De Defourtifo die eind januari de wereld choqueerde, was geen verrassing voor Ignaas Devisch, professor filosofie en ethiek aan de universiteit van Gent. ‘Voetbal haalt zowel het beste als het slechtste in de mens naar boven.’

In de befaamde sketch The Philosophers’ Football Match liet Monty Python Duitse filosofen als Nietzsche, Kant, Hegel en Marx opdraven tegen de ‘Oude Grieken’, met onder anderen Plato, Socrates, Aristoteles en Archimedes. Toch zijn voetbal en filosofie, laat staan voetbal en ethiek, niet meteen vanzelfsprekende combinaties. In ons land is de oogst aan filosofen die het voetbal in het hart dragen heel karig. “Ik vrees dat ik de uitzondering op de regel ben”, bevestigt Ignaas Devisch (universiteit Gent) in de cafetaria van het Gentse Museum voor Schone Kunsten. “Ik voel me intussen een echte Gentenaar, maar ik ben fan van Club Brugge gebleven. Op mijn tienerkamer hing een poster van Raoul Lambert en later van Jan Ceulemans.”

“De meeste filosofen hebben een lastige band met sport”, beseft hij. “Alsof je je met dat onderwerp niet bezig hoort te houden. Er wordt vaak meewarig over gedaan: het is maar sport. Wie zich interesseert voor maatschappelijke thema’s kan nochtans moeilijk de sport links laten liggen. Kijk maar hoeveel mensen het voetbal mobiliseert, naar het WK dat hele volkeren op straat laat dansen. Zowel de sport als de samenleving is gebaat bij een goede reflectie over hoe we met dit fenomeen omgaan. Van topsporters wordt vaak gezegd dat ze een rolmodel moeten zijn.”

Charles Barkley, de Amerikaanse basketballegende, zei ooit: ‘Ik ben betaald om te dunken niet om kinderen op te voeden.’ Is het niet naïef om te verwachten dat sporters rolmodellen zijn?

“Ik kan daar voor een stuk in meegaan. Waarom een voetballer wel en bijvoorbeeld een rockster of een kok niet? Sport wordt blijkbaar als een ideaalbeeld van de samenleving gezien en de atleet moet in dat plaatje passen, omdat jongeren naar hem opkijken.

“Waarom verwachten we zo veel van sporters? Sporters moeten alles zijn wat wij willen maar niet kunnen zijn. Zij moeten het in onze plaats waarmaken. De sporter krijgt op die manier een allure die niet meer menselijk is. Laat de sporters mens zijn zoals iedereen.”

Voetballers moeten rolmodellen zijn voor kinderen wiens ouders als randdebielen langs de zijlijn tekeergaan.

“Ik sta weleens aan de kant bij jeugdwedstrijden en de sfeer die je daar soms proeft, is te gek voor woorden. De druk die ze die kinderen opleggen. Bij voetbalwedstrijden moet je rekening houden met de hele context van het gebeuren. Zelfs als rond een match de grootste vijandigheid heerst, verwachten we dat de speler zich als een model van zelfbeheersing gedraagt. Dat is onredelijk. Neem nu die ondertussen beruchte tifo: Steven Defour zou zich moeten beheersen bij de aanblik van een spandoek met zijn onthoofding erop. Geen enkele mens is tot zoiets in staat, tenzij je in een soort van ‘oorlogsmodus’ aantreedt, maar dat kan toch nooit de bedoeling zijn?

“Als je spreekt over ethiek in de sport moet je ook rekening houden met wat de samenleving met de sport doet, qua druk en verwachtingen. Daar wordt te weinig aandacht aan besteed. Spelers mogen maatschappelijke idealen nastreven, maar zij kunnen – net zo min als het onderwijs – niet al onze problemen oplossen. Alles begint bij de opvoeding en de mentaliteit van de ouders en de jeugdtrainers.”

Negatieve emoties

Ethiek in het voetbal, dat is fair play, een begrip uit de 19e eeuw toen alleen de gegoede burgerij voetbal speelde. Is fair play nog van deze tijd?

