‘Ik kan nog altijd sjotten.’ Zijn buitenlandse avonturen, en hijzelf, hebben Wesley Sonck soms teleurgesteld, maar het vertrouwen bleef intact.

W esley Sonck (29) is het scoren niet verleerd. In zijn laatste wedstrijd voor Borussia Mönchengladbach maakte hij drie treffers, in zijn eerste voor Club Brugge eentje. Toegegeven, het waren geen competitieduels op het hoogste niveau, maar scoren is scoren. Belangrijk, zeker voor een spits. Het was een opgeluchte Sonck die begin vorige week in Brugge zijn handtekening zette onder een contract voor twee seizoenen. Aan een sombere zomer waarin de zoektocht naar een nieuwe ploeg wat moeizaam verliep, kwam een mooi einde. Met een goal in de beloftewedstrijd tegen KV Mechelen vorige vrijdag onderstreepte de Ninovieter zijn ambities.

Welk gevoel domineerde toen je voor Club Brugge tekende ?

Wesley Sonck : “Ik was opgelucht. Het heeft lang geduurd, maar gepanikeerd heb ik niet echt. Onderhand ken ik de voetbalwereld een beetje, op het einde van een transferperiode gebeurt veel.”

AEK Athene, Tel Aviv, Vitesse, Club Brugge, er bewoog inderdaad wat. Wat gaf de doorslag ?

“Met Vitesse heb ik gepraat, AEK Athene deed een voorstel, maar mondeling, ik heb het nooit op papier gezien. Toen ik Club Brugge al mijn akkoord had gegeven, deden ze nog een beter voorstel, maar het gesprek met Luc Devroe beviel me zo goed dat mijn besluit vaststond. Misschien kon ik elders meer verdienen, maar voor mij telde het totaalpakket.”

Gaf de familie, die na zeven jaar terug kon naar haar roots, daarbij de doorslag ?

“Nu niet. Wel in de beslissing om niet naar Tel Aviv te gaan. Ik ken mensen die zeggen dat het er nu heel veilig is, maar toch wilde ik dat risico niet nemen. Ik ben er nog met Ajax uit het vliegtuig gestapt om vervolgens te vernemen dat er net een bomaanslag was gepleegd. Wapens zichtbaar aan de douane en voor het hotel, dat wilde ik echt niemand aandoen. Ook al omdat ik er niet zoveel kon verdienen. Dat kon wel in Moskou, in januari, maar dat wist ik pas de dertigste. Toen kwam evenwel vanuit de club een veto. Jupp Heynckes had nog plannen met mij. Op dat moment was ik ook bezig met Genk. Ik wilde zes maanden voor hen voetballen omdat ik voelde dat ik in Duitsland nog amper aan de bak kwam. Maar ook tegenover een verhuis naar Genk stelde de trainer zijn veto. Helaas waren zijn plannen snel van de baan, want vrijwel daarna werd hij vervangen.”

Maakte geld op het einde nog gelukkig ?

“Dat was het enige dat me nog bond met Mönchengladbach. Het is raar om dat te zeggen, maar het is zo.”

Uitstekende vorm

Waarom Club Brugge ?

“Eén : Club Brugge speelt aan de top. Twee : Brugge speelt Europees. Drie : ik kan weer thuis wonen en vier : ik verdien nog steeds heel goed. Minder dan in Duitsland, maar dat wist ik. Wie terugkeert naar België, moet inleveren. Maar ik vond deze kans zo mooi dat ik ze met beide handen moest aannemen. Weer meedoen voor de prijzen. Een jaar geleden meende ik het toen ik zei dat het voor België moeilijk zou zijn om me nog te betalen, maar inmiddels is er zoveel gebeurd dat de zaken anders lagen. Ik wilde opnieuw voetballen. Er is me niks beloofd of zo, dat kan in het voetbal niet. Er is louter over het sportieve gepraat en over motivatie. Daaruit bleek – je moet niet denken dat ze hier van niks weten – dat zij al signalen hadden opgevangen dat ik me op training super inzette. Dat kwam ik achteraf te weten, dat ze die informatie hadden.”

