Het missen van play-off 1 neemt bij Cercle Brugge de zoete smaak niet weg van het talent dat in de vereniging ontluikt. Een opvallende revelatie die dit seizoen van groen-zwart mee kleurt, is de bliksemsnelle spits Igor Vetokele. ‘Als ik vroeger een vaas brak, kon ik me nogal rap wegsteken.’

Trainer Bob Peeters dropte Igor Vetokele op 15 oktober 2011 plots alleen in de aanval, nadat duidelijk was geworden dat Cerclespitsen Dominic Foley en Amido Baldé onder het mes moesten. Sindsdien verscheen Vetokele aan de aftrap van elke competitiematch van Cercle en maakte hij zes competitiedoelpunten. Bij de beloften van AA Gent had Peeters de 1,73 meter kleine Angolese Belg al eens eerder onder zijn hoede gehad, net als verdediger Grégory Mertens. Hij haalde hen allebei naar Cercle.

Vetokele, pas twintig, wordt geprezen om zijn vermogen om de bal af te schermen, om zijn sprongkracht en kopspel en vooral om zijn snelheid. Sommigen vragen zich af of hij de snelste spits in het land is. Vetokele lacht. “Ik denk dat MéméTchité van Standard sneller is”, zegt hij. “En zijn ploegmaat Gohi Bi Cyriac misschien. Maar ik ben van kind af ook redelijk snel. Als ik vroeger een vaas brak, kon ik me nogal rap wegsteken. ( lacht) En dat ik de bal goed kan afschermen, komt omdat ik redelijk breed ben en omdat ik daar veel op trainde met mijn vader. Hij probeerde in de tuin vaak de bal van mij af te pakken. Omdat hij natuurlijk veel groter en sterker was, leerde ik mijn lichaam goed te gebruiken.”

Leren negeren

Je vader was vroeger zelf voetballer, in Angola.

Igor Vetokele: “Ja. Mijn ouders zijn allebei Angolees en ook ik ben ginder geboren. Mijn vader voetbalde er tot hij moest kiezen tussen zijn voetbalcarrière en zijn carrière als piloot. Hij koos voor dat laatste, want met het voetbal viel in Angola niet veel geld te verdienen. Dankzij zijn job bij Angola Airlines kwam hij vaak in Brussel. Toen ik één was, besloten mijn ouders naar België te verhuizen. De details van die beslissing ken ik niet. Ik weet alleen dat we in Oostende gingen wonen. Daar groeide ik op.”

En kreeg je het plat Oostends onder de knie.

( lacht) “Daar schrikken mensen weleens van.”

Volg je nog wat er in Angola gebeurt?

“Alleen de prestaties van de nationale ploeg. Mijn vader werd er vroeger een paar keer voor opgeroepen.”

Je zei in een krant al eens dat je vader wil dat jij zijn carrière voortzet.

“In het verleden zette hij soms veel druk. Vroeger zei hij af en toe net voor een wedstrijd: ‘Je móét vandaag scoren.’ En als ik op het veld stond, commandeerde hij mij de hele tijd. Daardoor beleefde ik tijdens mijn puberteit een moeilijke periode. Er ontstonden nogal wat conflicten. En dat ik hem bij KV Oostende een tijdje als trainer had, hielp op dat vlak ook niet echt. Meer dan één keer gooide ik thuis een deur boos dicht. Maar rond mijn veertiende maakte een oom mijn vader eens duidelijk dat hij niet zo veel druk op mij mocht leggen. Sindsdien gaat het beter en ben ik bevrijder gaan spelen.

“Achteraf bekeken had die moeilijke periode ook positieve gevolgen. Ik leerde me beter te beheersen als iemand eens iets zegt. Dat kan niet iedereen; een van mijn zussen kraakte bijvoorbeeld onder mijn vader. Toen zij haar rijbewijs wilde halen en mijn pa haar lessen gaf, ging ze al na een week naar de rijschool. Ik hield de rijlessen met hem wel vol. ( lacht) Omdat ik intussen dingen kan laten voor wat ze zijn. En omdat ik het vermogen ontwikkelde om ook eens niet te luisteren. Als ik nu tijdens een match eens uitgefloten zou worden, zou ik mij daar volledig van kunnen afsluiten. Ik leerde mezelf aan om mensen buiten het veld compleet te negeren.

“Tegenwoordig discussiëren mijn pa en ik nog wel regelmatig, maar niet meer zoals vroeger. En hij zegt niet meer: ‘Je moet dit’, maar wel: ‘Probeer eens dat.’

