

Onlangs zag ik Serge Gumienny aan het werk. Hij is een lichtpunt in de scheidsrechterij. Ik had hem al eens eerder gezien en hem toen voorspeld dat hij een topper kon worden als hij met beide voetjes op de grond bleef. In de topzeven heeft de provincie Antwerpen drie internationals. Vroeger waren er maar één of twee Vlamingen bij de eerste zeven : nu is het omgekeerd, maar dat is voor negentig procent toeval.

De arbitrage heeft een zware tol betaald na de invoering van de leeftijdsgrens, nu zeven jaar geleden. Als je de lijn trekt op 45 jaar, vallen er ineens heel veel weg. Wie nu als dertigjarige begint te fluiten, mag al een kruis maken over de ambitie om ooit in de hogere afdelingen te fluiten. Tenzij je ermee begint op achttienjarige leeftijd, is de kans klein om hoog te eindigen.

Profspelers zijn na hun carrière te oud om het nog te maken als scheidsrechter.

Dick Jol in Nederland was een mooi voorbeeld van iemand die het kon, maar hij is een uitzondering. Ik zie weinig profvoetballers in wie er een geboren scheidsrechter schuilgaat. Weinig profs hebben ook de moed om scheidsrechter te worden, misschien uit angst om te falen, want als scheidsrechter sta je negentig minuten alleen. Er is ook nooit campagne gevoerd naar voetballers die op een bepaald moment hun beperkingen als speler aanvoelen en een andere richting uit willen.

Wanneer moet je kiezen ?

Een minder goede voetballer die toch in de sport wil blijven, zou ik zeggen : stop op je twintigste en ga voor de arbitrage, zonder te hoog te mikken. Ik was twintig toen ik in de hogere afdelingen floot en zevenentwintig toen ik in eerste klasse belandde. Dat was uitzonderlijk in die tijd. Ideaal is als je tussen zevenentwintig en tweeëndertig jaar in eerste terechtkomt. Tegenwoordig krijgen de scheidsrechters in eerste en tweede klasse, net als de beginnende refs, ook een peter die hen als een soort van klankbord bijstaat.

Is dat niets voor jou ?

Ik was peter, maar na één jaar ben ik, zoals al gezegd, uit het CSC gestapt omdat zij er moeite mee hadden dat ik mijn mening gaf. Ik vind dat scheidsrechters dat vaker moeten doen.

Van jou mag Frank De Bleeckere dus in De Laatste Show gaan zitten twee dagen na Club-Anderlecht ?

Absoluut ! Hij verweerde zich daar ook waardig. Ik heb er geen probleem mee dat het CSC een woordvoerder aanstelt voor de algemene zaken, maar als het om mij persoonlijk gaat, dan antwoord ik liever zelf, hoe heikel de kwestie ook is.

Horen we ooit nog iets van Frans Van den Wijngaert op beleidsmatig niveau ?

Het begint weer te kriebelen. De eerste jaren heb ik al mijn energie in het opstarten van deze school gestopt, tot het schilderen van de muren toe. Als ik iets aanvat, moet het goed zijn, hé. Misschien is nu de tijd gekomen dat ik opnieuw iets met scheidsrechters ga doen.

door Geert Foutré

‘Een Belg in de Champions League, dát zet anderen pas aan om zelf ook voor de scheidsrechterij te kiezen.’

‘Op het voetbalveld komen veel frustraties los die het gevolg zijn van de druk die onze welvaartmaatschappij met zich meebrengt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content