Je fysieke tests waren uitstekend.

“Dat is het bewijs dat ik heus wel iets gedaan heb. Ik kreeg na de degradatie voor dit seizoen geen nummer meer en mocht niet met de A-kern meetrainen, wel met de amateurs. Op het einde moesten die maar één keer per dag trainen. Omdat ik met hen geen wedstrijden mocht spelen, trainde ik met Bernd ( Thijs) in Genk een keer per dag extra. Boslopen, interval, duurtrainingen, specifieke voetbaltrainingen.”

In het stadion van RC Genk ?

“Neen, bij de kine van de club, Gert Vandeurzen. Hij schreef ons een klein programma, we waren constant bezig. Als we dat niet deden, had ik wellicht nog steeds in Gladbach gezeten.”

Hoe zwaar was het om als ervaren rot met jonge jongens te moeten trainen ?

“Eigenlijk viel dat beter mee dan ik verwachtte omdat de jongens me heel goed opvingen. Ze tackelden wel, maar niet wild, en letten op dat ik niet geblesseerd zou raken. Sommige jongens begrepen niet wat ik bij hen deed, want net als vorig seizoen heeft Gladbach problemen om te scoren.”

Op 9 augustus werd je 29. Hoe vier je dan zoiets ? Ingehouden ?

“Ik ben die dag ’s ochtends in Genk gaan lopen, heb ’s namiddags om 17 uur getraind en ’s avonds hebben we met familie en vrienden die verjaardag in Aken gevierd. Een goeie dag in feite. Weet je, geen nummer, niet meer met de A-kern trainen, ik vond wat me overkwam op den duur lachwekkend. Sommige mensen zouden er zot van worden, ik niet. Maar het was wel de eerste keer in mijn carrière dat ik echt op zoek moest naar een ploeg.”

Ben je snel vergeten ?

“Ik denk dat veel mensen twijfels hadden. Ook hier in Brugge hoor. Maar die verdwenen snel toen ze mijn tests zagen en toen ze merkten dat ik nergens problemen mee had. Niet aan knie, enkels of heupen. Het enige wat logischerwijze ontbreekt, is wedstrijdritme.”

Dat is misschien het enige voordeel van amper gespeeld te hebben : je raakt niet geblesseerd.

“Dat was op het einde, toen ik voelde dat er wat interesse loskwam, ook mijn enige angst. Ik werd nog voorzichtiger op training, ging al opzij nog voor de bal bij mij was als ik iemand voelde naderen. De laatste week ben ik zéér voorzichtig geweest.”

Conflicten

Waarom ging het met de laatste trainer die je in Gladbach had, Jos Luhukay, zo grondig fout ? Met een Nederlander moet je toch kunnen praten ?

“Eigenlijk kan ik daar heel moeilijk op antwoorden. Toen ze me belden dat ik niet meer bij de A-kern zat, heb ik gevraagd of we met alle partijen rond de tafel konden zitten om een oplossing te zoeken. Iedereen was er, behalve de trainer. Twee keer hebben we vergaderd en twee keer gaf hij verstek. Zijn trainingen zijn goed, hij is correct, eigenlijk kan ik er weinig op zeggen. Of zijn beslissingen altijd de juiste waren, laat ik in het midden, want als je vijftien wedstrijden de kans krijgt en je haalt maar elf punten, dan rendeer je te weinig. Maar waarom hij mij dan geen kans gaf, weet ik niet.”

Sonck moet werken, las ik van hem, anders staat hij niet in de ploeg.

