In Nederland werd Ajax voor de derde opeenvolgende keer kampioen. Onder aanvoering van Johan Cruijff is het roer vorig seizoen rigoureus omgegooid bij de Amsterdamse club. Een gesprek met de Meester over de bikkelharde machtsstrijd en het leven na de revolutie.

Met een grote grijns opent Johan Cruijff (66) de deur van zijn huis in Barcelona. In de tuin is de tafel al gedekt voor een lunch met verse vis, salades en een goed glas wijn. Maar eerst nestelen we ons enkele meters verderop, in de schaduw van een sinaasappelboom. Met Cruijff op de praatstoel.

Wat vindt u het mooiste aspect van die derde landstitel op rij?

Johan Cruijff: “Een uitspraak van Frank de Boer: hij gaf ondanks alle successen aan nog steeds een lerende trainer te zijn. Dat is nou precies de essentie van waar we mee bezig zijn bij Ajax. Succes is prachtig, maar het kan altijd beter. Ik vind het fantastisch dat ook de hoofdtrainer dat uitstraalt. Frank doet het werkelijk uitstekend. Niet alleen als trainer, maar ook als onderdeel van de technische clubleiding. Hij spreekt altijd in de wij-vorm. Dat lijkt een detail, maar het is zó belangrijk. Het is niet voor niets dat iedereen binnen Ajax voor Frank klaarstaat als het nodig is. Dat dwingt hij af met zijn houding. Het werkt bij hem volgens dat oude spreekwoord: wie goed doet, goed ontmoet. Frank is niet uit op eigen glorie, maar op het vooruit helpen van zijn club. En hij wordt omringd door mensen die hem helpen op vlakken waar dat nodig is. Specialisten op het gebied van looptraining, voeding, fysiotherapie, noem maar op. Vergis je niet: wat er nu bij Ajax gebeurt, is uniek in de hele wereld.”

Wat maakt het zo uniek?

“De individuele trainingsmethoden, het grote aantal oud-topvoetballers, de specialistische aanpak… Dat zie je nergens anders. Alles is gericht op resultaten en attractief voetbal van het eerste elftal en dat willen we bereiken via de best mogelijke opleiding. De kernwaarden daarvan zijn: individuele ontwikkeling van talent, het bundelen van specialisten in de staf en een mindset die is afgestemd op het bereiken van de top. We hebben het over een andere manier van denken dan ze bij Ajax gewend waren.”

Kunt u een voorbeeld geven van die andere manier van denken?

“Neem de hiërarchie onder de jeugdtrainers. Die bestaat niet meer. Voorheen was het trainerschap van de A1-junioren een erebaan in de opleiding, omdat dat het hoogste jeugdteam is. Zo denken wij niet. We kijken heel gericht welke leeftijdscategorie welk soort trainer nodig heeft. Pubers hebben een andere aanpak nodig dan de jongste of de oudste jeugd. Dus krijgt elke groep een trainer met de specifieke kwaliteiten die bij de leeftijden van de spelertjes horen. Ik praat bewust over groepen en niet over ploegen. We werken niet meer per team met vijftien spelers en één trainer. Je hebt de bovenbouw, de middenbouw en de onderbouw. Dat zijn groepen van pakweg zestig spelers met zes trainers, omringd door specialisten. Afhankelijk van hun niveau en hun ontwikkeling schuiven we met spelers en passen we hun trainingen aan. Het is een heel flexibel en dynamisch geheel. De competitieresultaten zijn van ondergeschikt belang. Maar als jeugdteams een internationaal toernooi spelen, wordt het best mogelijke elftal opgesteld. Omdat ze dan leren presteren tegen sterke ploegen. En omdat we op zulke toernooien ons internationale visitekaartje kunnen afgeven als opleidingsinstituut. Daarna gaan ze het individuele traject weer in.”

Zijn de ouders en zaakwaarnemers van jeugdspelers inmiddels ook gewend aan de nieuwe aanpak?

