Maandag hervatte Club Brugge de trainingen. De nieuwe trainer Adrie Koster wil Club opnieuw dominant zien voetballen, bij de spelers de twijfel bannen en de fans weer een goed gevoel geven.

Een pluspunt voor u, Adrie, is dat we hier in een kwartier al meer gelachen hebben dan in een half jaar met uw voorganger”, merkt een plaatselijk correspondent op naar het einde van de persvoorstelling van de nieuwe trainer van Club.

Het was een goed voorbereide en ontspannen Adrie Koster (54) die zich afgelopen woensdag om drie uur ’s middags presenteerde. Koster werd ingeleid door Clubs nieuwe voorzitter Pol Jonckheere, die bij zijn inleiding fier aanhaalde dat Club in de Dexia Foot Pass met zijn jeugdopleiding het hoogst scoorde van alle eersteklasseclubs en zich na de introductie van de nieuwe trainer discreet terugtrok.

Een toespraak had de nieuwe trainer niet voorbereid. “Het lijkt me beter dat u vragen stelt dan dat ik hier een verhaal vertel.” Bij de eerste vraag moet hij al lachen. Die luidt: “Hoe gaat het met u, Adrie?”

De nieuwe trainer antwoordt vlot, vaak voorzichtig (genre: “Dat weet ik wel voor mezelf, maar daar ga ik nu niets over zeggen”) en als het kan met humor. Bijvoorbeeld op de opmerking: “Uw voorganger zei dat hij u een cadeau heeft achtergelaten.” Antwoord: “Dan moet ik dat toch eens uitpakken. Ik wil dat wel eens zien.”

Koster wil met een blanco blad starten. “Ik wil vooraf niet te veel geïnformeerd worden, wel met eigen ogen constateren wat de ploeg kan, niet iets meenemen van horen zeggen.” Dat zijn indruk die hij vorig seizoen van Club kreeg in de zes wedstrijden die hij live bijwoonde, niet positief was, verheelt hij niet. De pijnpunten wil hij wél aanhalen: “Ik vond dat er weinig gevoetbald werd, ik zag veel lange ballen, terwijl ik een voorstander ben van verzorgd voetbal.”

Welke accenten wil u leggen?

Adrie Koster: “Ik wil meer vooruit voetballen, meer druk zetten op de bal. Wij moeten proberen initiatief te nemen. In elk geval gaan we dominant voetballen.”

Wat bedoelt u met: dominant voetballen?

“Dominant voetballen is initiatief nemen, proberen zelf de bal te veroveren in plaats van te wachten tot de tegenstander hem bij je inlevert. Zo denk ik over voetbal, dat is ook de reden waarom Club me haalde.”

In Nederland is Nederlands de voertaal, in België vaak niet. In welke taal gaat u de trainingen leiden?

“De voertaal op training wordt Nederlands. Als het niet duidelijk is, zal ik het in het Engels zeggen.”

Initiatief nemen

Na een korte fotosessie wordt Adrie Koster door de catacomben naar een ruimte geloodst waar hij aan tafel gaat zitten.

Ziet u het eigenlijk nog zitten na wat u daarnet hoorde?

“Absoluut. Je weet ongeveer wat de vragen zullen zijn, ik heb daar tevoren over nagedacht, zodat ik het gesprek ook een beetje kon sturen. Ik denk dat ik een reëel beeld geschetst heb. Het is normaal dat iedereen wil weten hoe we gaan spelen, wat de doelstellingen zijn voor het nieuwe seizoen.”

Op de persconferentie haalde u een goed gesprek met de voorzitter aan als reden om voor Club te kiezen. Wat maakte dat gesprek zo goed, dat u overstag ging?

“Het waren meerdere gesprekken, die allemaal in een prettige sfeer verliepen. Het gevoel was goed, ik vind het belangrijk om te weten met welke mensen je gaat werken. De voorzitter is erg ambitieus, ik proef dat gewoon. Voor mij is hier aan de slag gaan ook een enorme uitdaging. Alleen kan je niets, met mekaar kunnen we misschien zaken voor mekaar krijgen waardoor we Club een nieuwe impuls kunnen geven. Ik vind wel dat hier dingen moeten gebeuren. Daarvoor moet je ambitieuze mensen hebben. Pas dan kan je dingen veranderen en met iets nieuws komen.”

Welk deel van het betoog van de voorzitter greep u het meest aan?