El Ghanassy opvolgen

Hoe was de opleiding die je bij Oostende kreeg?

“Goed. Ik speelde er tien jaar. Met de ene trainer ging het er beter dan met de andere, maar sowieso maakte ik daar heel mooie momenten mee.”

Wat moest een trainer hebben of doen opdat je het goed met hem zou kunnen vinden?

“Ik had het liefst trainers die niet voor ‘de lange bal’ kozen, maar echt wilden voetballen. Ik vond ook altijd dat je jonge spelertjes niet moest overladen met theorie, dat komt wel met de tijd. En ten derde vond ik het fijn om als jong spelertje al een soort van vertrouwen te voelen.”

Je ging in 2008 naar AA Gent. Hoe ging het daar?

“Tijdens mijn eerste maanden scoorde ik zo’n twaalf keer. Ik werd doorgeschoven naar de min-19-jarigen en de beloften. Het was een prima eerste jaar. In het tweede jaar trainde Bob Peeters de beloften, dat was echt fantastisch. Hij haalde veel kwaliteiten uit mij, en uit de anderen. Ik ontwikkelde me goed, ik mocht vaak meetrainen met de eerste ploeg en Michel Preud’homme zette me zelfs een keer op de bank. In 2010 vertrok Bob Peeters naar Cercle. Van Francky Dury, de opvolger van Preud’homme, mocht ik niet meer meetrainen met de eerste ploeg. Tegelijkertijd had ik het gevoel dat ik bij de beloften niet meer beter kon worden. Het niveau bij de beloften was na het vertrek van Peeters ook heel erg gezakt. Veel spelers waren vertrokken en er moest eigenlijk vanaf nul herbegonnen worden. Niks hing nog aan elkaar, iedereen speelde voor zichzelf. Dat was moeilijk.

“In januari 2011 had ik een gesprek met onder anderen Dury en Michel Louwagie ( algemeen manager, nvdr). Er werd gesproken over een eventueel vertrek van Yassine El Ghanassy en er werd gezegd dat ik hem zou kunnen opvolgen. Maar eerst zouden ze me uitlenen. Als ik het in Roeselare goed deed, zou ik het volgende seizoen, dit dus, altijd mogen meetrainen met de eerste ploeg. Maar ik wist intussen hoe het ging. Dury kon wel van alles zeggen, maar zou hij er het volgende seizoen zelf nog zijn?

“Daarnaast hing aan die uitleenbeurt naar Roeselare de voorwaarde vast dat ik een verlenging moest tekenen van mijn contract, dat halverwege dit jaar zou aflopen. Dat wilde ik niet, ook omdat de verlenging die ze voorstelden niet echt top was. En dus moest ik nog een tijdje op mijn tanden bijten.”

En dat ging niet zo goed?

“Dat ging eigenlijk helemaal niet. Ik blesseerde me ook, waardoor ik belangrijke momenten bij de Belgische jeugdselecties miste. Ik zat in die periode heel diep, ik had zelfs eventjes zin om te stoppen met voetballen. Ik kwam moe aan op training en de trainingen waren niet altijd leuk. ’s Avonds trainden we met de hele groep, maar ’s morgens waren we soms maar met drie man, omdat veel jongens nog naar school gingen. Ik moest eerst van Oostende naar Gent, ’s middags terug en ’s avonds nog eens naar Gent en weer terug, we hadden niet de mogelijkheid om op de club te blijven. En toen ik een appartement of een auto vroeg, was dat altijd een probleem.”

Redelijk erge dingen

Hoezeer liet jij blijken dat het je bij Gent niet meer aanstond?

“Bij een bepaald toernooi maakte ik heel duidelijk dat ik geen zin had om mee te doen. Toen zijn er van mijn kant redelijk erge dingen gebeurd die niet hadden mogen gebeuren. Ik weid daar liever niet over uit. Ik ging toen in de fout. Maar er was dus wel een voorgeschiedenis.”

Zette Michel Louwagie je intussen onder druk om bij te tekenen?

“Heel erg. Hij is iemand met veel macht. Veel mensen bezwijken daaronder. Hij zei op den duur dat ik geen matchen meer zou mogen spelen met de beloften, wat ook gebeurde, en dat ik teruggestuurd zou worden naar de min-19-jarigen. Ik zei: ‘Voor mij geen probleem, zolang ik hier maar weg kan.’