“Ach … Op het einde van het seizoen wilden een aantal jongens naar de trainer stappen om me in de ploeg te hebben. Drie, vier titularissen. Ik heb toen gezegd : waarom nu nog, het kalf is toch al verdronken. Ik heb het hen afgeraden omdat ze er toch alleen maar problemen mee konden krijgen. Het enige wat ik van de trainer te horen kreeg, was dat hij vond dat mijn instelling tijdens een invalbeurt tegen Dortmund niet goed was. Ik heb toen een kwartier gespeeld. Ik heb gezegd dat dat mogelijk was, als dat zijn mening was. Ik heb toen geprobeerd iets te forceren, maar het lukte niet. We hielden dat gesprek in het Nederlands. Hij heeft vervolgens gevraagd om verder te praten in het Duits omdat zijn assistent de conversatie niet kon volgen. Daarop heb ik geantwoord : uw assistent heeft hier niks mee te maken, wij zijn twee Nederlandstaligen, wij kunnen toch in het Nederlands verder praten. Dat wilde hij niet en daarop heb ik gezegd dat we wat mij betreft uitgepraat waren. Heb ik daarmee iets verkeerd gezegd ? Eén ding weet ik inmiddels : een trainer overtuigen is niet te doen, zeker niet in het buitenland.”

Er was ook en incident op training met de Braziliaanse spits Kahe.

“We speelden zes tegen zes, ik tackel en kwam te laat. Niet met opzet, maar het was er wel goed op, ja. Hij stond recht en maakte wat misbaar. Je kent dat : waarom doe je zoiets ? Verder gebeurde er niks. Ik ben ook niet van de training gestuurd, zoals in de pers verscheen. De trainer vond dat ik over de schreef was gegaan en ik heb de training afgemaakt door de laatste paar minuutjes rondjes te lopen. Eigenlijk zijn daar weinig woorden aan vuil gemaakt, maar van mijn broer hoorde ik dat ik gevochten zou hebben. Dat ontken ik. Ik heb in heel mijn leven nog nooit iemand geslagen.”

Is het niet zo dat je het beste presteerde onder trainers die veel met je praatten ?

“Ik heb eigenlijk heel weinig trainers gehad die veel met mij praatten.”

Aimé Anthuenis stond dicht bij zijn spelers, Sef Vergoossen ook. Toen was je top.

“Ik heb die mensen ook heel veel teruggegeven, denk ik. Daniël Renders heeft me gelanceerd, die heb ik het maximum terugbetaald. Onder Franky Van der Elst heb ik wat moeten wachten om te spelen, maar toen dat lukte, heb ik ook veel teruggegeven. Onder Bossie liep het in Genk niet goed, achteraf wisten we waarom. Ook in mijn eerste jaar bij Ajax liep het, vind ik. In Duitsland heb ik dat vertrouwen zelden gevoeld. Ze lieten me wel spelen, maar als ik in de eerste of de tweede match niet scoorde, ging ik er in de derde uit. Terwijl dat toch niet kan, elke wedstrijd scoren.”

Je collega-spits, Oliver Neuville, scoorde er ook niet veel en hij was Duits international.

Ollie … Wist je dat die een boete kreeg toen hij me openlijk verdedigde ? Er waren wat jongens die er hun voeten aan veegden maar toch speelden. De pers joeg toen wat op mij en vroeg hem in een interview of ik dat ook niet deed. Neen, zei Ollie, dat is helemaal niet waar. Waarop hij een boete kreeg. Dat bedoel ik, je kon er niks aan veranderen.”

Teleurstelling

Welk beeld hou je nu over aan Duitsland ?

“Het is niet makkelijk om er te presteren, zeker niet als je bij een kleine ploeg zit. Het is er moeilijk voetballen. Soms was het niet om aan te zien, ook niet het voetbal van de topploegen. Maar inzet is er altijd, van de eerste tot de negentigste minuut. En spitsen krijgen geen twee kansen per wedstrijd. Eentje, of een halfje. In het begin lukte het nog wel, vond ik. Onder Dick Advocaat. Toen Horst Köppel overnam, heeft die de ploeg goed kunnen laten voetballen, toen eindigden we ook tiende. Alleen was dat mijn pechperiode qua blessures, met onder meer twee ribbreuken. Dan sta je twee keer zes weken aan de kant. Uiteindelijk heb ik onder hem toch in de tweede ronde tien of elf wedstrijden kunnen beginnen. Daarna kwam Jupp Heynckes.”

