Voor de wedstrijd tegen Rusland mogen de Belgen naar het legendarische Maracanãstadion van Rio de Janeiro. De achtertuin van de familie Havelange, maar ook de stad van samba, carnaval en het futebol na praia.

Het levert fantastische beelden op, boven op de Pão de Açúcar, de Suikerbroodberg in het centrum van Rio de Janeiro. De oude hoofdstad van Brazilië – het verloor die status in 1960 aan Brasília – heeft twee luchthavens. Eentje, Santos Dumont, is uitsluitend voor binnenlands gebruik, vanwege de beperkte infrastructuur. Piloten moeten zwenken tussen de heuvels, om een juiste aanloop naar de landingsbaan te krijgen. En dat levert mooie plaatjes op, voor zij die in het vliegtuig zitten, maar ook voor zij die vanop de top van deze heuvel plaatjes schieten van een van de bekendste steden ter wereld. Dé toeristische trekpleister van Brazilië, met zijn stranden en zijn vier topclubs in het voetbal. En vooral: zijn Maracanã, waar de Belgen zondag Rusland partij geven. En waar op 13 juli dit WK zijn apotheose beleeft, met voor de Braziliaan hopelijk een droomfinale tegen Argentinië. Al zijn ze daar tegelijk ook wel weer een beetje bang van.

Voetballen in Rio, dat gebeurt dag en nacht. Letterlijk. In de bairro Flamengo, langs de kustweg en de stranden van de Baia de Guanabara, liggen veldjes die 24 uur op 24 ‘bezet’ zijn. Je kan er op elk moment, ook ’s nachts want dan zijn ze verlicht, voetballen.

Voetbal in Rio, dat is vooral nostalgie. Nostalgie naar het verleden want sinds 2000 kon slechts zelden een ploeg uit Rio zich nog tot kampioen van Brazilië kronen. Vasco, inmiddels gezakt naar tweede, deed het in 2000, Flamengo in 2009, Fluminense in 2010 en nog eens in 2012. Botafogo, de vierde grote ploeg in de stad, is al helemaal een oude glorie. Hun laatste titel dateert van 1995.

De realiteit vandaag is somber. Fluminense, politiek de sterkste club van de stad, is de enige die kan standhouden. In de voorlopige rangschikking – vanwege het WK ligt het kampioenschap hier zes weken stil – staan ze op de tweede plaats, maar het scheelde echt geen haar of ook zij zaten in tweede. Vorig seizoen kenden ze veel pech met blessures (onder meer van spits Fred) en eindigden ze de facto op een degradatieplaats. Ze werden slechts gered door een fout bij Portuguesa. Die club uit São Paulo had op de laatste speeldag in het laatste kwartier een speler laten invallen die de dag voordien geschorst was. Het was de club ontgaan. Gevolg: vier punten in mindering, een tuimeling van plaats 12 naar plaats 17 en Fluminense dat daardoor de degradatie ontliep.

De rest is op de sukkel. Botafogo is veertiende. Flamengo, dé volksclub, is negentiende en voorlaatste. Negen miljoen reais – dat is ongeveer 3 miljoen euro – per maand betaalt de club aan spelerslonen, rekenden ze bij sportkrant Lance! uit. Een smak geld “voor een boel middelmatige spelers”. En Vasco, honderd jaar geleden een voorloper qua integratie van de zwarte bevolking, is in de serie B een meeloper, het staat negende. Het voetbal in Rio is in crisis, want alleen in de rangschikking van de schuldenlast staan ze met voorsprong aan de leiding. Flamengo en Botafogo zijn er beroerd aan toe, al doet de nieuwe directie van Flamengo er – naar eigen zeggen – wel alles aan om de berg te reduceren. Een interne audit bij haar aantreden wees begin 2013 uit dat ze voor zo’n 250 miljoen euro in het rood stond. Eind dit jaar zou die schuld met zo’n 70 miljoen euro verminderd moeten zijn.

Strandvoetbal

Van die crisis is vandaag aan het strand niks te merken. De zon schijnt en op het strand genieten ze met duizenden van de kokosnoten en elkaar. Aan de tenten op Copacabana en Ipanema wapperen de vlaggen van de diverse clubs. Wie van Flamengo is, gaat niet bij Botafogo liggen, en wie van Fluminense is, waagt zich niet bij die van Vasco. Ook de gays hebben hun eigen zone op Ipanema, aangegeven met de regenboogvlaggen.

