Nu al maken ze de renners misselijk: de Mortirolo en de Stelvio, twee moordende beklimmingen waarop de 95e Giro over goed drie weken beslecht zal worden. Een duik in de geschiedenis van deze mythische ‘passi di montagna’.

Vergeet de Touretappe over de Col d’Aubisque, Tourmalet en Peyresourde, of de aankomst in de Vuelta op de beruchte Bola del Mundo. Neen, de spectaculairste bergrit van het wielerseizoen 2012 vindt plaats op 26 mei, de voorlaatste dag van de Giro: 218 kilometer en 5900 hoogtemeters, verdeeld over vijf reuzen, waaronder de Passo del Tonale, de verschrikkelijke Passo del Mortirolo plús de finish op de majestueuze Passo dello Stelvio. En dat daags nadat het Giropeloton al een etappe met vijf beklimmingen heeft afgewerkt.

Toen directeur Michele Acquarone na de editie van vorig jaar de fel bekritiseerde Angelo Zomegnan verving, beloofde hij de Ronde van Italië nochtans menselijker te maken met minder lange verplaatsingen en vooral een minder controversieel parcours. Maar ook hij lijkt, net als zijn illustere voorgangers Zomegnan, Carmine Castellano en Vincenzo Torriani, begeesterd door de drang naar spettacolo.

Acquarone heeft echter een ‘excuus’: niet hij, maar de wielerfans bepaalden (onrechtstreeks) hoe de koninginnenetappe er zou uitzien. Op Twitter en Facebook konden ze uit een lijst van 32 Girobeklimmingen de meest mythische ‘passo’ of ‘monte’ kiezen. De Mortirolo en Stelvio kregen de meeste stemmen, en aangezien zij niet ver uit elkaar liggen, stak Acquarone de twee Alpenpassen in dezelfde etappe.

In tijden waarin renners smeken om gelimiteerde afstanden en waarin – zo wordt algemeen aangenomen – minder verboden benzine getankt wordt, lijkt zo’n zwaar parcours in de voorlaatste rit onzinnig, maar als ultieme climax van de 95e Giro kan het wel tellen. Wielerhistorici kunnen alleszins hun hart ophalen, want de Mortirolo en de Stelvio waren meermaals het toneel van etappes waar de mythe nog altijd van afdruipt.

Berg des doods

Toch is de Mortirolo vrij nieuw in de Girogeschiedenis. Toen reuzen als de Gavia en de Stelvio eind jaren tachtig door de hevige sneeuw geteisterd of zelfs in laatste instantie geschrapt werden, zochten de organisatoren naar lagere cols die gegarandeerd sneeuwvrij én steil waren. Een buurtbewoner overtuigde daarop parcoursbouwer Cesare Sangalli om een Alpenpas, tussen Mazzo di Valtellina en Monno, te verkennen, een voormalig geitenpad dat de jaren ervoor geasfalteerd werd en waar in de buurt Karel De Grote in 773 de heidense Longobarden afgeslacht had. Vandaar de naam Mortirolo, verwijzend naar ‘morto’ of ‘dood’. Al is de smalle beklimming – er kan nauwelijks een auto passeren – op de meeste landkaarten alleen te vinden onder ‘Passo della Foppa’.

De Mortirolo, die bijna helemaal ondergedompeld is in de bossen, biedt immers bijna even weinig mooie uitzichten als recuperatie. Vanuit Mazzo gaat het 12,4 km omhoog aan gemiddeld 10,5 procent, met pieken tot 18 procent. Ter vergelijking: dat is ongeveer tíénmaal de (nog iets minder steile) Muur van Hoei na elkaar …

Een verschrikking, en dus hebben parcoursbouwer Sangalli en Girobaas Castellano in 1990 nog medelijden: de renners mogen de ‘makkelijke’ kant vanuit Edolo beklimmen: 17,2 km aan gemiddeld slechts 6,7 procent. Leonardo Sierra rondt als allereerste de top, maar crasht in de bloedlinke afzink richting Mazzo. De Venezolaan krabbelt echter weer recht en rijdt in Aprica als eerste over de finish. Ondanks kritiek van Girowinnaar Gianni Bugno – “De Mortirolo hoort thuis in mountainbikeraces” – laat Castellano het seizoen erna het échte monster los. Tot groot jolijt van de tifosi, want Franco Chioccioli legt op de steile flanken van de muur van Mazzo de basis van zijn eindzege.

