Op 27 september bokst Bea Diallo in Charleroi voor de wereldtitel bij de middengewichten tegen de arrogante Nederlander Raymond Joval. ‘Voor ik inslaap, zie ik zijn gezicht. Vooral zijn kin. Ik weet waar ik hem moet raken.’
Dag in dag uit heeft de Belgisch-Guinese bokser Bea Diallo dat gezicht voor zijn ogen. Het gezicht van Raymond Joval, de arrogante wereldkampioen bij de middengewichten, versie IBO. Een Nederlander, afkomstig van Suriname en residerend in New York. Een imposante atleet, hij behaalde brons op de Olympische Spelen. Joval twijfelt nergens aan en het minst nog aan zichzelf. Zijn kamp tegen Diallo, op 27 september in de Spiroudôme van Charleroi, beschouwt hij als een formaliteit. Een soort gezondheidswandeling, naar verluidt zal hij er een beurs van 200.000 euro voor opstrijken. Goed, zijn gordel staat op het spel. No big deal. Zijn managers hebben inmiddels al een ander gevecht georganiseerd, ergens in november in Amsterdam : dan verdedigt Joval zijn titel opnieuw. De Nederlander gaat er met andere woorden van uit dat hij zijn gordel niet aan Diallo zal kwijtspelen. Hoegenaamd niet gehinderd door een gebrek aan zelfvertrouwen stond Joval midden augustus in het casino van Namen de verzamelde pers te woord. En toonde zich van zijn meest hautaine zijde. Een reporter stelde een vraag over die kamp in Amsterdam. Of die niet een beetje voorbarig geprogrammeerd is. “Dat is uw probleem niet”, klonk het. “Wat ik na mijn bezoek aan België ga doen, gaat alleen mij aan.”
Zo heeft alvast Bea Diallo het niet begrepen. Vooral niet sinds de IBF op 30 juni een officiële mededeling rondstuurde. Diallo vernam dat de winnaar van zijn gevecht tegen Joval automatisch challenger wordt voor een kamp om de wereldtitel van beide bonden (IBO en IBF). Dat betekent dat Diallo of Joval de vuisten zal kruisen met de legendarische Bernard Hopkins. Vijftien keer al verdedigde die zijn wereldtitel met succes, hij wil Monzon uit de recordboeken laten schrappen. Joval ligt niet wakker van Hopkins. “Hij is een pretentieuze zak die de slimmerik speelt met zijn verschillende titels. Hij mist slechts één titel : de mijne. Ik laat voor zo’n kerel mijn slaap niet.”
En jij, Bea Diallo ?
Bea Diallo : “Naar Las Vegas trekken voor zo’n affiche, dat beschouw ik als de bekroning van mijn carrière.”
Maar dan moet je op 27 september wel winnen tegen Joval. Wat gebeurt er als je verliest ?
“Dat is een goede vraag. Het spreekt vanzelf dat ik me niet ga verlagen tot een rol van sparringpartner voor boksers die naar de top willen doorstoten. Dat vind ik nogal pathetisch en weinig sportief. Laat ik het erop houden dat ik blijf boksen zolang ik er plezier aan beleef. Na 27 september zal ik weten op welk niveau ik me bevind. Om het met voetbal te vergelijken : ik zal weten of ik in de Uefacup moet spelen, dan wel of ik de Champions League aankan. Hoe dan ook, zelfs al zou ik Joval en nadien Hopkins verslaan, over twee jaar stop ik sowieso met boksen. Al zal ik me vervolgens natuurlijk nog altijd voor de bokssport inzetten.”
Een voordeel is wel dat je voor eigen publiek bokst.
“Ik wist dat ik tegen Joval zou moeten vechten. De vooruitzichten waren zo dat zulks in Duitsland of, nog erger, Nederland zou moeten gebeuren. Dat vond ik geen aantrekkelijke gedachte. Ik ontmoette Joval liever in België. Ik ben dan met Eric Somme gaan praten. Die vertelde me dat ik in Charleroi de Spiroudôme kon afhuren tegen interessante condities. Ik moest daar alleen de nodige fondsen voor aanboren. Op een dag, toen ik in een bui van ontmoediging stak, raadde een vriend me aan om Alain Courtois op te zoeken. Daar had ik zelf nog niet aan gedacht. Ik kwam bij hem terecht voor dat gevecht tegen Joval. En hij heeft er meteen werk van gemaakt.”
