Pierre Bilic

Hoe klein valt Luik uit, als een maand geleden nog de wereld je decor was ? De nieuwe ex-bondscoach Robert Waseige over zijn nieuwe job bij Standard.

Op maandag 1 juli, om 11h35, landde Robert Waseige met vlucht SN 3119 van Brussels Airlines vanuit de Belgische hoofdstad in Turijn. Daar wachtte Jospeh Simul,de persattaché van Standard Luik, hem op. Eer uur later kwam de nagelnieuwe ex-bondscoach aan in het Noord-Aosta-hotel, niet ver van de Mont Blanc, waar de spelers en de technische staf van de Rouches stage lopen.

Eén dag na de WK-finale tussen Brazilië en Duitsland begon Waseige (62 jaar inmiddels) aan zijn nieuwe job. Een weekje zon in Saint-Cyr-sur-Mer, tussen Bandol en Cassis, had hem zichtbaar deugd gedaan. Hij vond er ook de tijd om een boek te lezen. Een historisch werk over spionage tijdens de Tweede Wereldoorlog, en haar gelijkenissen met het moderne terrorisme.

Is het gemakkelijk om in tien dagen tijd en ondanks een verblijf in de Provence om te schakelen van een prestigieus project als het WK naar het bijna banale dagelijkse leven bij een Belgische club ?

Robert Waseige : Hoezo banaal ? Het gaat wel over Standard, dat ik – tot me het tegendeel wordt bewezen – beschouw als een Belgische topclub. Maar alles is inderdaad zeer snel gegaan : de terugkeer naar België, de ontvangst op het koninklijk paleis in Laken, een korte vakantie, het trainingskamp in Aosta. Toch heb ik de batterijen goed kunnen opladen. Dat was nodig want Japan was zwaar, ik ben daar diep moeten gaan. Vooral de persconferenties waren dodelijk vermoeiend. In die week rust heb ik goed kunnen recupereren. Ik voelde de hunker toenemen om aan de slag te gaan bij een club op zoek naar evenwicht en resultaten. Het is een uitdaging die me opwindt. Bij de voetbalbond had ik hetzelfde plaatje moeten opleggen. Ik heb al een voorbereiding op een EK en de eindronde van een EK, en vervolgens een voorbereiding op een WK en de eindronde van een WK meegemaakt. De nationale ploeg gaat zich nu klaarstomen voor de kwalificatiewedstrijden van het EK van 2004. Voor mij was dat eigenlijk déjà vu.

Hoe kijkt u terug op de wereldbeker ?

Dankzij zijn vedetten is Brazilië de verdiende winnaar. Een aantal nieuwe voetballanden heeft zich gemanifesteerd. Een aantal, meer traditionele landen is misschien het slachtoffer van vermoeidheid geworden. Maar dat moet op het volgende WK nog bevestiging krijgen – het is nu nog te vroeg voor diagnoses. Japan en Zuid-Korea hebben zich perfect kunnen voorbereiden, ze begonnen aan het toernooi in een optimale staat van frisheid. In vergelijking daarmee voetbalden sommige grote landen op hun tandvlees. En dat zal zo blijven zolang de programma’s overladen worden om de kapitalen te rechtvaardigen die de tv-zenders in voetbal investeren.

Ik heb hoe dan ook de prestaties van Japan, Zuid-Korea, de Verenigde Staten, Mexico, Ierland en vooral Turkije onthouden. Met zijn bundeling van talent, organisatie en inzet kan Turkije het elk land lastig maken. De tijd van de voetbaldinosaurussen is voorbij. Er was een atletische innovatie door de inbreng van de Aziatische spelers : klein van gabariet maar snel, wendbaar en stevig. En België heeft een waardige rol gespeeld op het WK.

De Jamaicaanse scheidsrechter die Brazilië-België leidde, wil bij de Fifa een klacht tegen Marc Wilmots indienen. Hij zou nooit gezegd hebben dat er geen fout was bij het afgekeurde Belgische doelpunt.

Marc Wilmots is geen specialist in het liegen en manipuleren. Ik vermoed dat de man in opdracht handelt, om de exotische scheidsrechters te beschermen. Marc heeft in Japan komaf gemaakt met alle twijfels over hem. Het is een zeer goed voetballer met daarbovenop morele en mentale kwaliteiten van een hoog niveau. En ook niet iemand die zich eerst – hoe zal ik het zeggen – maquilleert voor hij op het veld stapt. Op een volkomen natuurlijke manier is hij tot de leider van de groep uitgegroeid. Twee bondscoaches hebben hem in die rol geïnstalleerd : Georges Leekens en ikzelf. Marc zelf had dat niet nodig, het was België dat zijn kwaliteiten onvoldoende inschatte. Ik heb Marc niet officieel tot chef uitgeroepen, dat is beetje bij beetje gegaan om anderen in de groep niet te irriteren – hoe blij ze ook waren door zijn leiderschap op sleeptouw te worden genomen.

