Als een sneltrein vatte Moeskroen de competitie aan, al moest het tegen Genk en Anderlecht even wat gas terugnemen. Zou Enzo Scifo dan toch een goeie trainer zijn?

Of de nederlaag tegen Genk niet duidelijk maakte dat Moeskroen de vorige weken boven zijn waarde geklasseerd stond? Het is Moeskroentrainer Enzo Scifo aan te zien dat de eerste vraag op de persconferentie na Moeskroen-Genk hem niet bevalt. Hij aarzelt even. “Ik zal dan toch maar deze vraag beantwoorden.” Het antwoord is: “Nee, we stonden niet boven onze stand. We hadden elk van die dertien punten dubbel en dik verdiend.” Maar Scifo is ontgoocheld. Een paar dagen eerder gaf hij nog aan dat hij ambitieus is. “Ik kan me niet voorstellen dat een trainer zegt dat hij de twaalfde plaats beoogt en daarmee tevreden is.” Hij geeft ruiterlijk toe dat Genk in alle opzichten beter was, maar twee dagen voor de wedstrijd noemde hij de thuismatch tegen Genk nog een kruispunt: “Ik weet uit ervaring dat je tijdens elk seizoen een paar wedstrijden speelt die alles kunnen veranderen.”

De sterke start leverde Enzo Scifo als trainer erkenning op. Terecht, vindt Benoît Thans, die als analist voor Belgacom TV de wedstrijd volgde. Hij is ervan overtuigd dat Scifo het in zich heeft om een goeie trainer te worden. “Maar niet in om het even welke club. Hij kan maar functioneren als hij aanvallend materiaal ter beschikking heeft, omdat hij zelf altijd heeft gevoetbald in ploegen die dominant waren. Hij is geen trainer voor een ploeg die alleen maar achter de bal speelt. Enzo is ook iemand die mensen samenbrengt. Hij is op zijn best met mensen om zich heen waar hij zich goed bij voelt. Het moet klikken met de voorzitter, met zijn assistenten en hij moet in zijn kern een paar spelers hebben met wie hij een goed contact heeft.”

Naast Scifo’s inbreng profiteerde Moeskroen ook van de automatismen die al dateren van vorig seizoen. Zijn huiswerk voor dit seizoen maakte het al tijdens de winterstop, toen flink werd ingekocht. Niet alle aankopen van toen ( Alin Stoica, om er maar één te noemen) slaagden, maar de sterkhouders van nu ( Baseggio, Walasiak) arriveerden toen al. Afgelopen zomer werden de hiaten in het team opgevuld, met een rechtsback ( Chemchedine El Araichi) en iemand die vanuit het middenveld mee naar voren kon schuiven ( Christophe Lepoint).

Werk verdelen

Op een doordeweekse woensdagochtend om tien uur spreekt Scifo, zoals voor elke training, kort zijn spelers toe. Dan verdeelt hij het werk. Scifo neemt zelf een groep voor zijn rekening, Geert Broeckaert is met een andere groep bezig, keeperstrainer Francky Vandendriessche bekommert zich om de doelmannen en fysiektrainer Bernard Decabooter neemt een speler apart. Moeskroen heeft een vast trainingsschema: dinsdag en woensdag wordt er stevig doorgetraind, op donderdag en vrijdag wordt er maar één keer licht getraind.

Ondanks de vroege successen blijft ook in en rond Moeskroen scepsis hangen over wat Scifo als trainer waard is. Een handvol supporters vraagt zich langs de zijlijn af wat zijn verdienste in het succesverhaal is. Broeckaert doet het belangrijke werk, vindt er één. Maar Scifo praat wel veel met zijn spelers, ziet een ander. Nog één voorspelt: “Voor een club als Moeskroen is hij een goede trainer, zoals Ceulemans bij Westerlo, maar een topclub traint hij nooit.”

Scifo beweegt zich tussen zijn spelers alsof hij al heel zijn leven trainer is, maakt af en toe een opmerking, geeft een compliment en observeert vooral heel veel. Het is Geert Broeckaert die de oefeningen uitlegt en het luidst roept.

Na de training staat Scifo een minuut of vijf met Gonzague Vandooren te praten. Bij het verlaten van het veld slaat hij zijn arm om de schouder van N’Goy Yakassongo en samen wandelen ze pratend verder.

Scifo zelf straalt ook enthousiasme uit. “Heb je ons oefenterrein gezien?”, vraagt hij. Dat ligt erbij als een biljart. Scifo knikt: “De spelers zijn er zo blij mee. Er is hard aan gewerkt. Ik heb er heel erg op aangedrongen, ik wil dat de spelers met plezier trainen.”