Niet alleen Alain Courtois. Ook Alphonse Costantin, de manager van Standard, ging de kar duwen. Zowel Courtois als Costantin zijn opgetogen over het positieve imago dat je uitstraalt. Een schoolvoorbeeld van integratie noemen ze jou.
“Ik zou daaraan willen toevoegen : een voorbeeld van ontwikkeling, vooral dan op filosofisch en moreel gebied. Toen ik jong was, was ik niet bepaald een doetje. Ik belandde in Frankrijk, daar kwam het Front National toen volop op. Ik begreep daar niets van. Discriminatie, racisme, ik vind dat onrechtvaardig. Ik werd allergisch voor alle vormen van autoriteit. En ik reageerde ongelooflijk impulsief. Voor een niets ontplofte ik, daar kwam altijd heibel van. De ene vechtpartij na de andere. Blijkbaar had ik toen al veel bokstalent, want ik kan me niet herinneren dat iemand me ooit tegen de grond heeft geslagen.”
Hoe is het mogelijk, hé. Van straatboef tot de ideale schoonzoon.
“De mensen die me nu kennen, zeggen me herhaaldelijk dat ze een groot verschil zien tussen de persoon die ik ben en de sport die ik beoefen. Ik vind dat zo’n uitspraak altijd zeer denigrerend voor de bokssport klinkt. Natuurlijk kan ik dat begrijpen : in een boksring staan uiteindelijk twee mensen op elkaar te meppen. Maar zelf ben ik de bokssport enorm erkentelijk. De bokssport heeft me toegelaten mezelf te ontwikkelen. Voor mij was het een authentieke levensschool. Ik heb geleerd mezelf te overtreffen. De grenzen van mijn angst te verleggen, de grenzen van de pijn te verkennen en te verschuiven. Maar het heeft me ook respect voor anderen opgebracht. Door het boksen ben ik veel kalmer, veel serener geworden. Soms heb ik het gevoel dat ik de kracht van een olifant heb.”
Heb je er ook een prijs voor moeten betalen ? Allicht heeft het je opofferingen en inspanningen gekost.
“Ik heb de pretentie om te beweren dat ik topsporter ben. Toch heeft boksen me tot dusver alleen maar geld gekost. Ik heb er geld aan toegestoken. Omdat ik onafhankelijk wilde blijven en ondernemend van aard ben, heb ik altijd mijn eigen gala’s georganiseerd. In zo’n geval voorzie je een globaal budget. Je zoekt sponsors. Je hoopt de zaal vol te krijgen. Als het een beetje krap werd, deed ik altijd afstand van mijn eigen beurs. Maar ik ben er langs de andere kant wel trots op dat de andere boksers altijd hebben gekregen wat we hadden afgesproken. Ook al had ik het zelf moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen.”
Waar doe je dat voor ?
“Heel simpel, omdat de bokssport voor mij een echte noble art is. Dat is ze altijd geweest : een nobele kunst. Ik kan niet verdragen dat boksers elkaar als slagers te lijf gaan.”
Vandaar dat beweerd wordt : Diallo is niet gemeen genoeg om een topbokser te zijn.
“De vraag is : waaraan geef je de voorkeur ? Wil ik dat de mensen me onthouden als een goed mens of als een bokskampioen ? Ik kies zonder aarzelen voor het eerste. Je doen respecteren als mens duurt levenslang. Het statuut dat je als sporter verovert, is vluchtig. Het vervliegt met de tijd. En voor de rest speelt alles zich in het hoofd af. Het is een kwestie van opvoeding. Ik schep er geen enkel plezier in om iets of iemand te vernielen. Als een ander me geen kwaad doet, waarom zou ik hem dan willen verwoesten ? Soms heb ik schrik dat ik iemand echt pijn doe. Maar er zijn uitzonderingen. Totnogtoe had ik aan twee tegenstanders een hartsgrondige hekel : Sanabria en Bleakley. De eerste heb ik k.o. geslagen in de vierde ronde, de tweede heb ik geveld in de derde ronde. Welnu, ik zal je wat verklappen : ik heb het niet zo begrepen op Joval.”
