‘Sport was mijn ontsnappingsroute’

© KOEN BAUTERS

Het leven mag ongenadig zijn, maar zelfs in de donkerste tijden kan sport een lichtpunt zijn. Aflevering 3: Joachim Gérard, die toen hij negen maanden oud was polio kreeg. Zijn verlamde rechterbeen zou normaal gezien een struikelblok voor zijn dromen betekend hebben, maar het zette hem er net toe om zichzelf te overtreffen.

Wanneer je hem zijn bord pasta ziet opschrokken in vierde versnelling, zou je denken dat de man haast heeft. Dat is ergens ook wel zo: Joachim Gérard is hyperactief en je kunt erop wedden dat het precies dat is wat hem toelaat om zijn grenzen te verleggen. De grenzen met name van zijn handicap. De grenzen van een rolstoel die zijn sterkte geworden is. Die van een zetel in de vorm van een embleem voor een kampioen die al op erg jonge leeftijd polio opliep. Hij kan stappen, zelfs lopen, maar Gérard voelt zich toch vooral in zijn rolstoel een kampioen. Hij spreekt over ‘aangepaste sport’ wanneer hij het over gehandicaptensport heeft. ‘Dankzij mijn rolstoel kan ik deze sport immers op hetzelfde niveau als iedereen te beoefenen.’ Een iets hoger niveau zelfs. Een ontmoeting met iemand die nooit opgeeft en die al een mooi palmares bij elkaar getennist heeft: nummer 4 van de wereld, olympische medaille, tweemaal winnaar van de Masters, winnaar van de Australian Open.

Ik heb soms liggen huilen op mijn kamer, maar mettertijd heb ik ermee leren leven dat de mensen mij aanstaren.’ Joachim Gérard

Je bent altijd dol geweest op sport. Je werd er als kind zelfs in ondergedompeld, alsof het de normaalste zaak van de wereld was?

Joachim Gérard: ‘Ik heb het geluk gehad dat mijn ouders me opgevoed hebben als een ‘normaal’ kind. Zonder onderscheid te maken met mijn broer en mijn twee zussen. Dat was nochtans niet eenvoudig. Ik heb pas leren lopen toen ik vier jaar was, maar mijn ouders namen me altijd met hen mee. Op woensdagnamiddagen ging ik naar Blocry om badminton en squash te spelen, in het weekend vertrokken we met de caravan naar de zee en dan speelde ik tennis. In die tijd deed ik alle sporten gewoon rechtopstaand. Het was mijn wil om met de anderen mee te kunnen, om als een van die andere te worden gezien. Natuurlijk was er soms dat medelijden om mijn handicap, maar daar heb ik ook wel eens van kunnen profiteren. We hadden een huis met spiraalvormige trappen, dat was gebouwd voor mijn geboorte. Opeens moest alles aangepast worden. De garage is de badkamer geworden. Maar de keuken bleef op de eerste verdieping. Dus als ik dorst had, vroeg ik gewoon of ze een glas water voor mij wilden halen. ( lacht) Dat was mijn manier om wat te profiteren van mijn handicap. Dat neemt niet weg dat ik wat het dagelijks leven betreft altijd erg zelfstandig ben geweest. Ik heb bijvoorbeeld al heel snel leren autorijden om geen blok aan het been te zijn voor mijn ouders.’

Spot ondergaan

Tegenwoordig verplaats je je meestal in een rolstoel. Dat was niet het geval toen je nog jonger was. Hoe is die overgang gebeurd?

Gérard: ‘Vroeger liep ik gewoon rechtop. Tot mijn zeventiende ging ik te voet naar school en deed ik ook staande aan sport. In de tijd dat ik informatietechnologie studeerde aan de universiteit van Louvain-la-Neuve ben ik me beginnen te verplaatsen in een rolstoel. In het begin was dat omdat het vlotter ging. Op een bepaald ogenblik ben ik de hele tijd in mijn rolstoel gebleven en daar was ook wel wat gemakzucht van mijn kant bij. Tegenwoordig heb ik die rolstoel echt nodig, want mettertijd is het zo geëvolueerd dat ik geen lange afstanden meer kan stappen. Het probleem is dat, van zodra ik mijn beenspieren niet meer getraind heb, die spieren stilaan weggekwijnd zijn.’

Op je twaalfde ben je aan je rechterbeen geopereerd. En toen is, tegen alle verwachting in, ook de klik gekomen om aan competitiesport te gaan doen. Wat heeft je precies naar het tennis gedreven?

