Met overgave plakt Justice Wamfor zijn lijf vaak aan dat van zijn tegenspeler. Als hij al een centimeter toegeving doet, is dat beredeneerd. ‘Ik heb tegen mijn rol gevochten en hem verslagen.’

Nog enkele weken en Justice Wamfor kan weer even naar Kameroen. “Zonder die tripjes naar ginder zou ik omkomen van heimwee”, meesmuilt de middenvelder van Germinal Beerschot. “Maar als ik er dan ben, wil ik gauw terug naar hier. Het is ginder zo vermoeiend.” Geen seconde laten ze hem er gerust. Voor een privébabbel met zijn familie blijft amper ruimte, meestal zit heel het huis vol volk. Met tientallen tegelijk trekken ze daar aan zijn mouw. Gewone mensen en journalisten. Voor een handtekening, een babbel, een foto, een interview, een wedstrijdanalyse op tv … Een voetballer die succes heeft in Europa, verpersoonlijkt in Afrika ook een beetje God. Bovendien is Wamfor in het tweetalige Kameroen de enige Engelstalige speler bij de nationale ploeg, en dus wordt hij ook gezien als de mascotte van een hele bevolkingsgroep.

Hels risky

Dan is het in dit landje een pak kalmer voor hem. Beetje bizar, want al zeven jaar voetbalt hij in de Belgische eerste klasse, eerst bij Genk, nu op het Kiel. Van hordes journalisten die hem aanklampen of verblindende schijnwerpers heeft hij hier zelden tot nooit last. Nochtans levert hij elke week een meer dan behoorlijke prestatie. Justice kreeg in een hoop wedstrijden een speciale taak sinds trainer Harm van Veldhoven zijn systeem veranderde na de vijf puntenarme speeldagen aan het begin van het seizoen. Gevolg: als de tegenstander in een 4-4-2 aantrad, moest Wamfor zuivere mandekking spelen. “In het begin dacht ik: ‘Hoe breng ik dat in godsnaam tot een goed einde?'”, zegt de Afrikaan met een witte lach. “Maar – typisch voor mij – als ik in een rare situatie kom, op of naast het veld, wil ik niemand tonen dat ik verbaasd ben. Ik doe altijd alsof alles normaal is.”

Terwijl je het nog nooit eerder had gedaan, hé.

Justice Wamfor: “Juist. Normaal ben ik een defensieve middenvelder. Maar de trainer wilde dat we niet langer volgens posities voetbalden, wel volgens individuele kwaliteiten.

“Sindsdien dek ik bij een tegenstander die twee aanvallers opstelt, de spits die het minst diep speelt, Kurt Van Dooren blijft bij de andere. Toen Didier Dheedene nog niet geblesseerd was, corrigeerde hij als libero. Zo viel ik eigenlijk in de rol van centrale verdediger. Mijn opdracht? ‘Blijf altijd bij je mannetje.’ Loopt hij naar het toilet, dan ga je mee ( lacht).

“Maar speelt de tegenstander bijvoorbeeld in een 4-3-3, dan voetbal ik op mijn gewone positie.

“En dus is het elke week hopen en bidden dat de andere ploeg dat laatste systeem hanteert ( lacht).”

Vind je het zo verschrikkelijk om mandekking te spelen?

“Het is moeilijk. Je moet waanzinnig gefocust zijn. Bij momenten ben ik zo geconcentreerd dat ik niet eens weet wie van ons gescoord heeft.

“Het is soms ook mateloos frustrerend. Je verliest je tegenspeler altijd wel eens een seconde of twee uit het oog. En dat is mogelijk fataal. Hels risky.”

Zie jij die tactiek als een soort ‘rescue system’?

“Ik zou het zo durven noemen. In defensief opzicht. Als je met een echte libero speelt, is dat een extra zekerheid die je inbouwt. Je kan wel stellen dat iedereen zich hierbij veiliger voelt.”

Het lijkt de samenvatting van het seizoen van Germinal Beerschot; de ploeg dreigde eerst in de afgrond te tuimelen, maar wriemelde zich vervolgens met een soort noodtactiek naar boven, waardoor ze nu nog altijd in die top vijf zit. Iets wat je behoedt voor de ondergang, blijf je nadien omklemmen als een reddingsboei, wil je niet meer loslaten.

“Je moet kijken naar de spelers die je ter beschikking hebt. Dit systeem hoort bij deze groep. We probeerden verschillende dingen, en dit paste iedereen als gegoten.”