Een constante op het strand zijn de plaatsen waar wordt gesport. Voetvolley, gewoon volley, nog andere strandsporten, her en der ook toestellen die recht uit de gym lijken gehaald en in het zand geploft. De cultus van het lichaam regeert, het zweet loopt van de lijven. Het is meer dan 35 graden, maar dat houdt niemand tegen. Langs de stranden ook een breed fietspad, ook Brazilië houdt van tweewielers.

Op het strand werkt Vitor Eduardo zich in het zweet. Met wat vrienden verzamelt hij hier elke zaterdag, rond de middag. Ze overlopen de week, drinken in de schaduw van hun zelf opgezette tentzeil wat water, om de beurt brengen ze eten mee, en tussendoor wordt gesport.

Echt voetballen over de grond mag niet meer. Dat zag je hier vroeger vaak, zegt hij, maar de politie stak er een stokje voor. Te gevaarlijk, te hinderlijk voor de andere gasten. Dus zochten ze naar een alternatief, op de kleine ruimte. Zo ontstond het strandvoetbal, het voetvolley. Als we willen, mogen we even meedoen. Fysiek is het moordend, en technisch vallen we uit de toon. Vitor lacht. Zijn ze ex-spelers? “Neen, we zijn gewoon mannen die graag sporten. Je blijft ermee in vorm. Je zit te voetballen op het zand, op vijf, zes vierkante meter, je valt aan, je verdedigt, het is springen, constant reageren. Zeer moeilijk. Knallen, uitrusten, weer knallen. En wie technisch geen kraan is, valt direct door de mand.”

Romário heeft hier ook vaak gesport. Even verderop organiseert/sponsort TIM, een van de mobiele operatoren, een toernooi. Op zoek naar de nieuwe Romário. De jongeren geven alles, aan de kant staan scouts te kijken. Wie hier uitblinkt, is misschien rijp voor het veldvoetbal.

De erfenis van Seedorf

In de namiddag duiken we het oude centrum van Rio in. Kasseitjes, een oud Volkswagenbusje, smalle straatjes. Ouderwetse koloniale schoonheid, heel anders dan de buurt van de kathedraal, een opgemerkt bouwwerk omgeven door hoge glazen torens. Alles binnen de twee vierkante kilometer, airco en glas naast straatventers en leuke terrasjes. Pracht, praal en veel kleur.

Op een terrasje drinken we een koffie met Eduardo Mansell, hij is diehard van Botafogo. De afspraak was gemaakt toen Clarence Seedorf er nog voetbalde. We waren benieuwd naar zijn invloed op het team. Inmiddels heeft de actualiteit ons achterhaald en is Seedorf alweer weg, ook als trainer bij zijn ploeg AC Milan. Mansell: “Toch was hij van zeer groot belang voor Botafogo. Sinds 2002 is die ploeg sterk teruggevallen, Seedorf kwam qua resultaten op een zeer slecht moment. Maar hij bracht een zeer groot professionalisme. En dat veranderde het beeld van Botafogo, dat jarenlang slechte transfers deed en politiek veel problemen kende. Botafogo stond ver van de glorierijke ploeg uit de jaren vijftig en zestig, die toen de basis vormde van de Braziliaanse selectie. Seedorf bracht een zekere ernst terug bij de club, met de hulp van een sponsor als Puma. Dankzij de Nederlander kon de club zijn imago opkrikken en betere commerciële contracten afsluiten. Botafogo heeft ook gewerkt aan zijn jeugdopleiding en toerde daarmee vaak door Europa… Meer structuur, meer eendracht, meer strijd ook. Ja, er is wel degelijk een erfenis. Op het veld bracht Seedorf rust, Botafogo kende onder hem een van zijn beste seizoenen van de laatste jaren. Kampioen in de Carioca, geplaatst voor de Copa Libertadores,… Die wilde hij absoluut nog eens spelen, in die zin was het wel een verrassing dat hij stopte.”

De band met de fans

Vanuit zijn appartement in de wijk Botafogo heeft Christopher Gaffney een fantastisch uitzicht, op de baai en de Pão de Açúcar. Elke dag maakt deze Texaan de droom van veel mensen waar: met de fiets langs het strand naar het veer, dat hem aan de overkant van de baai naar de universiteit brengt. Gaffney is een duivel-doet-al, een transporteconoom die ook geïnteresseerd is in voetbal en een zeer kritische geest.

Het voetbal in Rio, zegt hij, is zijn band met de basis aan het verliezen. Voor dit WK heeft de overheid miljarden in stadions geïnvesteerd. “In 2007, toen men het toernooi officieel binnenhaalde, is gezegd dat er 0,0 geld van de overheid naar de stadions zou gaan. Alles moest van privéinvesteerders komen. Dat is natuurlijk onzin, want die weten dat er een deadline is – de start van het toernooi – dat er een engagement op papier staat en dat de overheid moet investeren als zij geen actie ondernemen. Dat deden ze ook niet. Dus was de boodschap in 2009 dat de stadions de overheid zo’n 4,4 miljard reais (1,5 miljard euro) zouden kosten. Uiteindelijk werd dat ruim het dubbele.”