Een oude bekende van Sven Vermant !

“Ja, we hebben net heel even over hem gepraat. Hij heeft nog onder Heynckes getraind bij Schalke. Hij vond het ook overdreven wat die soms eiste. In de voorbereiding moesten we om kwart voor negen op de club zijn, om tien uur training, dan eten, de bus op, naar een hotel, slapen, om vijf uur weer trainen en rond acht uur thuis. Elke dag. Eens de competitie begon, viel dat stramien weg, al had je gegarandeerd één keer per week toch hetzelfde voor. Iemand als Kasey Keller, die jaren Engeland had meegemaakt en al 36 was, keek daar toch raar van op. Maar Heynckes was zo autoritair dat daar niet aan te tornen viel.”

Ben je in het buitenland nog meer een nummer ?

“Hoe meer geld ergens in omloop is …”

Eigenlijk was je beter wat langer bij Ajax gebleven, zei je al. Wat liep daar achteraf gezien fout ?

“Dat was een ander probleem. Tom De Mul heeft dat ook al gezegd, daar zat het hem in de kleedkamer. En blijkbaar, hoorde ik van Tom, is het in die twee en een half jaar nog niet verbeterd. Zij noemen dat gezonde arrogantie. Ik weet niet of je het ooit opmerkte, maar op onze das stond nummer 1. Dat was omdat we het seizoen voordien kampioen werden. Ik vond dat raar, dat was reacties uitlokken, de tegenstander super motiveren. Die kleine dingen. Alles is er beter. Al moet ik wel toegeven dat hun opleiding ook wel van het beste was dat ik ooit zag. En de trainer was er ook heel eerlijk tegen mij.”

Heb je de voorbije vier jaar ooit getwijfeld ? ‘Ik heb mezelf soms teleurgesteld’, las ik.

“Teleurgesteld in bepaalde zaken, situaties, wedstrijden, dat klopt. De kans krijgen en het niet goed doen. Je moet in de spiegel durven kijken als het niet goed is. Maar als ik dan wat afstand nam, zag ik dat anderen het ook niet geweldig deden. Je kan ook heel weinig individueel forceren. Een actie maken en twee, drie man pakken, is haast uitgesloten, tenzij je supersnel bent of een wereldvoetballer.”

We herinneren ons nog allemaal beelden van de manier waarop je bij RC Genk tegen ploegmaats te keer kon gaan. Zal dat nog gebeuren ?

“Dat was toen onderdeel van mijn coaching. Je wist wat bepaalde jongens konden en als dat er niet uitkwam … Dan moest je mensen wakker schudden. Didier Zokora speelt nu bij Tottenham. Hij was toen al een van de beste voetballers, die kon veel beter dan hij af en toe liet zien. Ik denk dat die maar op zestig à zeventig procent van zijn kunnen voetbalde.”

Scoren

Van Genk gesproken, het verbaast me dat je er nu niet voetbalt.

(lacht) “Ik ben er nog kind aan huis, en zie Jos Vaessen even graag als hij mij. Hij heeft het hart op de tong, net als ik toen. Nu is dat wat minder. Hij gaat altijd eerst bij mijn vrouw, vraagt wanneer ons derde kindje komt. Dan lach ik altijd, hij had er ook graag drie gewild. Ik denk dat weinig spelers zo’n band hebben met hun voorzitter. Een paar maanden geleden zei hij op tv nog eens gezegd dat hij graag had dat ik kwam, maar blijkbaar is het niet gelukt.”