Kritiek op Brys

Op kerstdag 2007 werd Scifo vanuit Spanje gebeld door toenmalig voorzitter Phi-lippe Dufermont. Dat bevestigt Dufermonts rechterhand, Benoît Roul, die vandaag even op de club is. “Scifo was de eerste kandidaat toen we de club overnamen, maar Dufermont liet toen nog op zich inpraten door mensen uit het voetbal. Die gaven een negatief advies. Toen is gezocht naar een andere trainer en uit die zoektocht kwam Marc Brys als beste kandidaat naar voren. Toen we later ingrepen, moest Philippe niet meer nadenken over wie de nieuwe trainer zou worden. Hij belde meteen naar Scifo.”

Scifo reisde meteen af naar het trainingskamp in Valencia: “Ik gaf een training om te zien waar de spelers fysiek stonden. Na die training vroeg ik aan conditietrainer Bernard Decabooter: ‘Bernard, wat is dat hier? De meeste spelers zaten stikkapot.’ Bernard zei dat hij voordien niet had kunnen werken zoals hij wilde. Toen wist ik: hier is werk aan de winkel.”

Dat verscheen op 8 maart in een artikel in De Morgen. De gentleman-trainer schrok toen van de impact die dat verhaal had. Hij zit er nog mee verveeld. “Ik heb in dat verhaal niet gezegd dat ik geen respect heb voor Brys, of dat hij geen goeie trainer is. Ik heb een opmerking gemaakt over de fysieke toestand van de spelers die ik hier aantrof. Spelers die fysiek niet in orde zijn, daar kan je niets mee aanvangen. Ik heb dat op punt gekregen, met de hulp van anderen.” Hij pauzeert even. “Nu snap ik beter waarom sommigen kort na dat interview zo gebeten waren op mij.”

Zelf kon Scifo niet klagen over een gebrek aan steun van boven toen hij in februari onder vuur lag. “Als het niet klikt met de voorzitter, moet je durven zeggen: stop! Ik heb dat gedaan bij Charleroi. Bayat was mijn tweede vader, maar ik ben naar hem gegaan en heb gezegd: het gaat niet meer. Werken met iemand met wie het niet klikt, dat kan ik niet.”

Belangrijk vindt hij dat iedereen in dezelfde richting werkt. “Als ik morgen merk dat een paar spelers niet meer met mij mee willen, moet ik ze opzijzetten. Dat heb ik al eens gedaan. Het moeilijke is dat je dan een voorzitter nodig hebt die je daarin steunt. Dat was hier het geval. Het probleem was er al voor mijn komst. Mijn voorganger koos om die spelers niet opzij te zetten. Dat was zijn goed recht. Ik heb er zes naar de B-kern gestuurd. Nu is er niet één speler waar ik niet tevreden over ben.”

Nederlands leren

Geert Broeckaert komt het kantoor binnen. Scifo grijnst: “Zie je wel dat een Waal en een Vlaming goed kunnen samenwerken? Wat voor onzin is daar allemaal niet over verteld?”

Even later komt hij op het thema terug: “Kan ik geen goeie trainer zijn omdat ik geen Nederlands ken?” Hij wil het wel leren: “Toen ik naar Anderlecht ging, nam ik me voor om Nederlands te leren, maar het is er niet van gekomen. Op school was het geen verplicht vak. Ik heb ook geen talenknobbel.”

Dat hij ooit nog met Broeckaert in één ploeg heeft gespeeld, kan Scifo zich niet herinneren. In september 1990 stonden ze in het Koning Boudewijnstadion samen één helft op het middenveld bij de Rode Duivels, tegen de DDR. Het was meteen Broeckaerts enige interland. België verloor toen met 0-2. Bij de rust werd Scifo vervangen. ” C’est vrai? Ik weet daar niets meer van”, zegt de trainer verbaasd.

Hij heeft zelf Broeckaert gevraagd, zegt hij: “Omdat hij de club kende en omdat ik het gevoel had dat we qua voetbalvisie op dezelfde golflengte zitten. Bovendien kent Geert zijn plaats en respecteert hij me. Dat sommige mensen zeggen dat hij de trainingen leidt? We bespreken dat samen. Ik observeer, hij voert het woord. Als hij dat goed doet, betekent het dat ik de goeie keuze heb gemaakt.”

Op de vraag of hij zelf niet de ambitie had om hoofdtrainer te worden, antwoordt Geert Broeckaert niet onmiddellijk: “Zeker niet meer in Moeskroen. Ik heb hen al eens gered, daarna werd me gevraagd om voort te doen, maar toen werd Detremmerie ernstig ziek en daarna liep het mis.” De voorbije jaren voelde clubman Broeckaert (al achttien jaar bij Excel) zich steeds gefrustreerder en geïsoleerder met zijn kritiek op het beleid (45 transfers in twee jaar). “Zoals we bezig waren, was het niet goed. Dit jaar had ik voor het eerst sinds lang weer een goed gevoel, heb ik ook tegen Enzo gezegd.”