“Ze zullen wel moeten. Tegen zaakwaarnemers zijn we heel duidelijk. Als ze twijfelen aan onze integriteit: wegwezen. Inmenging van zaakwaarnemers is onacceptabel. Dus kom niet zeuren dat Pietje in de basis moet, of dat Jantje te weinig verdient, of dat Klaasje rijp is voor de overstap naar AC Milan of Barcelona. Wij hebben het voetbalverstand en wij beoordelen alle spelers naar eer en geweten, volgens onze maatstaven. Ook de ouders van jeugdspelers moeten daarin mee. Vertrouw ons, wij weten waar we het over hebben, wij willen de beste opleiders ter wereld zijn. En als ze hun zoontje liever niet laten trainen met Ronald de Boer en Jaap Stam, oké, dan niet…”

Bikkelharde strijd

De technische basis is gelegd, wat zijn nu de belangrijkste vervolgstappen?

“Iedereen moet het maximale uit zichzelf gaan halen. Van de raad van commissarissen tot de terreinknecht en iedereen die daartussenin zit. De mindset moet bij ieder individu gericht zijn op vooruitgang en het streven naar de Europese top. Wie daarin niet kan of wil meegaan, heeft bij Ajax niks te zoeken. Het voetbalgedeelte in de organisatie is op dit moment extreem goed, maar dat kan nog niet van de hele club gezegd worden.

“Toen we dit proces begonnen, was twintig procent voorstander en tachtig procent was tegen. Inmiddels staat ongeveer twee derde van de mensen binnen Ajax achter ons. Honderd procent steun is een utopie, dus werken we naar negentig procent.”

Sommige media noemen het nog steeds een fluwelen revolutie, maar er was weinig fluweel te ontdekken, toch?

“Helaas is het een bikkelharde strijd geworden. Ik zat nog geen halfjaar in die raad van commissarissen of we stonden met zijn allen bij de rechtbank. Er werden zó veel kunstjes geflikt dat er geen andere optie meer was dan de harde aanpak. We werden ertoe gedwongen. Als je mij in de rug aanvalt, dan draai ik me om en gaan we het face to face uitvechten.”

U kreeg het verwijt dat het uzelf om macht was te doen.

“Het ging erom dat de juiste mensen op de juiste plekken terecht zouden komen. Om Ajax terug te brengen naar de top. Ik heb van begin af aan toch gezegd dat ik geen officiële functie wilde? Op aandringen van anderen ben ik in die raad van commissarissen gaan zitten. Van mij had het niet gehoeven. Maar ja, er zullen altijd mensen blijven die mij een machtswellusteling noemen. En een geldwolf. Dat is ook zoiets. Als ik alle aanbiedingen van de laatste zeventien jaar had aangenomen, was ik nu 100 miljoen euro rijker geweest. Overal ter wereld had ik trainer kunnen zijn. Maar ik heb andere prioriteiten.”

Wat doet het met u persoonlijk dat mensen sneuvelen in een dergelijke strijd?

“Soms moet je mensen wegsturen met wie je heel goed kunt opschieten. De topsport is geen sympathieke wereld. Ik streef het allerbeste na en dan moet je soms keiharde beslissingen nemen. Als je de ene zijn tekortkomingen accepteert, kun je van de anderen niet meer het hoogste eisen. Spelers op de reservebank zetten of vertellen dat ze naar een andere club kunnen uitkijken, ik vond dat het meest nare aspect van het trainerschap. Ik probeerde het zo opbeurend mogelijk te doen, maar de boodschap voor zo’n jongen bleef dezelfde. In die zin was de strijd bij Ajax totaal anders, omdat de mensen die zijn gesneuveld daar zelf om gevraagd hebben. Ze waren bezig Ajax ten gronde te richten.”

Hoe komt het dat Ajax altijd en eeuwig met verschillende stromingen te maken heeft?