Gérard: ‘Op dat moment heb ik voor het eerst in mijn leven in de zetel moeten zitten. Zes maanden lang. Mijn rechterbeen was verlamd en aangetast door polio. Mijn benen verschilden zes centimeter in lengte en ik had ernstige scoliose ( zijdelingse verkromming van de rug, nvdr). Met die operatie werden mijn scheen- en kuitbeen vijf centimeter langer gemaakt. Van de ene dag op de andere moest ik stoppen met zwemmen en daardoor kwam ik redelijk wat kilo’s bij. Midden in mijn puberteit werd ik een dikkerdje met vetrolletjes, terwijl ik altijd zo sportief was geweest. Toen is mijn vader begonnen met me ervan te overtuigen om een sport te beoefenen die ik al zittend kon doen. Tijdens de twee maanden vakantie hebben we tennis gespeeld, met mijn rolstoel uit het ziekenhuis en tien kilo te veel, maar toch raakte ik er snel aan gewend. Een maand later, eind augustus 2000, sloeg ik mijn eerste ballen in een echt rolstoeltennistoernooi.’

Had je toen meteen de idee om op een dag op topniveau aan competitie te doen?

Gérard: ‘Ik heb er altijd van gedroomd om aan de Spelen deel te nemen. Niet direct om een groot kampioen te worden, maar om erbij te zijn. Ik dacht in het begin als zwemmer, omdat het mijn eerste sport was. Het probleem was dat door mijn handicap al snel aan het licht kwam dat ik in een moeilijke categorie zou belanden, met jongens die een amputatie ondergaan hebben. Maar dat was bij mij niet het geval en met de ballast van mijn rechterbeen was ik duidelijk in het nadeel. Een handicap bij een handicap! ( lacht) Ik denk wel dat ik de minima had kunnen zwemmen om naar een WK of naar de Spelen te mogen, maar zelfs met hard werken zou ik er nooit in geslaagd zijn om een medaille te halen.’

Joachim Gérard: 'Ik denk dat ik een stijl heb waarmee ik op termijn alle grand slams zou moeten kunnen winnen, maar het mag duidelijk zijn dat gravel niet mijn favoriete ondergrond is.'
Joachim Gérard: ‘Ik denk dat ik een stijl heb waarmee ik op termijn alle grand slams zou moeten kunnen winnen, maar het mag duidelijk zijn dat gravel niet mijn favoriete ondergrond is.’© KOEN BAUTERS

Ben je altijd zo’n competitiebeest geweest?

Gérard: ‘Dat dateert nog van toen ik aan gewone sport deed. Veel lopen kon ik niet, dus moest ik mijn gebrekkige mobiliteit compenseren door het verschil te maken met mijn techniek. In het badminton leerde ik met twee slagen het punt te beslissen. In het basket werd ik een kei in worpen vanop afstand. In het voetbal was ik de goalgetter. Op het sportterrein was er niemand die me uitschold voor ‘vuile gehandicapte’. In het dagelijks leven was dat wat anders. Daar heb ik heel wat spot moeten ondergaan. Dat heeft mijn karakter gevormd. Ik heb een muur rond mij opgetrokken. Ik heb soms liggen huilen op mijn kamer, maar mettertijd heb ik ermee leren leven dat de mensen mij aanstaren. En de sport was al snel een ontsnappingsroute.’

Vingers in de neus

Je zegt dat je door rolstoeltennis de gelijke bent geworden van valide mensen. Hoe bedoel je dat?

Gérard: ‘Ik spreek graag van ‘aangepaste sport’. Ik zeg altijd dat ik door mijn rolstoel op hetzelfde niveau aan sport kan doen als iemand anders. Door die rolstoel heb ik geen handicap, geen remmingen meer. Uitgezonderd in tafeltennis, waar het loopwerk beperkt is en ik heel misschien een redelijk klassement bij de validen had kunnen halen, heb ik altijd wat achterstand gehad in alle sporten die ik vroeger beoefende. Door me aan te passen aan die rolstoel kon ik meetrainen met de validen. Mits enkele gelijkmakende aanpassingen van hun kant natuurlijk.’

Wat betekent een toernooi als Roland Garros voor jou?

Gérard: ‘Ik denk dat ik een stijl heb waarmee ik op termijn alle grand slams zou moeten kunnen winnen, maar het mag duidelijk zijn dat gravel niet mijn favoriete ondergrond is. Dat is nog een understatement eigenlijk, gezien ik nooit een enkelspelwedstrijd gewonnen heb op Roland Garros. Nu moet je wel weten dat de grand slams betwist worden door de top zeven van de wereld plus een wildcard. Dat is dus een zeer beperkte tabel, een erg moeilijke ook.’

Zijn die kleine eindtabellen symptomatisch voor het niveauverschil dat er soms bestaat tussen de top acht en de rest van de wereld?

Gérard: ‘Ik zou het wel uitbreiden tot top twaalf, maar het is een feit dat er heel grote verschillen zijn tussen de wereldtop en de anderen. Ik speelde onlangs tegen de nummer achttien en ik klopte hem met 6-0 en 6-1, dat zegt genoeg. Op de Spelen zal de tabel 56 tennissers tellen, maar tot aan de kwartfinales zou ik me met de vingers in de neus moeten kunnen kwalificeren als alles goed gaat. Zo is het nu eenmaal. Er staan jongens in de top twintig van wie je weet dat ze ons nooit kunnen verslaan omdat ze er de wapens niet voor hebben. Daarom zegt men wel eens dat ons circuit een kleine familie vormt, want we zien telkens dezelfde gezichten bij de laatste vier. Ik praat met Shingo Kunieda ( de nummer één van de wereld, nvdr) over manga, met anderen bouw ik een feestje, ik ga naar het huwelijk van sommigen… In totaal zijn er waarschijnlijk zo’n vierhonderd spelers op de wereld, maar we zijn maar met een tiental mannen en vrouwen samen die ervan kunnen leven.’

Buitenaardse wezens

Het feit dat jullie toernooien gecombineerd worden met bepaalde toernooien voor validen op de ATP-kalender, biedt jullie media-aandacht en een heel andere omkadering. Is die erkenning belangrijk voor jullie?

Gérard: ‘Dat verandert alles! Wanneer we tegelijk met de validen spelen, is de aanpak helemaal anders, dan komen we echt in een andere wereld terecht. We hebben onze eigen auto met chauffeur, het hotel is beter, we kunnen kiezen wat we eten. Allerlei zaken die ons ervan bewust maken hoe prestigieus dat is.’

Hoe verhoud jij je tot de validen op zo’n toernooi?

Gérard: ‘Ik ben zelf in het circuit gekomen in 2013 en het heeft daarna niet lang meer geduurd voor de grand slams en enkele andere toernooien gemengd werden. Enfin, het is te zeggen: we deelden dezelfde kleedkamers en de toernooien vielen samen. In het begin bekeek men ons met grote ogen. Er heerste een zekere argwaan. Je voelde dat ze misschien wat bang waren om ons vragen te stellen. Sommigen hielden ons voor buitenaardse wezens. Ik heb die overgang beetje bij beetje zien gebeuren. Nu zie ik dat ze in de kleedkamers de heruitzendingen van onze wedstrijden bekijken. Ze tonen interesse, ze zijn zelfs onder de indruk van de techniek die wij ontwikkeld hebben. Fabio Fognini is al naar mij gekomen om me van alles te vragen en Novak Djokovic liet zich in Australië in 2017 fotograferen in een rolstoel. Dat is een mooie blijk van respect vanwege die grote kampioenen.’

Ben je nooit jaloers op de media- aandacht die de validen krijgen en op het geld dat ze verdienen?

Gérard: ‘Neen, want net als wij hebben zij er veel moeten voor doen om daar te geraken. Ik zou eerder klagen als het andersom was. Ik vind dat ik veel geluk heb dat ik een populaire sport beoefen. Ik denk vaak dat, vergeleken met mijn carrière en de resultaten die ik heb kunnen behalen, er sportlui zijn die de media-aandacht meer verdienen dan ik. Ik denk aan Belgische tafeltennissers die wereldkampioen zijn en al vier jaar geen set meer verloren hebben, van wie er zelfs een met validen meespeelt. Maar kijk, ik heb het geluk gehad om een medaille te behalen op de Spelen. En dat net toen een tv-ploeg van de RTBF me volgde in Londen.’

‘Mijn finale op Roland Garros live op tv?’

Je bent nu dertig jaar en je hebt er al drie olympiades opzitten. Tot welke leeftijd wil je doorgaan?

Joachim Gérard: ‘Ik heb naast de sport ook dromen, zoals het stichten van een gezin, dus weet ik niet tot welke leeftijd ik zal spelen. Zoals een Roger Federer zal ik op een bepaald moment ook kortere seizoenen gaan spelen, of me focussen op de grote toernooien. Maar je moet weten dat de huidige nummer drie van de wereld bij ons al 49 jaar is. Dat wil wat zeggen. Maar hij heeft ook andere wapens dan ik. Ik speel erg fysiek, ik maak graag punten. Ik weet niet of ik met die intensiteit nog twintig jaar kan doorgaan.’

Is het een droom voor jou mocht het profcircuit de komende jaren helemaal geprofessionaliseerd worden?

Gérard: ‘Ik denk dat de ITF ( de internationale tennisbond,nvdr) daar alles voor doet. Op zes jaar tijd is het prijzengeld op Roland Garros bijvoorbeeld verdrievoudigd voor ons – het bedraagt nu 45.000 euro voor de winnaar. Het logische vervolg zou nu zijn om wekelijks contact te hebben met de validen. En waarom niet onze wedstrijden live op tv uitzenden? Maar de kloof wordt elk jaar kleiner. In Rio werden mijn halve finale en mijn wedstrijd om de derde en vierde plaats live uitgezonden op het derde kanaal. Men heeft me verteld dat het een van de best bekeken uitzendingen op dat uur van het hele toernooi was. Dat is een geweldige stap voor de andersvalidensport. Wie weet kunnen ze mijn finale op Roland Garros ook live uitzenden?’ ( lacht)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content