Wie hield het tegen ?

“Weet ik niet. Hugo Broos liep ik af en toe tegen het lijf, maar iemand als Willy Reynders ken ik helemaal niet. Het zijn nu anderen die verantwoordelijk zijn voor de transferpolitiek. Zij beslissen.”

Welk Belgisch voetbal denk je terug te vinden ?

“De beleving zal nog wel dezelfde zijn, maar de feiten zeggen dat we ten opzichte van de andere landen in feite niet meer meespelen.”

En was jij dan top in België, maar te beperkt voor het buitenland ?

(denkt na) “Was ik gevallen op iemand of een ploeg die me honderd procent vertrouwen schonk, dan had ik het wel gemaakt, denk ik. Ik heb twee mooie jaren gekend en twee mindere. Het eerste jaar bij Ajax was goed, dan blijkt ook uit de cijfers. Te beperkt … Drievierde van de kern in Gladbach kon niet zo goed voetballen als ik, durf ik zeggen. Maar die hadden andere kwaliteiten, waren sterker in loopvermogen, Kämpfers, jongens die vochten voor de bal. Ook blijkt uit de cijfers : niemand van de spitsen die er de voorbije drie jaar heeft rondgelopen, deed het goed. Ook Neuville niet. Niemand. Ik ook niet. Maar is dat dan alleen mijn schuld ? Hier ga ik misschien iets meer kansen krijgen en dat heb ik altijd gezegd : als ik kansen krijg, maak ik goals.”

111 in 248 competitiewedstrijden.

“Tel daar nog beker, nationale ploeg en Champions League bij en ik zit bijna overal aan vijftig procent. Dat kan je niet wegvlakken. Ieder heeft zijn kwaliteiten en ik denk dat scoren de mijne is. Daarvan ben ik na al die jaren nog steeds overtuigd. Ik kan nog altijd sjotten en scoren verleer je niet. Ik ga me zoveel mogelijk laten zien, op training, bij de invallers, in invalbeurten en dan komt het moment dat ik ga spelen. En dan moet ik wat laten zien, zo eenvoudig is het. We zijn met vier spitsen voor wellicht twee plaatsen. Djokic en Salou zijn ijzersterk aan de bal, Sterchele ga ik leren kennen, de trainer moet de keuzes maken.”

Heb je achterstand ?

“Ja, in de zin van wedstrijdritme, dat kan je nooit nabootsen op individuele trainingen. Dat zal ik rap merken, als ik een paar keer in het rood ga.”

De reacties van de supporters gelezen ? Hier en daar duiken wat opmerkingen over hangende pootjes op, maar de meesten zijn blij dat je terug bent.

“Mensen die me niet kennen en toch een beeld over mij vormen, zullen er altijd zijn. Ik weet niet welke criteria zij hanteren om me een moeilijke jongen of een dikke nek te noemen.”

“Toen ik voor Genk tekende, had ik een normaal contract. Ik was zeker niet bij de grootverdieners, want ik kwam van Beerschot en had eigenlijk maar weinig bewezen. Denk jij dat ik in die drie jaar één keer opslag ben gaan vragen, ook al heb ik er alles gewonnen ? Dat interesseerde me niet. Maar als ze het je geven, zoals daarna gebeurde … Dat is de wet van vraag en aanbod. Ik denk dat ik nu laat zien dat het niet alleen om geld draait.”

Luigi Pieroni vond ook moeilijk een ploeg. Liggen Belgen lastig in de markt ?

“We zijn een klein land, wie zit er te wachten op Belgische spitsen of op Belgische spelers ? Niemand.”

Nog één ding : ga je straks salto’s maken als je scoort ?

“Dat weet ik nog niet. Ik denk dat ik me ga sparen. In de salto’s, niet in de goals. Ik word een dagje ouder, er moet maar eens iets verkeerd lopen.” (lacht) S

Door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content