In tegenstelling tot vorig jaar hebben de Rouches hun start niet gemist. Maar van de titel dromen ze nog niet, zegt trainer Dominique D’Onofrio. ‘In december kunnen we pas een objectief stellen.’

Alvast zes punten meer dan vorig jaar telt Standard na drie speeldagen. Toen bleef het met 1 op 9 en later met 1 op 21 heel het seizoen achter de feiten aanlopen. De voorbije weken groeiden de Rouches uit tot een te duchten team. Net als tegen Lokeren voetbalde het zich thuis tegen Bergen enthousiast een korf open doelkansen bijeen (negen tegen Lokeren, evenveel tegen Bergen) terwijl het er zelf nauwelijks (vorige week één, nu twee) weg gaf. “Merci Standard”, scandeerden de supporters na afloop tevreden.

Niet dat de fans al luidop dromen van de landstitel. Op de recente poll op de populairste supporterswebsite zag maar drie procent van de 2200 geraadpleegde fans de Rouches voor de titel gaan. Liefst 32 procent geloofde vóór de aftrap van de competitie rotsvast in een tweede tot vierde plaats, terwijl de meerderheid (44 procent) het bij plaats vijf tot zeven houdt.

Schoorvoetend vinden de fans de weg weer naar Sclessin. Kwamen tegen Lokeren nog maar 14.000 kijkers opdagen, dan lokte de vier op zeven tegen Bergen al meteen 3000 extra toeschouwers. Het uitblijven van sportieve successen en de voortdurende ontgoochelingen maakten de supporters argwanend. Niet dat hun aantal met de jaren afneemt. Nog altijd is Standard het nummer twee wat het aantal verkochte fancards betreft, maar het kan niet terugvallen op de vaste schare getrouwen die bij andere topclubs elke thuismatch de tribunes bevolken. Brengt bijvoorbeeld Anderlecht bij elke thuismatch nog maar een paar duizend tickets in de verkoop, dan moet de kassier op Sclessin het ruim voor de helft van de dagjesmensen hebben. Tegen Bergen bedroeg het percentage abonnees bij de totale opkomst minder dan vijftig procent.

Traditioneel koopt de Standardfan liever een ticket dan een seizoenkaart. Veel fans die door het uitblijven van successen niet meer naar de wedstrijden komen, zijn diep in hun hart wel Rouchesupporter gebleven. Dat merkte bijvoorbeeld Eddy Janssis, Vlaams vertegenwoordiger van de supportersfederatie bij de in 2001 opgerichte Famille des Rouches, op de opendeurdag waar bijna 20.000 fans opdaagden. Hoe langer de successen uitblijven, hoe meer volk zo’n fandag lokt.

Na de overtuigende prestatie tegen Bergen strooide trainer Dominique D’Onofrio in de perszaal de grappen in het rond. Hij tipte voor het seizoen erg diplomatisch op een derde plaats voor zijn ploeg, maar hield toch zijn hart vast. Want de druk om een prijs te winnen blijft voor Standard gigantisch groot. Hoe langer die prijs uitblijft, hoe erger die druk wordt. “Elke dag lees je dat het twintig jaar geleden is dat Standard de laatste keer kampioen werd. Mensen mogen veeleisend zijn. Maar niet verwachten dat we de lat te hoog leggen.” De verwachtingen wégen op zijn team, al geeft hij dat niet graag toe. Maar toch. “Na een uitstekende voorbereiding denk je dat het wel los zal lopen. Maar de dagen voor de competitiestart en tijdens de rust van de eerste match zag je dat die slechte start van vorig jaar nog in de hoofden van de spelers zat. Zelfs bij een 0-2-voorsprong zag je ze denken : het zal toch niet weer verkeerd gaan. Wie bang is om te winnen, is bang om te verliezen.”

Deze keer ging Standard niet onderuit. Integendeel. Niet dat er sprake is van euforie. “Daar zorg ik wel voor. Vorig jaar waren ze ook ambitieus, maar mentaal te breekbaar. Als het hoofd niet mee wil, volgen de benen niet.” D’Onofrio noemt de geest in de ploeg veel beter dan vorig jaar. “Deze spelers zijn blij als ze elkaar ’s morgens weer zien. Ze stralen dat ook uit. Dat was vorig jaar niet het geval.”

Stap voor stap rekenen sommige spelers af met de demonen van vorig jaar. Tegen Lokeren pakte doelman Carini (vier kilo lichter dan vorig seizoen) al eens een punt. Ook Walasiak, die vorig jaar voluit zijn kans greep, op het einde moe en uit vorm was, trok zich aan een welverdiende vakantie en een tweede selectie voor de Rode Duivels op. En Moreira, van wie de trainer zich eind vorig seizoen afvroeg wat in zijn hoofd omging, strooit weer met de goeie passes en dito acties, al moet hij met zijn mogelijkheden nog veel beter kunnen. “Hij moet de lat voor zichzelf véél hoger leggen”, vindt de trainer die moeiteloos een aantal spelers opsomt die de positie van Moreira achter de spitsen kunnen invullen : Walasiak, Cavens, Kimoto, Datti ook. De Nigeriaan, die vorig jaar door Milan uitgeleend was aan Siena, maar daar nauwelijks een aandeel had in de promotie naar de Serie A omdat hij in de lappenmand lag met een blessure, kan zéér bekoren en zit dicht tegen een basisplaats aan.

En er komt nog versterking voor de smalle kern. Vrijdag trainde linkermiddenvelder Mutavdzic voor het eerst na zijn lange blessure mee, zaterdag maakte Bisconti, onlangs overgekomen van Rapid Boekarest, zijn eerste minuten vol op het veld. Bisconti vond D’Onofrio voorheen al één van de betere verdedigende middenvelders in België. Waarschijnlijk komt deze week van Fenerbahce nog de Kroatische linkermiddenvelder Milan Rapaic. Niet dat de trainer om versterking riep. “Elke goeie speler die er bij komt, is welkom. Omdat hij de concurrentie in een kleine kern verhoogt.”

Zijn prognose van voor het seizoen (derde) wil de trainer bevestigen noch bijstellen. Hij laat zich niet gek maken. “Ons doel is rivaliseren met de sterke teams en beter doen dan vorig jaar. Op dit moment weet ik nog niet wat we écht waard zijn.” Wanneer zal hij dat wél weten ? “In december. Dan kunnen we een objectief stellen.”

door Geert Foutré

‘Deze spelers zijn blij als ze elkaar ’s morgens weer zien. Dat was vorig jaar niet het geval.’ (Dominique D’Onofrio)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content