“Ik had ook het geluk dat ik mijn vader aan mijn kant had. Die ging fel tegen Louwagie in.” ( lachje)

Zou je zonder je vader nog altijd in Gent gezeten hebben, denk je?

“Mocht ik alleen geweest zijn, dan had ik wel bijgetekend, denk ik. Stel je voor dat jij 19 bent en dat ze tegen jou zeggen dat je bijvoorbeeld 2000 euro per maand kunt verdienen. Als je dan klasgenoten uit het middelbaar tegenkomt die al werken en je hoort dat die dat niet verdienen, denk je: oké, misschien moet ik het doen. Als jonge gast redeneer je ook enkel op korte termijn. En mensen als Louwagie zitten al jaren in het vak, ze weten maar al te goed hoe ze iemand moeten ompraten.

“Maar Louwagie deed in het verleden voor de club ook al fantastische dingen.”

Heb je ooit spijt gehad van je keuze om naar Gent te gaan?

“Nee. Het positieve eraan was dat ik met Bob Peeters kon werken en dat die mij kende toen hij bij Cercle trainer werd.”

Een dubbel gevoel

Cercle moest voor jou amper 10.000 euro neertellen, stond in de krant.

“Het was wel een tikje meer, maar niet heel veel. Maar Gent krijgt ook nog een percentage bij een eventuele doorverkoop.”

En toch. Snap je dat er mensen zijn die Grégory en jou zien ontbolsteren bij Cercle en dan denken: bij Gent zijn ze niet goed bezig als ze zulke jongens voor een prikje laten gaan?

“Niemand weet of Grégory en ik dezelfde ontwikkeling zouden gehad hebben in Gent. Gent heeft meer ambitie, er is meer druk en een grotere concurrentie. Maar dat Grégory en ik ons op deze manier ontwikkelen wil wel zeggen dat we het potentieel hadden. Het zal Gent waarschijnlijk toch met een dubbel gevoel opzadelen.

“Volgens mij zijn ze bij Gent met de jeugd minder goed bezig dan ze denken. Langs de ene kant is het normaal dat de doorstroming naar het eerste elftal beperkt is; een club met ambitie kan niet altijd aan jonge jongens de tijd geven om zich te bewijzen. Aan de andere kant bewees Standard al dat het ook anders kan.”

Hannes Van Der Bruggen kreeg intussen al enkele kansen bij Gent.

“Dat is eerst en vooral zijn eigen verdienste. En het bestuur en de trainer zien in hem kennelijk wel iets, bij mij was dat blijkbaar niet het geval. Misschien speelde ook mee dat de relatie tussen Gent en mijn vader nooit goed was. En daarnaast weet ik niet welk contract ze Hannes geboden hebben. Het kan dat persoon a een contract accepteert en dat persoon b datzelfde contract onvoldoende vindt.”

‘De Laatste Show’

Bij Cercle droeg jij een hele tijd de aanval op je eentje. Was dat zwaar?

“Heel zwaar. Met de beloften trainen, dat is – met alle respect – van een heel ander niveau dan wat ik hier moest doen. Ik kwam net in het ritme toen Bob Peeters me al in zijn ploeg gooide. Maar achteraf bekeken was ik er blijkbaar klaar voor, want ik bleef blessurevrij en verteerde de arbeid vrij goed.

“In het begin zit je als jonge gast nog in een flow waarbij je gewoon speelt voor je plezier. Het was eigenlijk pas na een tijdje dat het mij begon te dagen dat het nu om de knikkers gaat. Ik had ook het geluk dat alles goed liep met de ploeg. Pas als de resultaten slecht geweest zouden zijn, zou het mentaal zwaar gewogen hebben, denk ik. ( lacht) Nu dacht ik soms zelfs: oei, dat gaat hier iets té vlot. Ik ging er altijd van uit dat ik een terugval zou krijgen, maar het blijft goed gaan.”

Is het moeilijk om de voeten op de grond te houden als mensen roepen dat jij een van de openbaringen van het seizoen bent?

“Voor een jonge speler is dat redelijk moeilijk. Maar ik heb mijn vader, mijn makelaar en de oudere spelers die me daarbij helpen. En de trainer. Niet dat hij dat al vaak moest doen, maar één keer toch wel. Nadat ik met hem samen op tv was geweest, liep hij de week nadien tijdens de trainingen naar mij te roepen: ‘Igor, je bent hier niet meer in De Laatste Show, hé!’ En dat was niet om te lachen.”

DOOR KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content