Alles uit de kast

Jij hebt de moeilijkste rol in het team, vind je zelf.

“Ja. Op de mat flitst vaak door mijn hoofd: ‘Dit is echt niet gemakkelijk.’ Ook omdat ik een middenvelder ben, misschien gaat een verdediger daar anders mee om.

“Ik kom graag vaak aan de bal, maar dit seizoen voel ik meer man dan bal. Als het leer naar links gaat en mijn mannetje naar rechts, dan moet ik ook naar rechts. Soms lijkt het alsof ik op een rat jaag.”

Zouden bepaalde spelers jouw taak weigeren als het hen gevraagd zou worden, denk je?

“Ja. Zulke dingen gebeurden voor mijn ogen bij Genk. Een ploegmaat werd opgedragen zijn tegenspeler bij bepaalde situaties te volgen als die zich in de tweede lijn ging posteren. Hij zei: ‘Trainer, ik kan niet op deze manier lopen, het is te zwaar.’ Er werd tijdens de rust nog eens op gehamerd dat het moest. Hij deed het niet, vond dat zijn mannetje moest overgenomen worden. Zo slikten we een goal.”

Redeneerde jij: ‘Als ik deze rol weiger, beland ik mogelijk op de bank’?

“Nee, ik wilde gewoon niet vooraf zeggen dat ik het niet zou kunnen. Zoiets steek ik niet in mijn hoofd. Ik zou dat als een mentale nederlaag zien. Ze zouden me natuurlijk niet moeten vragen om in de spits te spelen of onder de lat te staan, maar dit … Intussen gaat het al veel beter dan in het begin. Ik heb tegen die rol gevochten en hem verslagen.

“Maar het is een harde job. Bij momenten voelt het als een opoffering, alsof ik het werk van twee spelers opknap. Er zeiden ook al mensen tegen me: ‘Je werkt te veel, je loopt te veel.’ Maar ik vervul enkel mijn taak. Zo gaat dat bij mij: als ik alles uit de kast moet halen om het team te helpen, dan doe ik dat.

“In Genk gebruikten ze me als rechtsback. Hier ook enkele keren, vorig seizoen, onder Marc Brys. Als de trainer geen andere optie meer heeft, wat zeg je dan?”

Hernán Losada speelde vorig seizoen ook een tijdje als rechtsback. Hij deed het omdat hij wilde spelen, bewijzen dat hij Europa waard was. Een paar maanden geleden liet hij zich ontvallen: ‘Als ze het me nu opnieuw zouden vragen, zou ik ‘neen’ zeggen.’ Hij vindt dat hij genoeg toonde op het middenveld om niet meer naar achteren te moeten verhuizen.

“Wel, voor hij op de rechtsback geposteerd werd, stond ik er dus. Tot ik de trainer zei dat ik het niet langer kon. Aanvankelijk gebruikte Brys een 5-3-2 of een 3-5-2 en dan was het te doen. Er is ruimte, je speelt ook een beetje als middenvelder, hebt de bal dikwijls. Maar toen we met vier mensen achteraan begonnen te spelen, werd het moeilijk. Ik vond dat er geen balans was. Het zat niet juist, de manier waarop ik voetbalde. Ik zei de coach: ‘Ik voel me niet op mijn gemak op die plaats. Gebruik me op het middenveld als je me wil opstellen, anders zit ik liever op de bank.’ Dat bedoel ik dus: eerst proberen, dan concluderen.

“Daarna werd Losada rechtsback. Een spelmaker. Verrassend voor iedereen. Maar je moet kijken naar de kaarten die de trainer in handen heeft. Als Hernán daar speelde, was dat omdat de coach geen andere mogelijkheid meer had.

“Dat Losada nu zoiets zegt, is zijn goed recht. Maar als de dag aanbreekt dat je de groep moet helpen door op die plaats te voetballen, als dat nu écht de állerlaatste optie is, wees er dan maar zeker van dat hij rap weer rechts achteraan gaat staan.”

Van hot naar her

Jij evolueerde, zoals je daarnet zei, goed in je rol dit seizoen.

“Ik leerde om mijn tegenspeler vooraf almaar intensiever te analyseren. Je moet goed weten welke zijn kwaliteiten zijn, want er zijn verschillende types; zij die constant van links naar rechts lopen; zij die de bal in de voet nodig hebben, hem dan bijhouden en weer naar achteren spelen; zij die wat ruimte nodig hebben, zich omdraaien en dan de confrontatie met je aangaan …”

Welke zijn de lastigste?