“Zo ongeveer sinds de oprichting is Ajax een moeilijke club. Je moet altijd op je hoede zijn. Ik ben nog steeds bekend bij vier miljard mensen in de wereld. Driekwart is positief over mij, dat betekent dat ik een miljard mensen tegen me heb. Als ik daarbij stilsta, kom ik de deur nooit meer uit. Dus moet je jezelf nooit laten leiden door dat soort sentimenten. Het nadeel van tegenstanders is dat ze het veranderingsproces vertragen. Het roept weerstand op als je een organisatie op haar kop zet.”

Trainen met een operazanger

Is een terugkeer van Ajax aan de Europese top realistisch?

“Ik las laatst een interview met de trainer van Juventus, Antonio Conte. Die zei dat Ajax nooit meer tegen het grote geld zou kunnen opboksen. Wat een onzin. Voetbal is een spel van elf tegen elf. Of dacht hij soms dat rijke clubs met twaalf man mogen spelen? Ik heb een zak geld nog nooit een doelpunt zien maken. Waarom zou je niet van rijke clubs kunnen winnen? Zolang je het voetbalgedeelte beter voor elkaar hebt, blijft de kans bestaan dat je erboven uit gaat steken.”

In hoeverre is de huidige generatie talenten bereid in zichzelf te investeren?

“Een van de belangrijkste dingen bij het opleiden van spelers is het huiswerk. Ze moeten niet alleen uitvoeren wat de trainers ze opdragen. Ook buiten de trainingen om moeten ze bezig zijn met de vraag hoe ze een betere voetballer kunnen worden. In mijn spelerstijd was Ruud Krol een goed voorbeeld. Die heb ik jarenlang, na afloop van werkelijk iedere training, extra zien oefenen op voorzetten met zijn linkervoet. Of het nou kloteweer was of niet, of hij nou moe was of niet: Krol ging aan de slag. De beloning kwam op het WK’74, in de wedstrijd tegen Brazilië. Ruud komt door over de linkerflank, geeft een perfecte voorzet en bam: doelpunt. Dat was het gevolg van jarenlang zweten en investeren. Dus dat bedoel ik: het moet vanzelfsprekend worden dat talenten van zichzélf eisen dat ze de beste zijn. Een speler heeft zelf in de hand hoe ver hij zal komen in zijn carrière. Mede daarom ben ik altijd een voorstander geweest van premiestelsels. Dan worden spelers pas maximaal beloond als ze het maximale gepresteerd hebben. Eigenlijk zou dat voor iedereen binnen de club moeten gelden.”

Hoe is dat bij een marketingmedewerker of een fysiotherapeut te bepalen?

“Door te kijken of ze de doelstellingen halen. Ik zal nooit vergeten dat ik met de Washington Diplomats een oefenwedstrijd in Hongkong moest spelen. Ik had last van mijn knie en ging daar naar een fysiotherapeut. Na afloop vroeg ik hem hoeveel het consult kostte. Hij antwoordde dat hij pas geld wilde als ik weer helemaal fit was. Ik dacht: die vent is niet goed bij zijn hoofd. Maar het zette me aan het denken. Hij wilde loon naar werken en anders niks. Op goede prestaties moeten premies staan, slechte prestaties moeten worden afgestraft.”

Hoe deed u het vroeger zelf, toen u nog geen netwerk had?

“Ik was een klein, mager ventje. Dan kun je alleen maar overeind blijven als je goed oplet. Als speler, maar ook in mijn leven daarna. Ik heb altijd andere mensen betrokken bij de dingen die ik doe. Adviseurs op gebieden waar ik zelf geen verstand van heb. Toen ik zelf trainer van Ajax was, had ik te maken met een jonge selectie. Daar zaten jongens tussen die last hadden van de druk. Met een goede ademhaling kun je dat ondervangen. Toen heb ik een operazanger naar de club gehaald, Leonard Del Ferro, om die jongens daarin te trainen. Bij Barcelona had ik elke drie weken een specialist in reflexologie in de kleedkamer, die behandelde preventief de voetzolen van de spelers. Er is zó veel meer onder de zon dan je in je eentje kunt weten.”