Omdat de overheid het geld niet heeft om ze uit te baten en te onderhouden, gaan na het WK een heleboel stadions in handen van een uitbater die deels publiek en deels privé is. Gaffney: “Dat is ook zo voor het Maracanã. De nieuwe verbouwingen gingen eerst maar 266 miljoen eurokosten, dat werd uiteindelijk 400 miljoen. Het stadion is nu verhuurd aan privéinvesteerders, voor een schamele 4,6 miljoen euro per jaar. Het contract loopt 35 jaar, dat betekent dat de staat maar een fractie van zijn investering recupereert.”

De fans, zegt Gaffney, betalen twee keer: één keer via de belastingen voor de bouw en een tweede keer om te ‘mogen’ kijken. Gaffney: “Had men er nu scholen in ondergebracht, of zalen die voor het publiek toegankelijk zijn, of andere zaken die het publiek ten goede komen, dan kan je zo’n investering van de overheid accepteren. Maar nu is het overheidsgeld dat eigenlijk in handen van de privé terechtkomt.”

Het heeft ook zijn invloed op de clubs. Fluminense wist met de nieuwe uitbaters een betere deal te onderhandelen dan Flamengo, zodat de ene club voor haar fans de ticketprijzen lager kan houden dan de andere. Gaffney: “Het gevolg is dat met name Flamengo afstand neemt van haar basis. Die ligt bij de werkende mens, in de favela. Die kan zich geen voetbalmatch meer veroorloven.” Het is geen nieuw fenomeen, maar het is wel een opvallende statistiek: net nu zo fors is geïnvesteerd in stadions, daalt de publieke belangstelling. Gaffney: “In 2007 was het gemiddelde toeschouwersaantal voor een Braziliaanse kampioenschapswedstrijd nog 17.461. In 2012 was dat gezakt naar 12.097. Vorig jaar was er even een heropflakkering, maar ik vraag me af wat de privatisering zal aanrichten. In Recife wil niemand van de drie ploegen in het nieuwe stadion voetballen en in Belo Horizonte weigert Altético ook te spelen in het Minerão.”

Kortom: achter de schijn van de idylle – strand, zon, blijdschap – is de realiteit somber en donker. Op de hoek waar Copacabana en Ipanema elkaar ontmoeten, staat een fort. En vlak bij dat fort zit, op een bankje, Carlos Drummond de Andrade, de grote poëet. Hier hebben we afgesproken met Rafael Martin, journalist bij Lance!. Hij beaamt dat het publiek verandert: “Honderd real voor één match, iets meer dan dertig euro, is veel geld. De clubs doen het, omdat ze een ander publiek willen bereiken: de middenklasse, zelfs de hogere middenklasse. Eten en drank in het stadion zijn ook duur, de klassieke verkopers worden buitengesloten. Je moet ook betalen om te parkeren… Alleen: dat publiek zal nooit een fanatiek publiek zijn én ze gaan niet elke keer komen.”

Qua marketing lopen de topclubs ook achter. Door de zeer drukke kalender – er wordt nagenoeg non-stop gevoetbald van januari tot begin december – kunnen de toppers geen lucratieve reizen door Noord-Amerika, Europa of Azië doen, zoals de Engelse of Spaanse topclubs. Martin: “Ze krijgen nochtans ook uitnodigingen. Qua marketing hebben de Braziliaanse clubs lang stilgestaan. Terwijl jullie al in de jaren zeventig, tachtig volop aan marketing deden, is dat hier nog maar zo sinds dit decennium. Dat kan wat opleveren, Flamengo heeft 45 miljoen fans! Pas nu wordt die rijkdom aangeboord. Botafogo heeft met Seedorf veel geld verdiend.”

Hij is optimistisch, waarschuwt alleen voor één nadeel: “Empresários… Flamengo zit wat dat betreft in de problemen. Spelers worden niet meer door de club gekocht, maar door een zaakwaarnemer, die de rechten houdt. Carlos Leite is de man die voor Flamengo de zaken doet. Het is niet gezond, amoreel zelfs. En zo gebeurt het altijd. (lacht) U ziet: het gebeurt eerst in Europa, wij volgen.”

DOOR PETER T’KINT IN RIO DE JANEIRO

Het voetbal in Rio is in crisis, want alleen in de rangschikking van de schuldenlast staan ze met voorsprong aan de leiding.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content