Met zeventien punten uit acht wedstrijden staat Villarreal voorlopig vierde in de Primera División, na Barcelona, Atlético en Real Madrid. Een verrassing van formaat, aangezien de Gele Onderzeeër vorig seizoen in het woelige water van tweede klasse doorbracht, nadat hij in 2011/12 een rampseizoen doorgemaakt had en als achttiende geëindigd was in la liga. Net zoals veel andere clubs in de Primera División had Villarreal zich in nesten gewerkt door te rekenen op inkomsten uit transfers – in 2007 verkocht het Diego Forlán nog voor 21 miljoen euro aan Atlético Madrid – en door de loonmassa veel te hoog te laten oplopen. In het laatste seizoen onder succescoach Manuel Pellegrini zag de club zich al genoodzaakt om haar budget stevig terug te schroeven, van tachtig naar vijftig miljoen euro. De twee seizoenen erop – in 2009/10 en 2010/11 – wist Juan Carlos Garrido de duikboot nog op koers te houden met een zevende en een vierde plaats in de Primera División, maar daarna liep het onherroepelijk mis.

Na de degradatie verkocht de club zijn sterspelers, onder wie Nilmar, Giuseppe Rossi, Borja Valero en keeper Diego López. Ook aan de spelerslonen werd paal en perk gesteld. Terwijl Nilmar en Rossi nog jaarlijks vier miljoen euro in hun zakken mochten steken, zijn er nu slechts twee spelers die meer dan één miljoen euro verdienen: Bruno en Giovani dos Santos. Clubvoorzitter Fernando Roig maakte in juni 2012, toen de degradatie net een feit was, bovendien bekend dat hij de schuldenberg van tien miljoen euro, waaronder de club gebukt ging, eigenhandig had weggewerkt. Hij verkocht daarvoor een deel van zijn aandelen in supermarktketen Mercadona, eigendom van zijn broer Juan. Villarreal kon zo met een propere lei in tweede klasse beginnen.

Daar liep het aanvankelijk niet zoals het moest. In januari 2013 greep het bestuur in: trainer Julio Velázquez werd vervangen door Marcelino García Toral, die eerder al Recreativo de Huelva en Real Zaragoza naar eerste had geloodst. Tijdens de wintermercato kwamen er ook vijf nieuwe spelers bij, onder wie Jérémy Perbet. Die werd in eerste instantie gehuurd van Bergen, maar op het einde van vorig seizoen lichtte Villarreal de aankoopoptie en betaalde het 1,4 miljoen euro voor de Fransman. Marcelino parkeerde de ploeg – met Perbet vaak in de basis – op de tweede plaats in de Segunda División, goed voor rechtstreekse promotie naar eerste.

Afgelopen zomer versterkte Villarreal zich in elke linie: keeper Sergio Asenjo werd gehuurd van Atlético Madrid; in de verdediging kwam de Sloveense international Bojan Jokic erbij; het middenveld kreeg een kwaliteitsinjectie met de komst van Tomas Piná en in mindere mate met de jonge Serviër Aleksandar Pantic; en in de aanval betekende de komst van de Mexicaan Giovani dos Santos, nu de absolute vedette van het team, dat Perbet dit seizoen steevast op de bank start. Toch blijft de ploeg een stevige lokale verankering hebben. Zo komen 11 van de 23 kernspelers uit de eigen jeugdopleiding, waarin de club nog jaarlijks 7 miljoen van het budget van 50 miljoen euro investeert.

Coach Marcelino zweert bij verticaal voetbal en ziet de bal dus graag zo snel mogelijk naar voren gaan. Dat staat haaks op de voetbalfilosofie die Villarreal onder Pellegrini en Garrido voorstond: combinatievoetbal over de grond. Of zoals veteraan Cani het verwoordt: “Vroeger voetbalden we als Barcelona, nu als Real Madrid.”

DOOR STEVE VAN HERPE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content