“Het blijft een belangrijk principe. Met de enorme druk op de voetballers lijkt een wedstrijd vaak echter op een langgerekte oefening in het ontlopen van fair play. Sport is ook altijd het aftasten van grenzen geweest. In de heel gecodeerde samenleving van de gegoede burgerij die aan sport deed, werd zweten – je inspannen om te winnen – als onsportief beschouwd. De samenleving is zo drastisch veranderd dat dit principe niet meer kan functioneren zoals het dat vroeger deed. Het volstaat niet meer. Het is niet meer omdat we zeggen fair play dat iedereen zegt oké, fair play.

“Je hebt een kader nodig dat duidelijke afspraken maakt en grenzen inbouwt van wat toelaatbaar is en wat niet. Voetbal is zo’n breed gebeuren geworden waar zo veel economische factoren een rol in spelen dat alleen fair play het niet kan redden.”

Zou een trainer of een clubbestuur het woord fair play ooit nog in de mond nemen? Mpoku juicht niet op Genk als de bal een meter voor de doellijn botst en doet dit pas als hij ziet dat de grensrechter naar de middenstip wijst. Een aanfluiting van fair play, maar iedereen vindt dit normaal.

“Uiteraard. Denk maar aan Thierry Henry die tegen Ierland met de hand scoort, of Maradona en zijn ‘hand van God’. Sta maar eens in de schoenen van die voetballer.

“Stel je voor: België-Brazilië, de WK- finale. Kompany schiet tegen de lat en krijgt onterecht een doelpunt toegekend. Hij geeft dit eerlijk toe en België verliest de finale. Kompany zou de pineut van de natie zijn, hoewel hij een toonbeeld van fair play is. We hebben als maatschappij een heel ambivalente houding ten opzichte van fair play ontwikkeld. Het is iets geworden dat we van de tegenstander eisen, maar waar we zelf onze voeten aan vegen.”

Alles wordt door een gekleurde bril bekeken. Als Luis Suárez een tegenstander in de nek bijt, is er volgens de Uruguayanen niets gebeurd. Het lijkt een vorm van tribalisme. Typisch voor het voetbal?

“Ik denk dat het in voetbal meer speelt dan in andere sporten. Als ex-volleyballer kan ik dat getuigen. De rivaliteit tussen ploegen is in andere sporten kleiner, de sfeer tussen supporters minder vijandig. Voetbal is vaak een soort landenoorlog. Nederland tegen Duitsland, dat is pure vijandigheid, die dagenlang wordt opgeklopt.”

Het is de schuld van de media?

“Die doen daar driftig aan mee. Sporters op het veld moeten een toonbeeld van zelfbeheersing zijn, terwijl in het hele land de sfeer wordt opgepookt. Ik verwijs opnieuw naar de wedstrijd Standard-Anderlecht. Al dagen van tevoren gaat het om ‘afrekening’, ‘wraak’ of ‘haat’. Waarom stellen we de ‘man in de straat’ niet eens de vraag: ‘Zou jij kiezen voor het geld mocht dat kunnen in je job?’ Ik denk dat je dan meteen wat nuance krijgt, en minder agressie. Hoe dan ook, het is de verantwoordelijkheid van ons allemaal om een en ander in perspectief te zien. Ook al zijn de belangen groot, het is maar een spel.”

Maar soms een gevaarlijk spel?

“Inderdaad. Voetbal kan mensen gelukkig maken en bij elkaar brengen, maar kan ook heel destructief en primitief werken. Wat voetbal aan negatieve emoties kan opwekken, is soms angstaanjagend. Als kind was ik vaak ongerust over wat ik op de tribunes zag ontstaan. Mensen die in de loop van een match woestelingen werden. Ik herinner me als jongetje van acht of negen dat Feyenoord te gast was op de Brugse Metten. De Rotterdamse fans kwamen plots de spionkop van Club binnengestormd met kettingen. Dat beeld uit mijn jeugd is me lang bijgebleven en de reden waarom ik me veel jaren later als filosoof gebogen heb over de vraag wat mensen mekaar aandoen alleen omdat ze voor een andere club supporteren. Ze zijn bereid elkaar naar het leven te staan.”

Punten afpakken

Mensen tillen onwaarschijnlijk zwaar aan een nederlaag van hun club. Ze staan vaak te huilen als een kind. Veel supporters leven van de ene match naar de andere.