Wat is het voornaamste voordeel van werken met ex-topspelers?

“Zij weten als geen ander hoe je het beste uit jezelf omhoog moet halen. Ze hebben er allemaal voor moeten bloeden, stuk voor stuk. Wij zijn opgevoed in een absoluut prestatieklimaat. Wij moesten elke keer weer topfit zijn. Excuses waren er niet. Of je doordeweeks ziek was geweest of je thuis allemaal ellende had meegemaakt: het publiek en de pers hadden daar geen boodschap aan. En terecht. Je moet presteren. Een topvoetballer moet per week twee keer anderhalf uur top zijn. Dus zeik niet dat je moe bent of dat je jezelf niet zo lekker voelt: dan ga je doordeweeks maar twee dagen in je nest liggen. Als je het niet kunt opbrengen om drie uur per week honderd procent te zijn, moet je niet bij mij zijn.”

Wat is naast dat topsportverleden nog meer van belang?

“Deze jongens hebben zich ook buiten het voetbal kunnen ontwikkelen en dat merk je aan hun persoonlijkheden. Het zijn intelligente gasten. Ze zijn de hele wereld over geweest, hebben zich met hun jonge gezinnen aan andere culturen aangepast, ze spreken hun talen. Ik zeg niet dat elke oud-topvoetballer geschikt is voor leidinggevende functies, maar je moet de besten eruit pikken en verantwoordelijkheid geven. Ik geniet ontzettend van de ontwikkeling van Dennis Bergkamp. Je zou hem moeten zien tijdens vergaderingen van de voetbaljongens bij Ajax. Daar zit iemand die precies weet wat hij wil, die heel duidelijk de grenzen heeft bepaald van wat hij pikt en wat niet. Wim Jonk is precies hetzelfde verhaal. Als ik zie hoe MarcOvermars zijn functie van voetbaldirecteur invult, met al zijn slimheid en internationale contacten, geeft dat me heel veel vertrouwen in de toekomst.”

Welke kwaliteiten of eigenschappen mist u nog in het eerste elftal van Ajax?

“Ik mis nog een bepaalde vorm van hardheid. Ik zeg weleens gekscherend dat je ook gasten nodig hebt die een tegenstander zijn oor eraf kunnen bijten. Ik zal een voorbeeld geven uit mijn eigen tijd als speler. Ik had het lichaam van een spiering, dus andere jongens beschermden mij op het veld. Als ik een schop had gekregen, werd ik omringd door ploeggenoten. Die stonden dan bijna ruzie te maken wie die gozer van die schop even een lesje ging leren. Als je niet van je afbijt, ben je de pineut. In het huidige eerste elftal mis ik dat een beetje.”

Van welke huidige speler verwacht u veel in de toekomst?

Viktor Fischer vind ik een heerlijke voetballer. Hij werd als A-junior voor de leeuwen geworpen en durfde meteen zijn acties te maken. Fischer heeft kwaliteit, hij is streberig, hij is eigenwijs. Dat zijn prima eigenschappen. Dat soort talenten moet je als trainer constant op hun huid zitten.”

Waarom haalt Ajax de laatste tijd veel buitenlandse talenten – zoals Bojan Krkic – naar Amsterdam?

“Heel simpel: dat heeft te maken met een gat in de opleiding. Je kunt altijd te maken krijgen met een mindere lichting en die moet je dan aanvullen. Het nieuwe beleid is erop gericht om grote talenten zo jong mogelijk naar Ajax te halen, zodat we met ze aan de slag kunnen.”

DOOR SIMON ZWARTKRUIS IN BARCELONA – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik heb een zak geld nog nooit een doelpunt zien maken. Waarom zou je niet van rijke clubs kunnen winnen?”

“Als ik alle aanbiedingen van de laatste 17 jaar had aangenomen, was ik nu 100 miljoen euro rijker geweest. Hoezo geldwolf?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content