Bij het wereldkampioenschap voetbal van komende zomer wil Brazilië zich als een modern voetbalparadijs presenteren, maar de stadions blijven leeg en de clubs gaan gebukt onder wanbeleid en corruptie. Nu komen ook de profspelers in opstand tegen die situatie.

Van dit stoppelige voetbalveldje in de schaduw van een brug in staal en beton heeft Rodrigo Sant’Anna, twintig jaar jong, gedroomd. Weliswaar brokkelt het beton in het stadion van São Cristóvão in ijltempo af, voor Rodrigo, sinds dit seizoen aanvaller bij de club uit Rio de Janeiro, verzinnebeeldt dit stadion ‘de Braziliaanse droom’.

“Hier werd ‘het fenomeen’ geboren”, zo prijkt in grote zwarte letters op de stadionmuur. Het fenomeen, dat is Ronaldo. Hij speelde in de jeugdelftallen van São Cristóvão, hier begon zijn wereldcarrière.

Rodrigo wil de nieuwe Ronaldo worden. Hij is een van de grootste talenten van de traditieclub, die in 1926 al kampioen van Rio de Janeiro werd. Iedere dag neemt Rodrigo de trein naar de training. Hij woont met zijn ouders en drie broers en zussen in een piepklein appartement in het stadscentrum. Zijn treinabonnement moet hij zelf betalen, de club – zo hebben ze hem verteld – heeft geen geld om daarin tussen te komen.

De oefenterreinen van São Cristóvão liggen vlak naast het stadion: enkele hobbelige veldjes en kleedkamers die in bouwvallige barakken zijn ondergebracht.

Rodrigo stoort zich er niet aan. Hij kent niks anders, zegt hij. Voor hij bij São Cristóvão terechtkwam, speelde hij voor een derdeklasser uit de voorstad. Daar was het nog erger, hij moest er zijn drinken zelf betalen en uit de douches kwam geen water. En zonder propinas, steekpenningen, kwam je nergens. “De vaders stopten de trainer geld toe opdat hij hun zonen zou opstellen”, vertelt Rodrigo. Zijn eigen vader had niets gegeven en dus zat hij vaak op de bank.

Bij São Cristóvão gaat het alleen om de prestaties, zegt Rodrigo. Daar is hij van overtuigd.

Dromen van de Bundesliga

Brazilië is beroemd om zijn voetballers. Europese profclubs kopen al decennialang de beste talenten die er op de markt zijn. Waarom zouden ze ook in Brazilië blijven? In hun thuisland bevinden de meeste verenigingen zich in een ellendige toestand. De clubs lijden onder wanbeheer en corruptie en de spelers worden geadviseerd door louche makelaars, die hen gouden bergen beloven.

De makelaar van Rodrigo is zijn neef. Hoe goed die zijn contacten in de voetbalwereld zijn, is moeilijk te zeggen, maar Rodrigo zweert bij hem.

São Cristóvão is een van de grootste opleidingsclubs, een overslagplaats voor jonge talenten. Op het trainingsveld, net naast de kleedkamers, staat een gebouw met twee grote slaapzalen. Veel jeugdspelers verblijven hier, ze komen uit het hele land naar São Cristóvão om hier hun carrière te starten.

Spelersmakelaars dolen er door de gangen, bezoekers worden aangeklampt door moeders die hun zonen aanprijzen als de nieuwe Ronaldo.

Ook Rodrigo werd hier aangeboden. Hij is snel, beweeglijk en bijna niet van de bal te zetten. Hij zou graag slagen in de Bundesliga. Daar hoort hij ongelooflijke dingen over: de stadions zitten er vol, salarissen worden tijdig betaald en er komt water uit de douches.

1,3 miljard in het rood

Brazilië is volgend jaar gastland van het wereldkampioenschap voetbal. Naar aanleiding van de groepsloting in Costa do Sauípe enkele weken geleden deed het land van Pelé en Ronaldo al een poging om zich als een modern voetbalparadijs te presenteren. Maar twee dagen later sloeg de dagelijkse realiteit weer toe en bleven bij het competitieslot van de Série A, de hoogste profcompetitie, de meeste stadions weer zogoed als leeg. Gemiddeld komen amper 14.500 toeschouwers naar de wedstrijden uit de hoogste klasse. In de wereldranglijst van de toeschouwersaantallen staat Braziliës eredivisie daarmee op de zestiende plaats, achter de 2. Bundesliga en achter de Australische A-League.