Drie jaar later laat de Mortirolo een herinnering na die wielerminnend Italië eeuwig zal koesteren. De dag ervoor had een onbekende, 24-jarige helper van Carrerakopman Claudio Chiappucci de bergrit naar Merano gewonnen: Marco Pantani. Beginnersgeluk volgens velen, maar zij verstommen wanneer de kalende Italiaan in de volgende etappe, na een passage over de Stelvio, van aan de voet van de Mortirolo op de trappers gaat staan. Wegens een defecte derailleur moet hij een monsterversnelling van 39×22 duwen, maar dat deert het lichtgewicht niet. Rozetruidrager Jevgeni Berzin volgt amechtig, maar plafonneert en ook Miguel Indurain, tweede in de stand, moet afhaken.

Pantani fladdert alleen naar de top, maar laat in de afdaling onder meer Indurain en Nelson Rodríguez terugkeren. Berzin – net als zijn Gewissploegmaats, en allicht de helft van het peloton, met epo in de aderen – verliest twee minuten en ziet zijn voorsprong van ruim drie en een halve minuut op Indurain wegsmelten. Op de slotklim, de Valico de Santa Cristina, krijgt de Spanjaard echter een hongerklop. Pantani laat hem achter en arriveert in Aprica bijna drie minuten eerder dan kopman Chiappucci. Indurain verliest een halve minuut meer en houdt amper 36 seconden over op Berzin. Een derde eindzege in de Giro mag hij vergeten, maar dat is voor de lyrische Italianen bijzaak. ” Pantani, sei un mito” (‘Pantani, je bent een mythe’) titelt La Gazzetta dello Sport. Een legende is geboren.

Ironisch genoeg speelt de ‘berg des doods’ vijf jaar later een rol in de neergang van Il Pirata. Na een zege op Madonna di Campiglio maakt leider Pantani zich op voor een laatste nummer op de Mortirolo en een tweede Giro-overwinning, maar wegens een te hoog hematocrietgehalte wordt de immens populaire klimmer voor de start van de voorlaatste rit uit koers gezet. Een bom, en vooral een keerpunt in het tragische leven van de kale Italiaan, die in 2004 zelfmoord pleegt.

Twee jaar later wordt op de Mortirolo een standbeeld ter nagedachtenis van Pantani onthuld. Niet op de top, maar tegen een muur in de bocht waar hij in 1994 zijn beslissende demarrage plaatste. “De Mortirolo ís een muur. En dus werd de muur op zich een deel van het monument”, aldus een van de ontwerpers.

Net als Pantani heeft de bergpas dan al een prominente plaats in de Girogeschiedenis verworven. Onder meer met bloedstollende duels tussen Pavel Tonkov en Ivan Gotti in 1996 en 1997, die zich tussen duizenden tifosi een weg naar boven banen en er hun respectieve eindzeges in die edities in een definitieve vorm gieten. Nog voor er sprake is van de Angliru in de Vuelta en de Giro met de Monte Zoncolan een nieuw monster vindt, geldt de Mortirolo als de ‘übercol’ van Europa. Veelzeggend is nog altijd het antwoord van Axel Merckx, op de vraag van een journalist wat hij van zijn eerste zware bergrit in de Tour van 1998 vond. “Jongen toch, ik heb in Italië de Mortirolo beklommen. Een hel! Sindsdien valt élke col best mee …” In 2004 noemt zelfs Lance Armstrong, die er als voorbereiding op de Tour naar boven klautert, de muur van Mazzo ‘de zwaarste klim die hij ooit deed’.

