In Bergen spelen met Kris Van de Putte en Ivan Willockx, twee ‘portieri’ uit ‘de Vlaanders’. Uw verslaggever legde zijn oor te luisteren bij hun Vlaams accent in een Waals-Italiaanse kakofonie en hoorde dat grootmoeder blij zal zijn.

Tussen de roestige herfstbla- deren baadt die middag in een gulle zon het internaat Saint-Antoine. Hier is het dat de spelers van Bergen zich na de training komen douchen en de lunch tot zich nemen. Onder een Spartaans regime dan wel, sinds SergioBrio er MarcGrosjean opvolgde : één keer in de week krijgen ze vlees op de club. Voorwaar iets om naar uit te kijken als je de dag voordien nog droge rijst met erwtjes at. “Het is”, zeggen KrisVandePutte en IvanWillockx, “even een knop die je moet omdraaien, maar zó moeilijk doet de trainer nu ook weer niet.”

Was als Vlaming tekenen voor Bergen voor jullie ook niet zoiets als aanvaarden om te verdwijnen uit de belangstelling ?

Kris Van de Putte : “Weg uit de belangstelling, dat is wel zo. Dat voel ik. Ik vind het wel tof spelen hier en vorig jaar kenden we zelfs een prachtig seizoen, maar ze vragen mij soms wel : Waar speel jij nu ?”

Ivan Willockx : “( Grijnst) Mijn grootmoeder maakt er soms opmerkingen over omdat ze alle persartikels bijhoudt en, zegt ze…

Vande Putte : “… ( lacht)…”

Willockx : “…. van Mechelen heeft ze vier fardes liggen en van Bergen heeft ze, geloof ik, één blad. ( Met krakende stem) Er staat niks meer in de gazet… ( lacht).”

Van de Putte : “Nu begint dat terug te komen, hé. De laatste weken zijn we weer wat in de belangstelling geweest.”

Willockx : “Ja, nu begint er stillekes een aanknopingspunt met de zaak-Mechelen te komen en haalt Bergen nog eens het eerste blad. ( Ernstig) Maar voor mij is het sowieso een aanpassing geweest omdat ik na zestien jaar Mechelen moest wennen aan die zes maanden bij Strombeek. Als je zolang bij een club gezeten hebt, ken je de gewoontes, kent iedereen iedereen. Waar ik ook naartoe ging, het was voor mij sowieso een grote stap geweest.”

Hoe is het om de enige twee Nederlandstaligen te zijn ?

Willockx : “Soms is dat plezant, hé ( lacht). Je kan tegen elkaar al eens iets over de medespelers zeggen. Als je dat een beetje in het dialect doet, begrijpen ze je waarschijnlijk toch niet. Sommigen kennen wel wat Nederlands, maar – en dat is denk ik typisch aan de Walen – zíj doen geen moeite om Nederlands te praten. Terwijl wij in Mechelen wel Frans praatten als er Franstaligen kwamen.”

Van de Putte : ” PascalDeVreese, die hier al twee jaar speelde, heeft mij hier vorig seizoen wel wat ingeleid. Dus wat dat betreft had ik het iets makkelijker.”

Maar jullie spreken allebei zodanig vlot Frans dat…

Van de Putte : “… vlot kan ik niet zeggen, maar als we iets willen duidelijk maken, begrijpen ze het wel ( lacht). Soms vergeten ze ons wel eens iets te zeggen ( lacht). Dat er ’s avonds een drink is of zo…”

Willockx : “En wij staan daar dan in onze training, want je kan niet efkes snel naar huis rijden, natuurlijk ( lacht).

Van de Putte : “Maar je voelt wel dat het er hier niet hetzelfde aan toe gaat als in deVlaanders. Ik heb bij Oostende en Beveren gespeeld en bij Molenbeek, dat ligt al wat tussen de twee, want Brussel is nóg een andere mentaliteit. Was ik van Beveren direct naar hier gekomen, de overstap zou groter geweest zijn. De manier waarop spelers en entourage het voetbal beleven is anders.”

Willockx : “Ik denk dat men hier sneller tevreden is. Soms zijn ze ook wel heel kritisch, maar de minste opflakkering bekijken ze veel positiever. Je kan, los van het sportieve, toch nog altijd spreken van twee verschillende landen, vind ik. Als je die hele accommodatie ziet en alles wat rond de ploeg hangt : daar zorgt hier de stad of de provincie voor.”

