In het voorjaar verzeilde Ivan Gvozdenovic op de pechstrook van de voetbalsnelweg. Na wat gesleutel aan een van zijn schokdempers tuft hij weer olijk op de linkerrijstrook van blauw-zwart.

Als Ivan Gvozdenovic (27) wordt gevraagd hoe hij zich voelde bij zijn terugkeer op het Belgische gras na zijn knieblessure, is de repliek : “Gappy.” Oost-Europeanen lijken een patent te hebben op die uitspraak van het Engelse woordje, waarbij ze een overdreven hoeveelheid lucht tegen hun gehemelte sturen.

Hoe staat het trouwens met zijn Nederlands, waarvoor hij bij zijn aankomst in België weer achter de schoolbanken was geschoven ? “Not very good, not very bad”, vindt hij. De snelle opeenvolging van wedstrijden gunt hem geen ademruimte meer om nog lessen te volgen. Enkel als mensen heel traag Nederlands tegen hem praten, zal hij naar eigen zeggen misschien iets verstaan. Voor de zekerheid doorlopen we het vragenparcours in het Engels, langs enkele cruciale datums in het afgelopen jaar.

Het mes

Dinsdag 25 januari 2005

Club Brugge komt tot een akkoord met FC Metz om Gvozdenovic uit te lenen voor de rest van het seizoen. “Ik was graag in Brugge gebleven”, vertelt het Brugse nummer 17. “Maar ik besefte dat ik hier niet altijd kon spelen omdat blauw-zwart over veel goede spelers voor de linkerflank beschikt. Ik wilde niet langs de zijlijn wachten tot mijn tijd zou komen. Het verheugde me dan ook dat ik naar Metz kon. De Franse competitie staat qua niveau toch een trapje hoger dan de Belgische. Je hebt er tien à twaalf goede ploegen. Elke match is er interessant om te spelen.

“Ik stond bij Metz altijd in de basis en trad er in hun 4-3-3-systeem soms aan als linkerverdediger, soms als linkermiddenvelder. Ik voelde me heel gelukkig in Frankrijk. Het liep er perfect, tot die ene avond.”

Woensdag 16 maart 2005

FC Metz tracht in de competitiematch tegen Sochaux drie punten bijeen te harken. “Vijf minuten voor de rust ging ik in duel met de kapitein van de tegenstander en werd ik geraakt aan de linkerknie. Ik voelde dat er iets scheelde en bleef daarom bij de rust in de kleedkamer. De trainer vroeg me wel om voort te doen, maar ik heb geweigerd. De dag nadien heb ik foto’s laten nemen van mijn knie, maar daarop kondigde zich niets onheilspellends aan. Er werd besloten dat het niet zo erg was en dat ik weer kon spelen.

“De coach nam me drie dagen na de wedstrijd tegen Sochaux op in zijn basiselftal dat tegen Bastia aan de aftrap zou komen. Ik werd wat gepusht. Maar zelfs als ze me de vrije keuze hadden gelaten, zou ik me aangeboden hebben om te spelen. Ik voelde maar een beetje pijn. Dat gebeurt wel meer als je profvoetballer bent. Het was een grote vergissing om toen te voetballen. Ik had twee of drie weken rust moeten nemen. Na de wedstrijd tegen Bastia heb ik opnieuw foto’s laten nemen. Toen was er wel wat te zien. Mijn ligamenten bleken helemaal gescheurd. Ik ben daarom vervroegd naar België teruggekeerd.”

Dinsdag 5 april 2005

Ivan Gvozdenovic gaat in Antwerpen onder het mes. “De blessure was niet echt pijnlijk, maar de dokter verwachtte dat ik zonder operatie zou blijven sukkelen met die knie. Na de ingreep heb ik afgezien. Ik moest veel in bed liggen, had problemen om te wandelen en was het nog niet gewend om krukken te gebruiken. Het was mentaal heel zwaar, vooral omdat dit mijn eerste blessure was in zeven jaar.

“Ik heb hard gewerkt tijdens de revalidatie. Het ging altijd beter. Ik kon geleidelijk aan weer stappen en hier op de club wat oefeningen komen doen. Na vijf maanden kon ik, in overleg met de dokters, weer bij de groep aansluiten. Ik speelde met de invallers de eerste helft tegen Westerlo en dat verliep heel goed. Ik voelde niets meer van de blessure. Zo heb ik vier of vijf matchen met de B-ploeg afgewerkt.”