“De mannen die van hot naar her rennen, in de rug van de verdediging duiken, diep de ruimte in. Die mag je geen seconde alleen laten. Een jongen als Paul Kpaka bijvoorbeeld. Ik speelde tegen hem. Tjonge, wat voelde ik me bevrijd toen hij bij de rust gewisseld werd.”

Hij is nochtans niet bepaald aan een blitzseizoen bezig. Maar dat wordt dus een goede aanwinst voor Germinal Beerschot?

“Misschien draait het dit seizoen gewoon om vertrouwen, past zijn stijl niet bij het team. Normaal gezien ondervindt elke verdediger problemen met een spits als hij.”

En voorts, nog taaie klanten gehad?

“Ik ben niet goed in namen, maar ik herinner me ook nog Jaja Coelho. Die zoekt altijd zijn linkerbeen, heeft die snelle draai met de bal, kan je met een tikje uitschakelen. Bij zo’n type weet je dat je er niet te kort op mag zitten. Hem moest ik wat ruimte geven – want hij is ook groter dan ik – en telkens ik dan zijn controle zag, wist ik wat te doen.

“Bepaalde spitsen mag je geen morzel grond geven, andere moet je wat loslaten.”

Van de foto geknipt

Ik hoorde onlangs iemand zeggen: ‘Justice is ondergewaardeerd.’

“Ik ben een van de spelers over wie de mensen niet veel praten. En dat terwijl ik week na week in de basis sta. Niet omdat de trainer mij zo graag heeft, maar omdat ik de kwaliteiten heb. Ik verdien meer respect dan ik nu krijg.

“Maar ik hoor altijd wel veel goede commentaren als ik mensen persoonlijk ontmoet.”

Waardering van de mensen rond je, minder van het grote publiek, volstaat dat voor jou?

“( stilte) Ja. Ik heb zelfvertrouwen. Als voetballiefhebbers aan de andere kant van het land me onderschatten, kan ik zeggen dat ik dat jammer vind.

“Mocht ik altijd maar zoeken naar de redenen waarom ik niet in de krant kom of op tv, dan zou ik mezelf misschien beginnen voor te houden: ‘Je bent niets waard, want als je belangrijk zou zijn, zouden de mensen over je praten.’ Zo maak je jezelf triest.

“Ik ben eraan gewend ondertussen. Maar toegegeven; af en toe vraag je je wel eens af waarom jij die interviews niet hebt, terwijl je vindt dat je goed bezig bent. En als een jonge kerel die nog niks bewezen heeft, dan plots invalt en scoort, staan de kranten er vol van. Af en toe lijkt het alsof een bepaald type spelers de media beheert.

“Altijd ligt de focus op de jongens die het publiek réchtstreeks blij maken. Er wordt wel opgemerkt wie scoort of de assist geeft, maar dat jij een tegenspeler op een lepe manier belet om een goal te maken, valt niet zo op. Naar de mensen die het vuile werk opknappen, wordt niet omgekeken ( hoofdschuddend en glimlachend). Om ons geven jullie niet.

“Wordt er ingezoomd op de linkerflank, dan loop ik rechts, en omgekeerd. Alsof je van een foto geknipt wordt. En als er dan een goal gevierd wordt, dan moet ik nog van de andere kant van het veld komen om tot bij de juichende spelers te raken, altijd te laat voor het beeld dat de dag nadien gepubliceerd wordt …”

Ben je gelukkig?

I’m very happy, man.”

Ik vraag het maar omdat het net leek alsof je een tragedie zat te vertellen.

“( lacht) Nee hoor. In Genk mocht ik lang enkel invallen. Al zou ik 50 keer gescoord hebben op training, Hugo Broos zou me nog op de bank zetten. Ik nam dat niet persoonlijk op: ik speelde niet omdat hij geloofde dat iemand veel beter was dan ik. Maar dán voel je je niet gelukkig. Want ik ben iemand die altijd wil merken dat hij nuttig is. Géven aan de groep. Niet zomaar mijn salaris innen. Weten dat je werkt voor je geld. Dat heb ik nu weer. En dus ben ik heel tevreden met mijn situatie. Dat ik geen plekje in de spotlights krijg, is niet meer dan rather unfortunate.” S

door kristof de ryck – beeld:ezequiel scagnetti

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content