“Ik ben en blijf een optimist”, zo steekt Alain Bettagno van wal. De 45-jarige oud-speler van onder meer Club Brugge en Standard ontvangt ons op de heuvels van Seraing, waar hij is opgegroeid. Het leven heeft mooie successen voor hem in petto gehad, maar ook pijnlijke episodes. Na een moeilijke echtscheiding heeft hij het geluk gevonden bij zijn tweede levensgezellin. “Ik ben niet gemaakt om slechtgezind te zijn”, zegt hij. “En ja, ik ben wat bijgekomen, wat dan nog? Ik heb me nog nooit zo goed gevoeld. Ik hou van lekker tafelen en een goed glas wijn met vrienden.”

Bettagno verdeelt zijn tijd tussen zijn jobs als coach van bevorderingsclub FC Liège en magazijnier in een ziekenhuis in Seraing. “Ik ga fluitend naar het werk. Je boterham kunnen verdienen is een groot geluk, zeker in een regio die zo zwaar getroffen is door de economische crisis. Ik heb die job begin jaren 2000 gevonden. Na dertien operaties waren mijn dagen als voetballer geteld, mijn meniscussen waren kapot, kraakbeen heb ik nog amper. Er komt een dag dat mijn knieën en heupen van titanium gemaakt zullen zijn.” De sport heeft littekens nagelaten. Daarin is het voetbal net als de liefde: altijd wel gedoe, maar je kunt er niet omheen. “Ik moet lachen wanneer men zegt dat voetballers een luilekkerleventje leiden. Op het hoogste niveau is elke training een kleine oorlog om je basisplaats te behouden of te verwerven. Soms was ik tijdens de week al gekraakt van al de stampen die ik kreeg. Ik heb ook altijd geweten dat ik na mijn voetbalcarrière nog zou moeten werken. Toen ik bij Standard speelde, had ik samen met een vriend een sportwinkel. Ik lijd aan slapeloosheid en slaap maar vier of vijf uur per nacht, waardoor ik veel tijd heb voor andere dingen.” In het ziekenhuis werkt Bettagno op de aankoopafdeling, aanvankelijk halftijds, nu vijf dagen per week. En altijd met de glimlach. “Op een bepaald moment had ik drie jobs: behalve trainer en magazijnier werkte ik ook nog als bezorger voor een farmaceutisch bedrijf.”

Als coach begon Bettagno bij Aywaille. “Ik koester een diepe bewondering voor de toenmalige voorzitter van die club. Zonder de passie van bestuurders zoals hij zou er geen voetbal in lagere afdelingen bestaan. Dit seizoen heb ik getekend bij FC Liège, in vierde klasse D. Die club is een sociaal fenomeen, ze is immens populair. Maar er is ook druk en een sterk verlangen om op een dag weer in eerste klasse te spelen. De organisatie is ongezien op dat niveau.” In afwachting van een terugkeer naar ‘huis’, naar Rocourt, vindt FC Liège geduldig onderdak op Le Pairay. Uitgerekend in dat stadion liet Léon Semmeling Alain Bettagno voor Seraing debuteren in eerste klasse. In het seizoen 1986/87 was dat. Nadien speelde hij voor Club Brugge, Standard, Linz, Gueugnon, La Louvière, FC Liège, Verviers… Maar de hoogtepunten liggen bij Club en Standard. “Ik was 20 toen ik in 1988 in Brugge arriveerde, waar ik de toekomstige opvolger van Jan Ceulemans moest worden. Ik was misschien nog te jong, te verlegen, in een kleedkamer waar je je moest laten gelden om mee te tellen. Op een dag had ik er genoeg van altijd maar te moeten incasseren op training: toen heb ik de neus van Kenneth Brylle gebroken. Daarna kreeg ik wel respect. Brugge is een grote club, maar ik was er niet gelukkig. Na een jaar nam ik het aanbod van Standard aan, waar ik gebleven ben tot 1996. Ik kende er veel succes, vooral met Régis Genaux achter mij. Ook al hebben die blessures roet in het eten gegooid, ik blijf toch trots op de weg die ik heb afgelegd.”

DOOR PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content