“Alleen al de reden waarom ze bij mij uitkwamen, vond ik belangrijk. Ik heb ze dat ook gevraagd, waarom ze net mij wilden. Omdat ze een wat aanvallender manier van voetballen wilden zien, was het antwoord. Ik denk dat ik mijn ploegen altijd in die setting heb laten spelen, met de intentie om tot scoren te komen en het initiatief te nemen. Dat is iets wat ik graag wil zien. Veel hangt natuurlijk af van de kwaliteiten van je elftal: kunnen ze meteen brengen wat ik vraag, of moeten we daar een tussenstap in maken? Dat zal afhangen van hoe ze bepaalde zaken oppikken.”

Misschien moet u binnen zes weken concluderen dat het niet gaat en gaat u toch wat meer zekerheden inbouwen.

“Nee, hoor. Als men die kwaliteiten niet heeft, zullen we wel op iets anders moeten overstappen, maar vanuit een tweede bal kan je ook heel goed voetballen. De kortste weg naar de goal moet je altijd proberen te vinden.”

Is de lange bal niet de kortste weg naar het doel?

“Ja, als het een pass is die aankomt en niet zomaar een lukraak getrapte bal. Vergis je niet als ik zeg: we gaan van achteruit voetballen. Als de keeper een spits vrij ziet staan en hij kan hem met een verre uittrap perfect aanspelen zodat het meteen doelgevaar oplevert, is dat ook goed voetbal van achteruit. Als je elke keer de bal blind naar voren trapt, zodat de tegenstander zich daar makkelijk op in kan stellen, is het dat niet, en zal het rendement niet zo groot zijn. Het gaat erom de goeie momenten te kiezen om een bal diep te geven. Dat moet het zijn: eerst de bal diep, dan pas breed en pas daarna terug. Dat moet ik erin zien te krijgen, dat men niet breed speelt wanneer diep een speler vrij staat.”

Publiek vermaken

Toen u gevraagd werd wat u het meeste opviel, zei u: de lange bal en de harde duels. Doelde u enkel op Club, of ook op het spel van de andere Belgische ploegen die u zag?

“Bijna alle ploegen die ik zag, hanteerden snel en vaak de lange bal. Het viel me echt op tijdens Anderlecht-Brugge waarin Anderlecht meteen de toon zette door fysieke kracht te gebruiken. Dat is ook een manier om een wedstrijd naar je toe te trekken. Je kan best een keer een ploeg treffen die fysiek sterker is dan jij, maar dan moet je proberen daar voetballend onderuit te komen, voetballende oplossingen te vinden.”

Dat gaat u doen.

“Ik zie het als een uitdaging om de manier zoals ik over voetbal denk hier toe te passen, om iets aan het voetbal toe te voegen, in wat toch een andere voetbalcultuur is.”

Men heeft u gevraagd iets van de Nederlandse voetbalcultuur over te brengen?

“Ja, de praktijk zal uitwijzen of dat zal lukken.”

Veel spelers zijn in het Belgische systeem opgeleid. Krijgt u dat eruit?

“Ik ga er toch mee aan de slag. Lukt het niet in zes weken, dan trek ik daar wat meer tijd voor uit. Uiteindelijk doe je toch wat je denkt dat nodig is om wedstrijden te winnen, leuk voetbal te spelen en daarmee het publiek te vermaken. Bij elke thuismatch zitten hier 26.000 toeschouwers. Ik vind dat je die mensen moet vermaken.”

Zorgt dat voor druk, zo’n vol stadion?

“Nee. Bij Ajax zaten er 50.000 die, als het niet goed ging, wel eens lastig deden. Hoeveel mensen er op de tribune zitten, maakt me niet uit, dat heeft geen invloed op mij, maar ik vind het leuker met een vol stadion. Club Brugge leeft enorm in de hele regio Vlaanderen, dat besef ik. De mensen hunkeren naar succes, niet alleen het bestuur. Alle mensen willen graag dat er volgend seizoen iets gaat gebeuren.”

Straks wordt u hier nog de messias.

“Nou, alsjeblief zeg. Ik ga niet te hard van stapel lopen. Ik wil graag dingen in gang zetten, ik weet niet hoe lang daarvoor nodig is. Ik denk wel dat er winst te halen is. Misschien heeft het project meer nodig dan een jaar, maar ik wil niet van een tussenjaar spreken.”