Zes jaar nadat een buitenaardse Ivan Basso er op weg naar zijn eerste eindzege alleen Gilberto Simoni in zijn wiel duldde en vier jaar nadat rozetruidrager Alberto Contador er talloze aanvallen van Italianen counterde, keert de Giro op 26 mei nog eens terug naar de Mortirolo. Al zullen Michele Scarponi en co hem deze keer niet vanuit Mazzo, maar vanuit Tovo di Sant’Agata beklimmen. Iets korter (11,4 km), maar gemiddeld even steil (10,5 procent), en met nóg steilere pieken, tot liefst 22 procent, net voor de top.

Koningin van de Alpen

Een ideale ‘opwarmer’ voor wat goed dertig kilometer verder volgt: de Stelvio of de Stilfserjoch, gezien de beklimming in het Duitstalig gedeelte van Italië ligt. Met 2757 meter is het de op twee na hoogste bergpas van Europa, na de Col de la Bonette/Restefond (2802 meter) en de Col de l’Iseran (2770 meter). Niet toevallig de ‘Koningin van de Alpen’ genoemd, want de uitzichten op het Ortlermassief en het Parco Nazionale dello Stelvio zijn duizelingwekkend. De helft van de klim ligt bovendien boven de boomgrens, waardoor je zowel vanop de top als van beneden een magnifiek zicht hebt op een eindeloze reeks haarspeldbochten: 48 op de noordoostzijde, vanuit Prato – goed voor 24,3 km klimmen – en 34 op de 21,5 km lange zuidwestelijke flank, vanuit Bormio, die dit jaar beklommen zal worden.

Nergens kom je dichter bij de wielerhemel dan hier. Of zoals een journalist van La Gazzetta dello Sport het ooit omschreef. “Als de Goden volgens de Grieken op de Olympus wonen en volgens de sherpa’s in de Himalaya, dan wonen ze in Italië op de Stelvio.”

Het fabelachtige decor op deze stairway to heaven inspireerde al vele kampioenen tot legendarische exploten. Niet toevallig bevindt zich op de top een monument ter ere van Fausto Coppi. In de Giro van 1953 lijkt Il Campionissimo zich neer te leggen bij het meesterschap van leider Hugo Koblet, die twee minuten voorsprong heeft en die hij in de bergrit naar Bolzano niet heeft kunnen lossen. “Jij bent de sterkste, de Giro is de uwe”, feliciteert hij de Zwitser. De hele Bianchiploeg probeert Coppi ervan te overtuigen dat hij op de Stelvio de Giro nog kan winnen, aangezien Koblet kwetsbaar is op grote hoogte, maar Coppi is overtuigd van niet en gaat naar bed.

Voor de start van de volgende rit vraagt Ettore Milano, Coppi’s knecht, aan Koblet of hij een foto van hem mag maken, waarna die zijn zonnebril afzet en een holle blik met uitgezette pupillen onthuld. Een symptoom van een zogenaamde plafondstaarder, die door overmatig amfetaminegebruik de slaap niet heeft kunnen vatten. Milano meldt aan zijn kopman dat Koblet een wrak is. Coppi vat moed en laat zijn ploegmaat Nino Defilippis aanvallen op de Stelvio. De Zwitser rijdt domweg het gat toe en loopt op een counter van Coppi die op elf kilometer van de top wegknalt.