Van de Putte : “Kijk waar we hier nu zitten bijvoorbeeld. Ik weet niet of ze daar voor moeten betalen…”

Willockx : “Ik vermoed van niet.”

Van de Putte : “Maar welke club kan in deVlaanders over zoiets beschikken : een mooie zaal om te eten, de trainingsvelden hier vlak achter, een huis met stapelbedden… Vandaag trainen we bijvoorbeeld in Jemappe en een chauffeur van dit internaat maakt zich vrij om ons te voeren. Vlaamse clubs gaan hier altijd voor moeten betalen.”

Hoe blij was jullie vrouw met het nieuwe werkrooster dat Brio invoerde ?

Willockx : “Hoe noemen ze dat, een retorische vraag, zeker ? Euh… Ik denk… euh… even blij als wij.”

VandePutte : “( Lacht).”

Willockx : “Allez, ze waren daar dus ook niet blij mee.”

Van de Putte : “Dat is de beste samenvatting, denk ik. Als je vijfenvijftig uur – en voor ons komt daar per dag dan nog eens twee uur in de auto bij – op de club moet zijn, heb je nog maar weinig sociaal leven. Maar zó moeilijk doet hij nu ook weer niet. Wij moeten van ver komen en als we eens te laat zijn, doet hij niet moeilijk. Vorige week waren we de eerste keer te laat en ik denk dat hij daardoor ook nog maar net weet dat we redelijk ver wonen ( lacht). Dat soort zaken begrijpt hij wel. Maar gedurende de dag is het om één uur hier in de eetzaal zijn en vóór dat moment absoluut níks eten.”

Willockx : “We trainen ook langer dan anders en er zijn méér trainingen. Maar contradictorisch genoeg hebben wij het gevoel dat we toch minder keeperstraining krijgen. Misschien ten onrechte, maar hij moet nogal veel vertalen. Er is ook verplichte rust. ’s Vrijdags moeten we hier om half acht nog eten, dat is negen uur als we thuis zijn, maar om twaalf uur ’s zaterdags moeten we hier terugstaan.”

Van de Putte : “Vooral van die vrijdag hebben heel veel spelers het gevoel dat ze hier moeten blijven om nergens anders naartoe te kunnen gaan. Maar ik denk dat heel veel spelers prof genoeg zijn om te beseffen dat ze op vrijdag niet meer moeten gaan stappen.”

Willockx : “Je snijdt uiteindelijk in je eigen vel. De een voelt zich bij wijze van spreken beter met een boterham met kaas, de ander met hesp. Nu wordt iedereen een beetje verplicht in een richting geduwd waarbij velen zich niet honderd procent op hun gemak voelen.”

Van de Putte : “Niet alleen qua eten, maar ook qua gewoontes. Ik zat graag vrijdagavond op mijn gemak thuis met de vrouw en de kinderen. Dat kan nu totaal niet meer. Onder Grosjean stonden we al om één uur thuis, kon je je kinderen van school halen en daarna nog iets doen met je gezin. Dat valt nu allemaal weg. Dat is wel even een knop die je moet omdraaien. Als je nu naar de punten kijkt, zal iedereen zeggen : zie je wel, Marc Grosjean was niet goed. Maar als je de ploegen bekijkt waartegen we gespeeld hebben, hadden we onder Grosjean waarschijnlijk ook die punten gehaald. Maar de clubleiding beslist en daar moet je je bij neerleggen.”

Willockx : “De kalender in het begin bleek niet gemakkelijk en nu waren er wedstrijden aangebroken waarin we punten konden pakken. Dat we in de laatste wedstrijd onder Grosjean 0-0 spelen tegen Cercle is ook wat de speling van het lot : we shotten op de lat, maar gaat die binnen, is hij hier misschien nog altijd trainer.”

Wisten jullie vooraf iets over Brio ?

Willockx : “Om heel eerlijk te zijn, ik kende hem van haar noch pluimen ( lacht).”

Van de Putte : “Ik ook niet. Pas ’s avonds op het nieuws hoorde ik van zijn carrière als speler.”

Willockx : “Mijn eerste reactie was : ze hebben hier iemand van de jeugd genomen of zo ( lacht).”

Van de Putte : “( Schatert).”

Willockx : “Hij kwam hier binnen met een mooi kostuum aan, zonnebril op, haren gekamd. Typisch Italiaans.”

Van de Putte : “Maar het is wel heel moeilijk om een gesprek met hem te hebben omdat alles telkens vertaald moet worden. Ja, portieri, keepers, dat begrijp ik ( lacht). Maar sommige spelers hebben het soms wel nodig dat ze even een goed gesprek kunnen voeren met de trainer. Waarschijnlijk zal zijn Frans nog wel wat verbeteren. En dat van ons ook ( lachje).”

Willockx : “Ik denk dat het toch wel handig kan zijn als je eens minder presteert door een privé-probleem waar weinig andere mensen zaken mee hebben.”

Van de Putte : “Blijft dit regime aanhouden of doet hij dit alleen maar om zijn stempel als patron te drukken ? Het is afwachten hoe dat zal evolueren.”

Willockx : “Het zal een soort evenwicht zoeken worden tussen inspanning en ontspanning. Wij moeten ons aanpassen aan hem en hij, in mindere mate, aan ons. Wij hopen op een soort tussenvorm, ja, maar of dat werkelijkheid zal worden, dat is iets anders ( lacht).”

Brio zegt : ‘Je kan niet winnen zonder pijn te lijden. ‘

Van de Putte : “Ja, maar je kan ook pijn lijden door tien uur te trainen. Het is niet omdat je tweeëneenhalf uur traint, dat je intensief traint, je kan dat op anderhalf uur ook. Als keeper kan je op een uur stikdood zitten. Het is niet de duur, maar de intensiteit die telt. Maar we lopen nu veel meer, dat is een feit.”

Willockx : “Vooral de langere afstand, terwijl keeperstraining meestal kort werk, explosiviteit is. Laat een speler keeperstraining doen, dan zal die ook rapper kapot zitten dan wij, dus het is voor ons wat aanpassen. We moeten nu veel meer met de groep meetrainen, maar voor onze techniek is dat niet slecht.”

Van de Putte : “Dat klopt, maar het belangrijkste voor een keeper blijft toch nog altijd dat hij de ballen tegenhoudt, denk ik ( lacht).”

Wat kan Bergen nog na het vertrek van Roussel en de negende plaats van vorig seizoen ?

Van de Putte : “Het belangrijkste is een paar overwinningen halen om wat geruster te staan, dan kunnen we aan goed voetbal beginnen te werken. Met deze groep is het volgens mij mogelijk de prestaties van vorig jaar te evenaren, maar dan moeten er eerst een paar punten bij komen.”

Willockx : “Vind ik ook. Je hebt een hele brede middenmoot waar maar een verschil van drie, vier punten op zit. Van plaats zeven tot veertien zal het van weekend tot weekend enorm fluctueren.”

Van de Putte : “Het vertrek van Roussel met zijn 23 doelpunten is wel de grootste aderlating van de ploeg. Joly was, dacht ik, de tweede topschutter van de ploeg met vier of vijf doelpunten. Dat zegt genoeg. Iemand als Roussel vervang je niet zomaar. Vorig jaar wonnen we veel wedstrijden met 1-0, 2-1, telkens door een goal van Roussel. Je wist : blijft het lang gelijk, dan zal hij er straks wel eentje binnen koppen. Nu moet je meer werken naar scoren toe met zoveel mogelijk verschillende spelers.”

Bij Lokeren zaten ze al in het stadium van de duivensoep. Als duivenliefhebber moet jou dat hartzeer doen, Ivan.

Willockx : “Maar na het duivenseizoen moeten de slechte er daar ook van tussen, hoor, dus er zullen er wel genoeg zijn ( lacht). Zelf heb ik de mijne aan een nonkel moeten overlaten, want ik had daar geen tijd meer voor.”

Van de Putte : “En nu zeker niet ( lacht) !”

Willockx : “( Lacht).”

door Raoul De Groote

‘Als je vijfenvijftig uur op de club moet zijn, heb je nog maar weinig sociaal leven.’ (Kris Van de Putte)

‘We kunnen al eens iets zeggen over de medespelers. Zeker in het dialect begrijpen ze dat toch niet.’ (Ivan Willockx)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content