Hij heeft je kennelijk ook niet bijster hoog op. Hij noemt je Diabolo of Diabo, hij lijkt wel Raymond Goethals. Hij heeft een ongelooflijk misprijzen voor jou.
“Hij waant zichzelf onoverwinnelijk. Maar hij is het niet. Ik weet hoe ik hem kan verslaan. Ik zal vlugger en beweeglijker zijn dan hij. Joval doet me denken aan een pitbull. Als hij je tussen zijn tanden krijgt, laat hij je niet meer los en verscheurt hij je. Maar hij wordt zelf niet graag geraakt. Zijn incasseringsvermogen is bijzonder beperkt. Hij krijgt van mij zeker geen studieronde. Ik vlieg er meteen in, ik zal hem van bij het begin bestoken. Ik zal de mensen niet ontgoochelen. En als het slecht uitdraait, zal ik me niet beroepen op excuses zoals ‘ik had een slechte dag’ of soortgelijke flauwiteiten. Ik ben er klaar voor.”
Want je bent goed voorbereid.
“En of. Ik heb er 150 ronden tegen diverse sparringpartners op zitten. Sommigen gedroegen zich als wilden. In Duitsland, in de club van de broers Klitsjko, moet je dagelijks het beste van jezelf geven, moet je tot het uiterste gaan.”
En de rest van de voorbereiding ?
“Van 15 tot 31 juli was ik met mijn familie met vakantie in Portugal. Daar heb ik veel joggings gedaan en zo een fond gelegd. Ik zocht een parkoers met steile hellingen uit, zodat ik weerstand kon kweken. Van 7 tot 18 augustus verbleef ik met mijn ploeg in Hamburg. Daar ben ik met de bokshandschoenen beginnen te trainen, waarbij ik zowel het technische, tactische als fysieke aspect heb verzorgd. Al mijn sparringpartners waren van hoog niveau, er zaten wereldkampioenen bij. In die kampen heb ik vooral veel aan agressiviteit gewonnen : dat was daar nodig om me te doen respecteren. Dan ben ik naar Brussel teruggekeerd, tussen 19 en 30 augustus heb ik daar normaal getraind. Van 1 tot 20 september heb ik in het casino van Namen opnieuw met sparringpartners gewerkt. Plus met bokszak, de spieren versterkt. Dat was de moeilijkste fase van de voorbereiding. Ik kreeg krampen in mijn spieren. Logisch : je kan niet de topconditie te pakken krijgen zonder eerst door zware vermoeidheidsverschijnselen te gaan. Van 20 tot 26 september heb ik het programma verlicht, en een recuperatiefase ingelast. Ik heb me toegespitst op snelheid en beweeglijkheid, en heb ontwijkende bewegingen ingestudeerd. En ik heb vaak mijn gezin opgezocht, want dat begon ik te missen. Ik ervaar hun aanwezigheid vlak voor een kamp altijd als stimulerend.”
Besluit ?
“Het ziet er goed uit. Voor het eerst heb ik werkelijk geleefd zoals een topbokser het moet doen. Van ’s morgens tot ’s avonds was ik met dat gevecht bezig. Twee maanden lang heb ik boksen gegeten, gedronken en geademd. En van boksen gedroomd.”
En van Joval.
“Zijn gezicht. Ik zag het constant voor me. Voor ik insliep, zag ik zijn gezicht. Zijn kin vooral. Zijn kin die vooruit steekt. Ik weet waar ik hem moet raken. Ik weet waar ik op moet mikken.”
door Daniel Renard
‘Ik heb liever dat ze me kennen als een goed mens dan als een kampioen.’
‘Ik kan het niet verdragen dat boksers elkaar als slagers te lijf gaan.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier