Natuurlijk vindt de finale op 9 juli plaats in Berlijn, maar de stad heeft dat WK niet nodig om zich te profileren.

Veel vuurwerk en feestgedruis op 28 mei bij de opening van de Berlijnse Hauptbahnhof, straks Europa’s grootste spoorwegstation, in staat om 300.000 reizigers per dag te verwerken. Het WK bespoedigde de opening van het nieuwe station, maar ook zonder het WK was het project gerealiseerd, zegt Gerhard Buchholz van Berlin Tourismus. Na het WK zijn de luchthavens aan de beurt : dan wordt de vroegere Oost-Berlijnse luchthaven, Schönefeld, uitgebreid. Vervolgens worden Tegel (de voormalige West-Berlijnse luchthaven) en Tempelhof (van waaruit de bevoorrading door de geallieerden gebeurde tijdens de blokkade in 1948) afgebouwd. Zo worden stap voor stap de sporen van de tweedeling uitgewist.

Tijdens het WK gaan andere grote werken gewoon door. Gerhard Buchholz : “Dat kan hier niet anders. Berlijn is sinds het ontstaan van de stad een permanente bouwwerf. Altijd staat een deel van de stad in de steigers. In de jaren negentig was het de Potzdammer Platz, daarna het regeringscentrum, nu de Hauptbahnhof, straks de luchthaven. Je loopt hier van bouwwerf naar bouwwerf.” Dat bracht de stad in de jaren negentig op een idee : waarom de bewoners niet confronteren met de veranderingen in hun eigen stad ? “Dus organiseerden we een stadswandeling met als naam Baustelle, Schaustelle. Een enorm succes. Een Berlijner kijkt al niet meer op van een bouwwerf min of meer.”

Veel tegenkanting voor het WK merkte Buchholz niet. “Dat was wel anders toen Berlijn zich in 1990 kandidaat stelde voor de Olympische Spelen van 2000. Toen was er veel protest, alsof de stad een signaal gaf dat Berlijn eerst in het reine moest komen met zichzelf. De Muur was net gevallen, er moesten twee telefoonsystemen op elkaar afgestemd worden. Uiteindelijk gingen die Spelen naar Sydney.”

Fan Fest

Berlijn plooit zich niet naar het WK, het kan moeiteloos het evenement in de stad in bouwen. In het Spreebogenpark, op wandelafstand van de nieuwe Hauptbahnhof, worden op reuzenschermen alle WK-wedstrijden uitgezonden. Een steenworp verder, aan de Rijksdag, staat de Adidas-Arena : een schaalversie (één tiende) van het Olympiastadion, waar 8000 kijkers alle wedstrijden op groot scherm zien. Daarnaast zijn er nog een achttal privéprojecten die public viewing voorzien.

Berlijn wilde het WK niet missen, maar heeft het grootste voetbalevenement ter wereld niet nodig om zich te profileren, zegt Buchholz. “Voor Berlijn is het WK de kers op de taart. Van jaar tot jaar stijgen de bezoekersaantallen hier, met of zonder WK. Dagelijks bezoeken tussen de 300.000 en de 400.000 mensen de stad. Die 300.000 extra bezoekers voor het WK maken het verschil niet. Berlijn positioneert zich als een wereldstad. Hier leven 180 nationaliteiten. De dialoog tussen de verschillende culturen is hier dagelijkse realiteit.”

Toerisme is dé voornaamste bron van inkomsten vóór de stad. Voor WO II was de regio rond Berlijn industriegebied. Door de koude oorlog en de bouw van de Muur stierven die industrieën af. “Het westen werd kunstmatig in leven gehouden door financiële input van de West-Duitse overheid. Berlijners werden voor de hereniging als profiteurs afgeschilderd. Hamburg is rijk dankzij de haven. Hier is de koopkracht nog laag. Na de val van de Muur vestigden nogal wat bedrijven zich hier, maar niet weinig hielden het intussen voor bekeken.”

De Muur

Resten van de Muur terugvinden, kan nog slechts op drie plaatsen (zie kader). Toch loopt er nog een mentale, minder zichtbare grens tussen Oost en West, zegt Buchholz. “Bij de jongeren is het verschil kleiner, maar Oost- en West-Berlijners leven elk op hun eigen eilandje. Je hebt nog mensen uit Zehlendorf die naar het theater gaan aan de Brandenburger Tor, maar voor wie Alexanderplatz als Siberië is. Probeer maar eens een echte Berlijner de weg te vragen. Als je iemand treft die je een eind verder kan helpen, is het meestal een inwijkeling.” Zelf belandde hij dertig jaar geleden in Berlijn vanuit Hannover.

De tweedeling in Berlijn dateert volgens Buchholz al van voor de bouw van de Muur. “Ook al voor WO II was dit een stad met twee centra, één in het oosten, één in het westen. Ook vandaag is Berlijn geen compact geheel, maar een regio met twaalf Bezirke, gemeenten die elk een eigen burgemeester hebben, met erboven een overkoepelende burgemeester.”

Lieve Pillen heeft net een groep toeristen door Berlijn geloodst. Zij, Kortrijkse van oorsprong, belandde na haar Gentse studies in Berlijn, drie jaar voor de val van de Muur. Pillen werkt er nu als stadsgids. Ze beaamt dat vooral het vroegere Oost-Berlijn nu in is : niet alleen de artiestenwijk rond de Prenzlauer Berg, ook de Hackerscher Markt nabij de Alexanderplatz. Net als Buchholz wijst ze op de voortdurende veranderingen in het stadsbeeld : aan de overkant van de rivier Spree wordt het door de communisten gebouwde Palast der Republik afgebroken. In de plaats komt, op de Schlossplatz, een kopie van het vroegere keizerlijke paleis dat door de communisten in 1950 met de grond werd gelijk gemaakt. De voorbije twee jaar gebeurde er in de ten dode opgeschreven ruïne van alles. “Vergaderen of een feestje geven in een ruïne, dat vond men fantastisch”, vertelt Pillen. “Creatief is men hier wel. In de Spree maakte men van een oude laadbak een zwembadje, met Caribische muziek. Kijk maar eens in een tijdschrift wat hier op een dag allemaal te doen is. Vaak denk ik : daar ga ik morgen eens heen. Maar dat lukt niet, want morgen is er weer wat anders.”

Een outsider voelde Pillen zich in Berlijn nooit. “Veel inwoners komen van elders. Of je van Gent komt, van Hannover of Frankfurt, iedereen was een beetje lotgenoot.” Ze voelde zich nooit opgesloten in West-Berlijn. “Het was al voor de val van de Muur een groene stad, met veel water. Eerst had je wel het alternatieve circuit. Dat jonge mannen die in Berlijn woonden vrij werden gesteld van legerdienst, haalde alle pacifisten uit Duitsland naar hier. De alternatieve scène bloeide.”

Economisch doet Berlijn het niet goed. Pillen zag verscheidene vrienden van haar man, een echte Berliner, de stad verlaten om economische redenen, ondanks een goed diploma. “De 18,5 procent werkloosheid is lager dan in andere regio’s van de vroegere DDR, maar als je een job met zekerheid wil, moet je niet naar hier komen.

“Voor de val van de Muur kreeg West-Berlijn jaarlijks 6,5 miljard euro om als eilandje in de DDR te overleven : gesubsidieerde tewerkstelling was dat. Daardoor was Berlijn relatief goedkoop. Dat is het nu nog. Omdat men na de val van de Muur de komst van één miljoen nieuwe inwoners verwachtte, is men als gek beginnen bijbouwen. Maar die mensen kwamen niet, waardoor een enorme leegstand de prijzen drukt. Berlijn heeft nu een overschot aan woningen en kantoren. Ook de aangekondigde opening naar Oost-Europa bracht niet zoveel op. De verhuis van de hoofdstad evenmin. We praten over zesduizend ambtenaren en een paar duizend man aan personeel.”

Geen voetbalprijzen

Opvallend is het gebrek aan recente sportieve successen van Berlijnse topclubs. In het basket en het ijshockey zorgen respectievelijk Alba en Eisbären nog af en toe voor de hoofdprijs, in het voetbal worden de successen al een paar decennia elders gevierd.

De enige landstitels van het immens populaire Hertha BSC (opgericht in 1892) dateren al van 1930 en 1931. Nadien won het geen prijs meer. Sterker nog : sinds de Bundesliga 42 jaar geleden in 1963 opgericht werd, voetbalde Hertha ‘slechts’ 25 jaar op het hoogste niveau. Van 1986 tot 1988, net voor de val van de Muur, voetbalde het zelfs in de derde afdeling. Het beste Bundesligaresultaat was een tweede plaats in 1975. Drie keer werd Hertha derde, voor het laatst in 1999. Na het WK moeten de voetbalfans zich troosten met zomerbekervoetbal : meer leverde de zesde plaats van Hertha niet op.

Andere ploegen uit West-Berlijn die van Bundesligavoetbal proefden, bleken eendagsvliegen. Tasmania Berlin, dat in 1965/66 een seizoen in de Bundesliga voetbalde en in 1973 failliet ging, blijft de club die het laagste puntenaantal ooit in de Bundesliga haalde. Het nieuw opgerichte Tasmania eindigde het afgelopen seizoen op een gedeelde eerste plaats in de 1e Verbandsliga Berlijn, maar moest de promotie naar de vierde klasse aan ‘stadsgenoot’ Lichterfelde laten.

Blau-Weiss Berlin, de ex-ploeg van bondscoach René Vandereycken, hield het ook maar een jaar vol in de Bundesliga. Na de degradatie in 1987 voetbalde het als tweedeklasser nog tot het faillissement in 1992 in het Olympiastadion. Het nieuwe Blau-Weiss eindigde vorige maand laatste in de zesde klasse en zakt opnieuw een reeks.

Tennis Borussia, twee keer aan de slag in de Bundesliga (1974/75 en 1976/77) speelt nu in de vierde klasse voor gemiddeld 860 bezoekers.

De voormalige topclubs uit Oost-Berlijn bestaan nog, maar verteerden moeizaam de overstap naar de vrije markt van het profvoetbal. Na Hertha is Union Berlijn nog steeds de populairste club in de hoofdstad. In de oude DDR was het dé volksclub bij uitstek, een toevluchtsoord voor wie niet tevreden was met het regime. Gemuilkorfd door dat regime en jaarlijks ontdaan van zijn betere spelers, won het enkel de DDR-beker in 1968. Na een kort verblijf in de tweede Bundesliga zakte het opnieuw naar de vierde klasse, maar keert straks als kampioen terug naar de derde klasse. Gemiddeld 5900 kijkers zakten afgelopen seizoen voor de thuiswedstrijden af naar de Alte Fösterei.

Dynamo Berlin, in de Oberliga met staatshulp onafgebroken kampioen van 1979 tot 1988, werd zesde in diezelfde vierde klasse. Nog gemiddeld 1140 toeschouwers trokken om de twee weken naar het oude stadion Sportforum. Ook het voetballandschap is in Berlijn een bouwwerf dat nooit af is.

GEERT FOUTRÉ

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content