Je haalde dingen aan die beter moeten: het niveau in de verdediging, de manier van spelen. Heb je in die zes wedstrijden ook positieve dingen gezien?

“Ja, ik heb spelers gezien waarvan ik denk dat ze heel veel potentie hebben, die iets extra’s kunnen brengen voor dit team.”

Kunt u een voorbeeld geven van iemand die u aangenaam verrast heeft?

“Dat kan ik wel …” ( stilte)

… maar dat doet u niet.

( glimlacht) “Juist. Er zitten wel voetballers in die het elftal wat extra’s geven. Waar het om gaat, is proberen een goeie balans in mijn elftal te vinden. Dat is het allerbelangrijkste.”

Twijfel wegnemen

De laatste jaren had men voortdurend de indruk dat de meeste spelers van Club onder hun niveau speelden. Hoe gaat u dat aanpakken?

“Door duidelijk te zeggen wat ik wil en hoe ik het wil. Door afspraken te maken en die na te komen. Als spelers doen en laten waar ze zelf zin in hebben, gaat het niet. Als ik zeg: op die manier willen we de tegenstander bespelen, zal het ook op die manier moeten gebeuren. Daaraan kun je niet verzaken. Als een aantal daar niet aan meedoet, ga je voor gaas ( voor gaas gaan: op een catastrofe afstevenen, nvdr). Spelers krijgen van mij niet de wind van voren als ze een verkeerde pass geven, want dan was de intentie om goed te doen er wel. Maar wie de afspraken niet nakomt, krijgt problemen.”

Waar hebben deze spelers het meest nood aan? Een psycholoog, iemand die veel met ze praat, of iemand die ze streng aanpakt?

“Spelers moeten lekker in hun vel zitten. Ze moeten vrij in het hoofd zijn, niet geblokkeerd. Vrij van beperkingen, geen angst om te voetballen. Ze moeten lachend naar de training komen, opdat ze zichzelf kunnen zijn. Dan pas kan je optimaal presteren. Ik ga een aantal dingen veranderen als dat nodig is, opdat ze stapjes vooruit kunnen zetten. Maar niet alles ineens.”

Gaat u veel met ze praten?

“Ik wil wel met elke speler praten in de voorbereiding om te weten wat er leeft, hoe ze denken.”

U gaf aan dat u wel aan spelers van Jong Ajax gedacht hebt, maar dat die te duur bleken. Is het beperkte budget waarmee u op de transfermarkt kan werken een rem op wat u hier wil doen?

“Het is ook belangrijk dat de spelers die hier al zijn, ons laten zien wat ze kunnen. Dan moeten wij als staf beoordelen of dat goed genoeg is. We weten wel al welke posities eerst versterking kunnen gebruiken: achterin.”

Bent u een veeleisende trainer voor een bestuur?

“Als je naar een topsportklimaat wilt – en dat wil Club graag – zal je alles eromheen zo moeten organiseren dat je daar stappen vooruit kan zetten. Spelers moeten dat doen, maar het bestuur moet daar ook in mee. Als me iets gevraagd wordt, probeer ik wat aan te geven. Dan moet men dat meenemen, vind ik. Mijn eerste indruk is dat, wanneer ik iets aangeef, men er ook iets mee doet.”

De vorige jaren verloor Club vooral zijn topwedstrijden. Waar kan dat aan liggen?

“In de topwedstrijden van Club die ik zag, vond ik inderdaad dat Anderlecht en Standard telkens de betere ploegen waren.”

Wat miste Club in die matchen om top te zijn?

“Dat is moeilijk aan te geven. Alles staat of valt met kwaliteit. Misschien was de kwaliteit wel aanwezig, maar konden ze het niet brengen.”

Club kenmerkte zich in het verleden door een vechtersmentaliteit, nooit afgeven. Dat ebde wat weg en dat frustreerde de aanhang.

“Je moet sowieso nooit dingen ondergaan, vind ik. Het was natuurlijk niet makkelijk. Ik zag wedstrijden in een tijd toen spelers al wisten dat hun trainer zou weggaan. Dat speelt niet in het voordeel van de ploeg.”

Toen u overnam als hoofdtrainer bij Ajax, wist men ook dat u niet zou blijven, maar Ajax zakte toen niet in elkaar.

( grinnikt) “Dat is inderdaad zo.”

Zit er voldoende techniek in de ploeg, of net te veel techniek?