De eerste twee maanden onder Scifo vroeg de club Broeckaert om op de bank te zitten, omdat Scifo niet het vereiste trainersdiploma had. Broeckaert kwam op de dag van de wedstrijd bij de ploeg. Wat hem bij Scifo bevalt, is diens manier van werken: “Als hij iemand vertrouwt, geeft hij veel vertrouwen. Enzo laat ons werken. Hij luistert naar ons en neemt dan een beslissing.”

Het is makkelijk werken met Scifo, vindt Broeckaert: “Hij voelt heel goed aan hoe hij iemand moet aanpakken. Hij praat goed, voor de groep en individueel. En vooral: de spelers hebben énorm veel respect voor hem. Hij is diplomaat, maar hij zegt wél waar het op staat. Hij kan heel goed inschatten wat de spelers nodig hebben, wanneer hij een rustige dag moet inbouwen of wanneer er hard gewerkt moet worden.”

Het grootste misverstand over Enzo Scifo, zegt hij, is dat er getwijfeld wordt aan zijn trainerscapaciteiten. “Ze geven Enzo niet de kans te bewijzen dat hij het kan. Ik twijfel er geen seconde aan dat hij het Pro Licencediploma haalt. Ik hoor ook dat hij tactisch niet onderlegd is. Dat klopt niet. Tegen Gent wijst hij me na vijf minuten op iets: ‘Geert, daar krijgen we problemen.’ Pas toen hij me erop wees, zag ik het ook. Hij kan heel goed een wedstrijd lezen. Schrijf maar op: Scifo wordt een goede trainer. Ik zie hem ooit nog bij een topclub werken.”

Voetbal simpel maken

Enzo Scifo is een goeie gastheer. Wanneer niet onmiddellijk koffie voorhanden is, stapt hij zijn bureau uit en even later wordt de koffie aangebracht. Zijn voetbalvisie is niet veranderd sinds hij negen jaar geleden onverwacht als trainer debuteerde bij Charleroi, zegt hij. Hij noemt zichzelf een trainer die dicht bij zijn spelers en medewerkers staat. “Als trainer alles alleen doen zou ik niet kunnen. Ik vraag me af hoe iemand dat doet. Ik ben een jonge trainer die wil leren. Vandaag ben ik nog niet wat ik als trainer wil zijn, maar ik ga vooruit. Mijn trainersstaf maakt me beter, mijn spelers doen dat ook. Ik heb het voetbal niet uitgevonden. Ik wil voetbal simpel maken. Veel trainers hebben de neiging voetbal zo ingewikkeld te maken dat hun spelers niet meer kunnen volgen.”

Hij stoort zich aan onjuiste berichten die over hem de ronde doen. “Men verweet me wel eens dat ik van spelers eiste wat ik zelf kon. Dat is absoluut onwaar. Te veel verlangen van je spelers is een gevaar voor elke trainer. De kunst is van je spelers alleen te vragen wat ze kunnen. Dat vraagt tijd. De eerste weken kende ik de spelers en hun mogelijkheden niet. Toen ik gecontesteerd ben, ben ik gewoon doorgegaan. Dezelfde mensen die vorig jaar riepen of schreven dat ik niet bekwaam was als trainer, bejubelen me nu.”

Of neem het bericht dat hij geen videoanalyse doet. “Dat klopt niet. Mijn videosessie duurt wel geen uur. De spelers gaan zich dan vervelen, maar elke week kijken we wel naar een videosamenvatting van een kwartier. Dan vraag ik me af: waarom schrijft iemand dat ik dat niet doe?”

Hij probeert zijn ploeg ook te laten voetballen. “Om te voetballen moet je met twee zijn. Tegen Tubeke kan je niet voetballen, tegen Westerlo konden we dat een paar weken geleden ook niet. Dan wil ik niet zo naïef zijn om te zeggen: wij gaan toch voluit, om dan op een counter te stoten. Zoals je een huis bouwt, bouw je een ploeg: eerst een goed fundament leggen, een goeie verdediging, dan spelers halen waarmee je iets extra’s kan brengen. Alleen al bij de aanwerving van nieuwe spelers kan je zien dat ik wil voetballen. Anders haal ik geen Baseggio of Walasiak. Bij Roeselare mocht El Araichi niet buiten zijn zone komen, van mij mag hij net als iedereen aan het spel participeren.”

Als het moet, doet Scifo het op training nog eens zelf voor. Een paar weken geleden schrok hij toen geen enkele speler erin slaagde een oefening met halfvolleys correct uit te voeren. ” Allez, c’est quand même pas difficile“, riep Scifo verbaasd. Hij pakte de bal en demonstreerde nog even hoe het moest. De spelers stonden met open mond toe te kijken. S

door geert foutré – beeld: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content