“Het heeft me echt verrast hoe weinig mensen hier naar het stadion komen”, zegt de Nederlander Clarence Seedorf, die sinds de zomer van 2012 bij eersteklasser Botafogo uit Rio speelt. Vaak klinkt na een goal het geroep van de radioverslaggevers luider dan dat van de fans. “Er bestaat hier geen voetbalcultuur zoals in Europa”, zegt Seedorf.

Veel supporters kunnen de toegangstickets (tot 140 euro) niet betalen, anderen blijven weg uit angst voor geweld en overvallen. Ook de absurde aanvangsuren schrikken af. Omdat de telenovelas op tv betere kijkcijfers opleveren dan profvoetbal, worden de partijen vaak pas om tien uur ’s avonds op gang gefloten, na de dagelijkse portie tv-soaps.

“Brazilië is niet meer het land van het voetbal zoals altijd wordt beweerd”, zegt sportcolumnist Juca Kfouri van het dagblad Folha uit São Paulo. In de aanloop naar het wereldkampioenschap wordt er veel ondernomen om het imago op te poetsen. Grote vedetten zoals Ronaldinho worden uit Europa teruggehaald en stadions worden gemoderniseerd. Maar dat is alleen maar opsmuk.

In juni ruilde Neymar, de aanvoerder van de Seleção, zijn heimat, die hij zo lang trouw was gebleven, voor Spanje. Hij verhuisde van FC Santos naar FC Barcelona. Van de twintig clubs uit de Série A zitten er acht zeer diep in de schulden, ze staan samen voor 1,3 miljard euro in het rood. Flamengo, de bekendste vereniging uit Rio, heeft op zijn eentje al 240 miljoen schulden. Sinds jaren betalen die noodlijdende clubs geen sociale bijdragen of verzekeringspremies meer en de salarissen van de spelers worden maar sporadisch uitbetaald.

De CFB, de Braziliaanse voetbalbond, onderneemt niets tegen deze wanpraktijken, de bobo’s bekommeren zich in de eerste plaats om de promotie van de nationale ploeg, de Seleção, het enige team dat in Brazilië geregeld veel volk op de been brengt.

Bom Senso FC

“Ons voetbal is sinds decennia niet geevolueerd”, zegt Paulo André, een dertigjarige verdediger van Corinthians uit São Paulo, een van de clubs die dankzij een modern management nog wel functioneren. André knokte zich als jong talent voor een hongerloon door de lagere afdelingen als door een jungle. Uiteindelijk kreeg hij een transfer naar Frankrijk, hij maakte carrière bij Le Mans. Vier jaar geleden trok hij terug naar zijn heimat. André heeft over zijn belevenissen in het profvoetbal een boek geschreven en drie maanden geleden riep hij samen met andere collega’s een protestbeweging in het leven. De naam daarvan luidt Bom Senso FC, wat zoveel betekent als ‘voetbalclub van het gezond verstand’. Ze eisen een grondige hervorming van het Braziliaanse voetbal.

Bijna alle profs in de Série A lijden aan overbelasting. Naast het regionale en het nationale kampioenschap worden ook nog de bekercompetitie Copa do Brazil en de Copa Libertadores, de Zuid-Amerikaanse Champions League, afgewerkt. Veel spelers komen aan negentig wedstrijden per seizoen, dat zijn er dertig meer dan een voetballer bij Bayern München te verwerken krijgt.

“Vaak moeten we drie keer per week aan de bak, we raken opgebrand en blessures krijgen niet de tijd om te genezen”, gromt Paulo André. Begin november werden vertegenwoordigers van de voetbalrebellen Bom Senso FC door José Maria Marin, de voorzitter van de voetbalbond CBF, naar Rio uitgenodigd om in de bondsgebouwen een gesprek aan te gaan, maar veel is daar niet uit voortgekomen. Daarom trekken ze nu met hun protest naar de stadions: voor belangrijke wedstrijden omhelzen ze de spelers van beide ploegen en ontrollen ze protestspandoeken. Ook een spelersstaking is volgens André niet uitgesloten: “Als de CBF niks doet, dan zullen er hardere maatregelen volgen.”

