Geen voetballer reisde de voorbije jaren zo veel als Norman Sylla. Elk seizoen wisselde hij van ploeg en vanuit de kelders van het Engelse amateurvoetbal werkte hij zich naar boven. ‘En kijk, nu ben ik zelfs international!’ Een portret.

Hij heeft lang moeten wachten op zijn kans, Norman Sylla (25), de spits van Dender. Tot begin december in de competitie. Tot dan was hij, voor het eerst in zijn leven in de eerste klasse, hoofdzakelijk supersub, in elke wedstrijd goed voor een paar minuten. Maar in december kreeg hij zijn kans. Eerst van Patrick Asselman, die hem een najaar lang op training vervloekte en met vallen en opstaan kneedde, en vervolgens van Jan Boskamp. Sylla bedankte met wat hij al jaren goed kan: scoren. Tegen Westerlo maakte hij onlangs zijn vijfde goal in tien matchen. Hij deed ook iets nieuws: assists geven. “Ik heb mijn spel verrijkt,” zegt hij, “vroeger schoot ik meestal zelf, nog nooit in mijn leven heb ik anderen zo veel laten scoren.” Het verhaal van zijn leven leest als een avonturenroman, in zijn valies zijn al veel vakjes gevuld.

De Franse jaren

Hij groeide op in een voorstad van Parijs, in de schaduw van de luchthaven Charles de Gaulle. Op zijn zesde begon hij te voetballen. Een klein, snel spitsje en neem dat maar letterlijk. “Ik ben laat beginnen te groeien. Na mijn zestiende zelfs. Plots, in twee jaar twintig tot dertig centimeter. Kevin Hatchi(Bergen, nvdr) heeft me nog als klein ventje gekend, vraag het hem maar.”

Een bekende vriend van toen was Alou Diarra, momenteel Bordeaux en de Franse nationale ploeg. Sylla: “Ik noem hem grote broer. Als ik niet thuis ben, vind je me bij hem. Ik vind het zelfs raar dat wij in verschillende nationale ploegen spelen: hij bij Frankrijk, ik bij Guinee.”

Zijn moeder is Française, geboren in Marseille, maar met Guinese roots. Zijn vader is nog in het thuisland geboren. Een broer heeft hij niet, wel vijf zussen. Sylla: “Veel oestrogeen rond me, ik ben ook nog eens de jongste, de chouchou van de familie.”

Op school was hij zoals in het voetbal: hij deed vooral het minimum. ” (lacht) Vroeger was ik in wedstrijden snel tevreden. Als ik had gescoord, was het voldoende. Op school ook, de helft volstond.”

De Parijse banlieues, het zijn niet bepaald favelas of bidonvilles, maar met veel vrolijkheid associeer je ze toch niet. Sylla wil zijn leven niet romantiseren, maar evenmin dramatiseren: “Je moet je vooral vastklampen aan iets wat je goed kan om niet ten onder te gaan. Uiteraard waren er momenten van twijfel, er zijn niet zo heel veel mensen die kunnen leven van voetbal en dan ga je nadenken. Zeker als je veel kleiner bent dan de rest en maar niet wil groeien. Zo rond mijn vijftiende stierf mijn vader ook nog eens. Een jaar lang was ik van slag, ik trof nog amper doel. Hij was al langer ziek, maar hield dat voor ons zo lang mogelijk verborgen, tot het niet meer kon. Mijn moeder werkte een beetje, rijk waren we niet, maar geldproblemen waren er ook niet.”

Zijn redding was het voetbal, op zijn zestiende kwam hij in het opleidingsinstituut van de Franse bond terecht, in Clairefontaine. Daar ontmoette hij Hatchi en kruiste hij voetballers als Cissé, Henry, Vieira, Silvestre of Saha. “Voor mijn moeder was dat geen makkelijke periode. Ik zat op internaat en na mijn vader was ze plots ook haar zoon kwijt, maar voor mijn voetbal was het goed. Perfecte opleiding gehad en vanwege mijn lengte werd ik weggehaald uit de spits, naar de vleugel.”