Wat verder ziet hij Giulia Occhini staan, de beruchte Dama Bianca op wie hij smoorverliefd is. Wanneer zij bevestigt dat ze naar de finish in Bormio gaat, duwt een ontketende Coppi tussen muren van sneeuw nog wat harder op de pedalen. “Ik dacht dat ik zou sterven”, zal hij na aankomst bekennen. Daar heeft hij een voorsprong van bijna drie en een halve minuut op Koblet. De vijfde Girozege voor Coppi, een evenaring van Alfredo Binda’s record, is binnen. Net als het hart van Giulia, want niet veel later mag Fausto haar voor het eerst kussen …

Na Coppi bereiken nog meer berggeiten als eerste de top van de Stelvio: onder meer Charly Gaul (1961), Graziani Battistini (1965, nadat vrijwilligers in de laatste driehonderd meter een smal padje tussen de sneeuw hebben vrijgemaakt), José Manuel Fuente (1972, twee minuten voor Eddy Merckx) en Francisco Galdos (1975, op de slotdag van de Giro).

Dé strafste prestatie schudt echter Bernard Hinault begin juni 1980 uit zijn benen, een goeie maand na zijn fameuze zege in de ijseditie van Luik-Bastenaken-Luik. De Das heeft voor de start van de twintigste rit ruim een minuut achterstand op rozetruidrager Wladimiro Panizza, maar broedt met ploegleider Cyrille Guimard een meesterlijk plan uit. Drie Renault-Gitaneploegmaats – Jean René Bernaudeau, Bernard Becaas en Maurice Le Guilloux – ontsnappen met zes andere renners nog voor de Stelvio, waar Hinault in haarspeldbocht 34 Panizza ter plaatste laat. Een onverwachte aanval, aangezien de aankomst 85 kilometer na de top ligt.

‘Zelfmoord’, denkt iedereen, maar tussen metershoge sneeuwmuren komt de tweevoudige Tourwinnaar alleen boven, op 45 seconden van Bernaudeau, die zijn kopman opwacht in de afdaling. Na een indrukwekkende koppeltijdrit rijdt hij voor Hinault als eerste over de finishlijn in Sondrio. Een emotioneel moment, want de broer van de jonge Fransman is pas verdronken tijdens een kanotocht. Ruim vier minuten later volgt Panizza, die het roze verliest. Italië weent, Hinault triomfeert en behaalt zijn eerste Girozege. Bernaudeau, tegenwoordig ploegmanager van Europcar, zal na zijn carrière een restaurant openen en dat ‘Le Stelvio’ noemen …

Na die editie wordt de mythische klim drie keer op rij geschrapt wegens hevige sneeuwval. Twee keer terecht (in 1988 en 1991), een keer (in 1984) onder een vals voorwendsel. Directeur Vincenzo Torriani vreest immers dat Laurent Fignon, een goede klimmer, op de Stelvio Francesco Moser definitief zal uitschakelen. Maar zelfs op 2757 meter hoogte is volgens ooggetuigen geen vlokje sneeuw te zien …

Het duurt tot 2004 vooraleer de Giro nog eens de Stelvio opzoekt – Franco Vona komt als eerste boven. Een jaar later beleeft topfavoriet Ivan Basso op de bergpas die hij al op zijn achtste (!) beklom, de zwartste dag uit zijn loopbaan. Door maagproblemen komt hij nauwelijks vooruit, maar de CSC-renner weigert op te geven. “Donderdag win ik op de Colle di Tenda”, prevelt hij tegen ploegleider Bjarne Riis. Op karakter en vijf kilo lichter finisht Basso in Livigno met een achterstand van 43 minuten op winnaar Iván Parra. Vier dagen later wint hij de rit naar de Colle di Tenda … Maar de Giro is dan al verloren.

Benieuwd of Ivan de Verschrikkelijke op 26 mei revanche neemt op de berg die hij, ondanks het debacle van 2005, nog altijd “de allermooiste ter wereld” noemt.

DOOR JONAS CRETEUR

“Ik heb in Italië de Mortirolo beklommen. Een hel! Sindsdien valt élke col best mee.” Axel Merckx

“Als de Goden volgens de Grieken op de Olympus wonen en volgens de sherpa’s in de Himalaya, dan wonen ze in Italië op de Stelvio.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content