Straatprotesten

Bom Senso FC vormt een bedreiging voor het gezag van de maffia van bestuurders die het Braziliaanse voetbal al decennia in hun greep hebben. Bondsvoorzitter Marin was een fervente verdediger van de militaire dictatuur die van 1964 tot 1985 over het grootste land van Zuid-Amerika heerste. Als volksvertegenwoordiger in het parlement van deelstaat São Paulo hield hij eens een beruchte lofrede op een van de beulen van de generaals. Marin werd in zijn functie van bondsvoorzitter geïnstalleerd door zijn voorganger en beschermheer Ricardo Teixeira, die miljoenen aan smeergeld ontving en ondertussen de wijk heeft genomen naar Florida.

Toen Brazilië zes jaar geleden de organisatie van het wereldkampioenschap kreeg toegewezen, beloofde Teixeira dat de bouw van de stadions met private middelen bekostigd zou worden, maar ondertussen is het duidelijk geworden dat de belastingbetalers voor het grootste deel van de kosten zullen opdraaien. Tijdens de Confederations Cup in juni 2013 kwamen miljoenen burgers de straat op om te protesteren tegen die geldverkwisting en hun woede richtte zich ook op de corruptie in het Braziliaanse voetbal.

Corinthiansverdediger Paulo André gelooft dat de mensen ook tijdens het wereldkampioenschap zullen protesteren. De toestand in het voetbal is voor veel jonge hoogopgeleide Brazilianen symbolisch voor het wanbestuur in het land. Dat massabetogingen het toernooi zouden kunnen overschaduwen vindt André helemaal niet erg, integendeel. “Het protest is belangrijker dan het WK”, zegt hij.

Ondertussen hebben zich duizend profvoetballers bij Bom Senso FC aangesloten. Een van de eisen van de activisten is een hervorming van de jeugdopleidingen. Clubs als São Cristóvão zijn de levensaders van het Braziliaanse voetbal. Daar worden de spelers opgeleid die later in de Série A en de nationale ploeg zullen spelen. Toch komt er van de tv-gelden en de reclame-inkomsten die de voetbalbond incasseert nauwelijks wat bij de clubs terecht.

Bye Bye Brazil

Op het domein van São Cristóvão staat een clubmuseum waar opeengepakte trofeeën en vergeelde foto’s getuigen van het roemrijke verleden van de vereniging. Op een van de foto’s is het stadion te zien, met bomvolle tribunes, tegenwoordig komt er zelden meer dan honderd man naar de Arena Figuera de Melo. Om geld in het laatje te krijgen verhuurt de vereniging de clubinfrastructuur voor barbecues en sambafeesten. De komende weken gaat São Cristóvão met enkele van zijn jeugdige talenten weer op een soort uitverkoopreis. Ze noemen dat de ‘Bye Bye Brazil Tour’: tijdens vriendschappelijke wedstrijden over het hele land moeten de jonge voetballers hun kunnen tonen. Elk jaar worden er van die jonge talenten op staande voet onder contract gelegd, hetzij door clubs uit hogere afdelingen, hetzij door makelaars met contacten in Europa.

Rodrigo mag niet mee op die uitverkoopreis. Hij moet nog rijpen. De clubvoorzitter van São Cristóvão, Carlos Alberto Ferreira, heeft hem een contract met een vast salaris beloofd. Vanwaar dat geld moet komen, daar heeft Rodrigo geen idee van. Misschien slaat de geplande reclamecampagne van São Cristóvão wel aan. De club wil immers haar stadion omdopen tot Ronaldo Arena. Voor de opening moet het grote idool, die tenslotte als WK-ambassadeur optrad, natuurlijk in levenden lijve op het appel verschijnen – dan zouden de tribunes alleszins vollopen. “Ronaldo”, zo zegt Ferreira, “is ons dat wel verschuldigd.”

DOOR JENS GLÜSING – BEELDEN: VINCENT ROSENBLATT / OLHARES AGENCY

“Het protest tegen de corruptie is belangrijker dan het wereldkampioenschap.” Paulo André

Veel supporters kunnen de toegangstickets niet betalen, anderen blijven uit de stadions weg uit angst voor geweld en overvallen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content