De Engelse jaren

In 2001 ruilde Sylla Red Star Paris voor een leven in Engeland. Hij raakte in de Franse hoofdstad immers niet aan een profcontract. Om daar te slagen, zegt hij, moet je heel sterk zijn, vanwege een overvloed aan spelers. En dus reisde hij een van zijn oudere zussen achterna, naar Oxford.

Niet omringd door mensen met enige voetbalrelaties én nog jong en onervaren, leefde Sylla er in de schaduw, in de wereld van het amateurvoetbal, de pubteams. Bij ploegen als Banbury United, Barnet, Tamworth of Redditch United. Voetballen voor een paar honderd man, met spelers die een heel andere mentaliteit hadden. Volwassenen allemaal, hard spel, weinig training, veel drank. “Ze kunnen drinken en tóch goed spelen. Muziek in de kleedkamer, vaak zelfs tv, maar dan, eens aan de aftrap, slaat de sfeer van de ene minuut op de andere om … Als het voetbal maar goed is, voor de rest doe je wat je wil.”

Fuck was een van de eerste woorden die hij er leerde. Hij was geen centrumspits zoals zij het gewoon waren, zo’n bonker van veel kilo’s, goed met de kop. Neen, hij rekende op zijn behendigheid en snelheid. Navlooien van de websites van die clubs leert dat hij vlot scoorde, één seizoen 42 keer, een ander 22 keer. Sylla: “Ik heb écht geen spijt dat ik dat meemaakte.”

Ze betaalden hem een mager weekloontje, dat hij aanvulde met wat kleine jobs in kleding- en sportwinkels. Sylla: “Ik weet wat het is, ’s morgens moeten opstaan om te gaan werken. Daarom, als ik nu even achterom kijk, ben ik fier op mezelf.”

Het eerste jaar in Oxford en het laatste, in de Midlands toen hij voor Redditch voetbalde, dat waren de beste twee seizoenen. Voor Redditch was het goed voetballen, in Oxford ontdekte hij het leven. De taal, nieuwe vrienden, het uitgaansleven, de meisjes die zich schaars gekleed in het uitgaansleven stortten. Sylla lacht: “Na een tijdje raak je ook daaraan gewend.”

In Oxford vond hij ook een Engelse vriendin, met wie hij vijf jaar, iets langer zelfs, leefde. Toen hij het land verliet, sprong het af.

De Griekse jaren

In 2005 dook plots de kans op om naar Griekenland te verhuizen. Naar Acharnaikos, een ploeg uit Athene, tweede klasse. Veertig graden, vakantiegevoel, de zee, een visje. Het lijkt idyllisch, maar dat was het niet. Ze betaalden immers niet. Sylla: “Daar heb ik gezien wat gebrek aan respect voor iemand écht betekent. Zonder gêne vlakaf in je gezicht zeggen dat je geen geld krijgt. Ik heb diverse keren op het punt gestaan om het vliegtuig te pakken, maar dan had ik verloren. Ze hadden de pech dat ze op iemand vielen die doorzag welke spelletjes ze speelden en voet bij stuk hield. Lang hield ik geheim dat ik Grieks sprak en verstond, opgepikt van tv en in de kleedkamer. Tot op het laatst mijn contract ter sprake kwam. Ze zegden in mijn bijzijn, veronderstellend dat ik toch niks snapte: ‘Ach, we geven hem de helft van waar hij recht op heeft.’ Toen kwam ik tussenbeide. Ik zei: ‘Geef me alles waar ik dit seizoen recht op heb en laat me vrij, anders stap ik naar de FIFA en eis ik de twee jaar waar ik contractueel recht op heb.’ In het Grieks. Je had hun gezichten moeten zien.”

De Belgische jaren

Via een oude Parijse vriend kwam hij bij Ronse, dat nog een spits zocht. Een jaar later voetbalt hij in de eerste klasse. Cristophe Denie, zijn trainer bij Ronse, voorspelde dat, op voorwaarde dat hij harder werkte.

Sylla: “Mijn doelen waren: spelen én scoren in de eerste klasse, international worden en naar de Afrika Cup gaan. Twee van de drie heb ik bereikt. Mooi, neen?” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content