Comeback

Zaterdag 19 november 2005

Gvozdenovic heeft zijn krukken bij het huisvuil gezet en verschijnt met het eerste elftal van Club aan de aftrap tegen La Louvière. “Ik had het geluk dat er een gat viel op de Brugse linkerkant waardoor de trainer me goed kon gebruiken. Het was een speciale dag voor mij, want met het B-elftal spelen is toch iets heel anders. Ik was opgelucht omdat ik er weer bij was. Eigenlijk was ik nog relatief snel terug. Laten we maar toegeven dat ik ook een tikkeltje meeval heb gehad dat ik niet hervallen ben tijdens mijn revalidatie.

“Alles liep goed in die match. Ik had geen problemen om het snelle ritme weer op te pikken. Ik was daar klaar voor. Ik ben tevreden over de prestaties die ik sinds mijn comeback geleverd heb. Mijn spelniveau is normaal, ik ben weer 100 procent.”

Sinds zijn vertrek naar Metz is er wel wat veranderd bij de landskampioen. Zo heeft Trond Sollied plaats geruimd voor Jan Ceulemans. “Ik ervaar op mijn linksachterpositie geen noemenswaardige verschillen. Ik weet wat mijn opdracht is en waar ik heen moet bij verschillende situaties. Grosso modo komen die zaken overeen met hoe het vroeger was. Ik ervaar niet dat Ceulemans ons minder richtlijnen geeft dan Sollied. Misschien spreekt hij naast het veld niet zoveel, maar tijdens de rust vertelt hij ons telkens duidelijk wat er misloopt en laat hij van zich horen in de kleedkamer.”

De samenwerking met de andere spelers op het veld verloopt goed, legt Gvozdenovic uit. “Op het middenveld staat Leko voor mij. Ik ken hem heel goed. Ik kan ook in mijn taal met hem communiceren en op de mat schept dat zeker een voordeel. Meestal weet ik wat hij zal doen wanneer hij de bal krijgt toegespeeld. Als hij iemand in zijn rug voelt aankomen, verwacht ik me aan een pass naar mij in één tijd. Daarna gaat hij weer open. Als er niemand in zijn rug opduikt, zal ik hem vaak voorbijlopen om vóór hem ruimte te zoeken zodat hij me het leer kan toespelen. Dat weet hij en Leko kan je op dat moment een goede pass geven.

“Ook met de verdediger naast mij, Marek Spilar, loopt het lekker. Ik hou ervan als hij achter mij staat. Dan voel ik me zeker, omdat ik weet dat Spilar heel sterk is. Ik kan er ook op rekenen dat hij mijn ruimte afdekt als ik meeschuif naar voren. Marek kent me en weet dat ik dat graag eens doe. Maar ik ben een professionele jongen, en slim. Ik weet wanneer ik kan gaan en wanneer niet.”

Enkele jaren geleden definieerde Chris Van Puyvelde de centers van Gvozdenovic in een interview met dit blad als ‘moeilijk te verdedigen’. “Als Chris zoiets zegt, is het waar”, schatert Gvozdenovic. “Ik tracht de bal altijd achter de verdediging van de tegenstander te katapulteren en geef hem heel veel snelheid mee. Dat is voor de verdedigers heel moeilijk. Als ze hem willen wegtrappen, bestaat de kans dat ze hem in eigen doel doen verdwijnen. Voor onze aanvallers is het makkelijk. Zij hoeven bij wijze van spreken maar aan het leer te likken om te scoren.”

Concurrentie

Een dag in de toekomst ?

Bij het aanhoren van het huizenhoge cliché dat concurrentie spelers beter maakt, knikt Gvozdenovic heftig. “Als je weet dat er iemand anders klaarstaat om je plaats in te nemen, geef je alles. Concurrentie is zonder twijfel positief.”

Maar is de voormalige aanvoerder van Rode Ster Belgrado nog dezelfde mening toegedaan als die woorden straks als een boemerang in zijn gezicht belanden ? Wat zegt hij als de terugkeer van Klukowski in zijn nadeel uitspeelt ? “Dat zullen we dan wel bekijken. Als iemand anders op de linksachterpositie speelt, vlieg ik trouwens niet sowieso uit de basis. Ik kan ook doorschuiven naar het middenveld. Voor mij maakt het niet uit waar ik sta.

“Nu denk ik nog niet aan dergelijke scenario’s. De trainer zal dat op dat ogenblik beslissen. Als Klukowski dan in zijn ogen beter is, geen probleem. Maar ze kunnen niet zomaar iemand eruit plukken en een andere speler in de plaats droppen. Dan moet er een reden zijn. Als ze me eruit willen zetten, zouden ze met me moeten praten.” l

KRISTOF DE RYCK

‘IK ERVAAR NIET DAT CEULEMANS ONS MINDER RICHTLIJNEN GEEFT DAN SOLLIED.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content