“Ongelooflijk. Bij winst is de hemel nabij, maar hun wereld is kapot als hun favoriete ploeg verliest. Het is alsof ze persoonlijk verloren hebben. De club is een onderdeel van hun identiteit geworden. Ik kan me er enorm over verbazen.”

Kan het met de globalisering te maken hebben? Mensen behoren nergens meer toe en klampen zich vast aan hun liefdevolle kleuren.

“Dat is een interessant denkspoor. Ik herinner mij een congres in Groot-Brittannië en het ging er vrij snel over voetbal. In Engeland is het onmogelijk om geen keuze te maken. Je moet supporter zijn van een bepaalde club. Mijn verwondering werd nog groter toen ik ’s avonds naar een vrij chic restaurant ging. Daar zaten volwassen mensen uit de hogere lagen van de bevolking in een voetbalshirt te eten. Ik wist niet wat ik zag. Blijkbaar is het voor veel mensen belangrijk om deel uit te maken van een bepaalde groep of gemeenschap en een voetbalploeg is nog altijd de meest voor de hand liggende manier om te zeggen: wij zijn van die gemeenschap, wij dragen die kleuren en staan voor die waarden.

“Er wordt over de community gesproken. Dan ben je voor of tegen. Je kan niet half supporter zijn. Kijk naar de tribunes. Iedereen draagt een shirt van de club. Op foto’s van vroeger zie je hoogstens een sjaal met de clubkleuren. Nu moet je je op een bepaalde manier kleden, een bepaald uniform dragen, bepaalde waarden belichamen om erbij te horen. Niet alleen de spelers, ook de supporters.”

En net zoals de spelers zijn de fans in alle staten als ze het gevoel hebben benadeeld te worden?

“Er moet voor een goede omkadering gezorgd worden, zodat de voetballiefhebbers het gevoel hebben dat beslissingen op een rechtvaardige manier tot stand komen en gelijk zijn voor iedereen. Om ontsporingen te voorkomen. Sport is mooi en spannend, maar de drang om te winnen kan ook het slechtste in de mens naar boven halen. We mogen niet toelaten dat je met brutaliteiten kan winnen.”

Want het voetbal heeft geen moraal. Alleen geld en doelpunten tellen?

“Als het er echt op aan komt, haalt de factor geld het altijd. Dat is niet alleen zo in het voetbal. Als je aan het einde van de rit kampioen wordt, staat niemand nog stil bij wat je enkele weken voordien hebt uitgespookt.

“We moeten ons ervan bewust zijn dat er in de sport, net als in de maatschappij, altijd mensen zullen zijn die proberen de spelregels te ontlopen of de grenzen op te rekken om te winnen. Dat betekent niet dat de verantwoordelijken daaraan moeten toegeven. Integendeel. Met alleen het begrip fair play gaan we het niet redden.”

U pleit voor meer repressie en een strengere sanctionering?

“We moeten op z’n minst duidelijk maken dat er grenzen zijn, dat brutale overtredingen absoluut niet toelaatbaar zijn. Een kader dat de fysieke integriteit van de atleet beschermt, is cruciaal. Ik zie elke week tackles die niet kunnen.”

De schurken op noppen moeten met alle middelen aangepakt worden. Desnoods achteraf?

“Ik heb daar al vaker voor gepleit. Maar ik wil verder gaan dan een boete of een schorsing van een speler. Wat die op het veld doet, is zijn keuze. Maar nooit volledig alleen maar zijn keuze. Daar zit een trainer achter, een bestuur dat spelers tot bepaalde ingrepen drijft. We focussen nog altijd op de individuele daad van die individuele persoon. Dat is een redenering uit de 19e eeuw. We moeten dat drastisch veranderen en breder ingrijpen.”

Een collectieve sanctie? Een ploeg die op een seizoen vijf rode kaarten krijgt, trekken we een punt af in het klassement, bijvoorbeeld?

“In die richting moeten we denken. Puntenverlies doet pijn. Dat willen spelers en supporters tot iedere prijs vermijden.”

DOOR FRANÇOIS COLIN – FOTO’S BELGAIMAGE/CHRISTOPHE KETELS

“Sporters moeten alles zijn wat wij willen maar niet kunnen zijn.”

“De sfeer die je bij jeugdwedstrijden proeft, is te gek voor woorden. De druk die ze die kinderen opleggen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content