“Ik houd wel van een beetje creativiteit, en die is er wel. Er zitten ook een paar bikkelaars in. Ik ben benieuwd. Misschien doen zich in de voorbereiding wel een paar verrassingen voor. Als een paar spelers wegvallen, zijn er altijd anderen die opstaan.”

U wil van tevoren niet te veel informatie.

“Ik wil niet te veel bevooroordeeld zijn. Mijn boodschap naar de spelers is: laat maar zien, ik kijk wel.”

4-3-3

Vorig jaar deed Club met Vargas en Dirar twee opmerkelijke transfers, maar gaandeweg verdwenen die uit beeld.

“Met Vargas – die ik zelf nog niet zag spelen – was het een geval van overbelasting, waarbij hij gewoon doorgegaan is. Van hem weet ik dus niet wat zijn beste positie is. Hij kan wel voetballen, hoor. Dirar vind ik ook een goeie voetballer, een jongen met kwaliteiten.”

Dan hebt u, als u voor 4-3-3 gaat, al uw flankspelers.

“Misschien hebben we er wel meer.”

Wat is de beste positie van Wesley Sonck?

“Sonck is een spits.”

Hij voelt zich het meest comfortabel in een 4-4-2. Bij Ajax paste hij moeilijk in een 4-3-3. Vindt u hem bruikbaar in een 4-3-3?

“Waarom niet?”

Waar moet hij dan staan?

“Wesley is een diepe spits. Centraal komen zijn kwaliteiten het best tot zijn recht.”

Waar komt Akpala het best tot zijn recht?

“Ook als diepe spits. In de voorbereiding gaan we 4-3-3 én 4-4-2 spelen. Op basis van de kwaliteiten van de spelers die ik zal zien, zal ik bepalen met welk systeem we gaan spelen, ook al vind ik een 4-3-3 de beste veldbezetting.”

Waarom?

“Omdat je dan op het veld allemaal driehoekjes hebt. Maar 4-3-3 of 4-4-2, het zit allemaal zo dicht bij mekaar. Belangrijk is dat de spelers met mekaar mee leren denken.”

Bedoelt u dat ze dat op het veld niet deden, toen u aangaf dat er veel ruimte was tussen de linies?

“Ik zag een elftal dat heel lang was, waardoor het voor de middenvelders heel moeilijk was om de zaak te belopen.”

Denkt u dat spelers zich snel kunnen herpakken?

“Ja. Ik ben ervan overtuigd dat spelers meer kunnen dan ze denken. En dat ze dingen sneller op kunnen pikken dan men denkt. Ik heb de ervaring dat, als je zes weken met een ploeg aan de slag gaat, ze precies doen wat jij voor ogen hebt. Dat ligt aan de werkmethode. Ik ga steeds dingen laten trainen en herhalen tot ik zie wat ik wil zien.”

Je voorganger had de indruk dat er soms toekomstgericht ingekocht werd, terwijl van hem wél verwacht werd dat hij met dat jonge team meedeed voor de prijzen. Heeft Club een te jong team?

“Ik denk wel dat men in Nederland wat sneller een jeugdspeler opstelt, maar ik vind het niet belangrijk of iemand jong of oud is. Het gaat erom: wat kan die brengen? Als iemand goed is, gaat hij spelen, ongeacht de leeftijd.”

Was de mix goed?

“Ik wil niet te veel praten over vorig jaar. Ik heb dingen gezien waarvan ik dacht: hé. Ik kom tot bepaalde conclusies dat het in veel opzichten anders moet. Nu gaat het erom: kunnen we het ook op die manier in het nieuwe seizoen invullen? In het verleden is mij dat altijd gelukt. Na zes weken moet men duidelijk kunnen zien hoe Club Brugge speelt. Dat moet dan verder geperfectioneerd worden.”

Wat is uw ambitie?

“Langer meedoen in de titelrace dan vorig jaar, toen het al met de winterstop afgelopen was. En Europees de poules halen. Dat is de eerste prioriteit. Dat houdt in dat we er vanaf het begin moeten staan. In competitie wordt het een raar jaar, met die nieuwe formule. Die houdt wel in dat, als je bij de eerste zes raakt, je nog kans hebt om kampioen te worden.”

U vraagt niet om een overgangsjaar?

“Nee, het zou een heel slecht begin zijn om nu te zeggen: we zien wel waar we eindigen.”

door geert foutré – beelden: jelle vermeersch

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content