Hoe kijkt u nu, met enige afstand, terug op de mediaheisa rond de Belgische ploeg in Japan ?

Ik moet daar om glimlachen, ik heb bijna medelijden met die mensen. De hele wereld zal alleen ons goede sportieve niveau onthouden. We hebben op het WK een positief beeld van het Belgisch voetbal uitgedragen. De ploeg heeft de prijs voor fair play gekregen, waarmee we die zakken die over de vele spanningen binnen de groep hebben gesproken, een serieuze hak zetten. Een slechte groep behaalt zo’n onderscheiding niet. Het gaat om een paar zielige kerels die al drie jaar mijn hoofd willen. Jammer voor hen, maar de voetbalbond wenste met mij verder te gaan, en uiteindelijk heb ik zelf een andere impuls aan mijn carrière gegeven. Ze hebben mijn vel dus niet gekregen. Ik vermoed dat ze daardoor bijzonder gefrustreerd zullen zijn. De publieke opinie, evengoed in Vlaanderen als in Wallonië, heeft die gasten zonder meer veroordeeld. Hoe dan ook heb ik de moed waarvan bondsvoorzitter Jan Peeters in deze storm getuigde, zeer weten te waarderen.

Ik had de zaak blauwblauw kunnen laten, er niets over zeggen. Maar er dreigde het gevaar van een ernstige desinformatie van het publiek. En dat allemaal in gang gestoken door een slecht opgevoede dokwerker en de vuilnisman van een Antwerpse krant. Het was gemeen, het werd vuil gespeeld. In Parijs, na mijn aankondiging dat ik na het WK zou vertrekken, voelde ik me verbaal bedreigd. Het was allemaal heel agressief.

En er was het tactisch debat tijdens het WK : moest er met één of met twee defensieve middenvelders worden gespeeld ?

Het is een voortdurend weerkerend thema. In 1998 werd Frankrijk wereldkampioen met drie verdedigende middenvelders, maar die wel doelpunten maakten en assists gaven. Op een bepaald moment begon Johan Walem te twijfelen. Ik heb hem kunnen overtuigen, met het risico dat hij schipbreuk zou lijden als er storm zou opsteken. Simons zat nog heel fris, en kon diepgang aan het spel toevoegen. Vanderhaeghe werd met de dag sterker. Ik heb een beroep gedaan op de spelers die in topconditie verkeerden.

Dat gold ook voor Wesley Sonck op het einde van het toernooi. Aanvankelijk vond hij op training zijn draai niet, hij functioneerde niet optimaal, bereikte niet het niveau waarmee hij topschutter in de Belgische competitie is geworden. Men moet van Wesley geen slachtoffer maken omdat hij in geen enkele van onze vier WK-matchen aan de aftrap is verschenen. Hij is de toekomst in de aanval van de nationale ploeg – op voorwaarde dat hij niet zonder ophouden terugzakt.

Als we tegen Tunesië hebben afgezien kwam dat niet door het falen van onze verdedigende middenvelders. De oorzaak lag louter en alleen bij onze laterale verdedigers die er niet in slaagden om centraal voor een numerieke meerderheid te zorgen. Vooraan stonden onze aanvallers te verwelken zoals bloemen die nooit water krijgen. Had ik dan toen gezegd, dan had Eric Deflandre niet moeten vragen waarom hij niet meer werd opgesteld.

Tegen Rusland en Brazilië speelde Walem vervolgens een opvallende rol als middenvelder die voor de aflossing zorgde.

Aimé Anthuenis is uw opvolger.

Ik ben tevreden voor hem, want het is één van mijn beste collega’s. Hij is de Belgische trainer met het ideale profiel voor deze functie. Maar wij hebben goed gewerkt met een groep die ik soms bewust heb wakker geschud, opdat ze op scherp zou blijven. Nu, het imago van het Belgisch voetbal is niet slecht. Dat was het niet na Euro 2000, ondanks ons falen tegen Turkije. En dat is het zeker niet na dit WK, waarin we hebben geschitterd tegen Rusland en Brazilië, toch twee ploegen die wat betekenen in het wereldvoetbal. Het was een hele eer om op dat WK aanwezig te zijn. De koning was er nog sneller bij dan de premier om ons te feliciteren : dat vond ik een mooie beloning. Ik heb ook de woorden van dank van Michel D’Hooghe op prijs gesteld. Maar de toekomst ligt nu in de handen van Aimé. Ik ben ervan overtuigd dat hij goed werk zal leveren. Het Belgisch voetbal is ook niet zo arm als velen denken.

Is Standard toch geen stap achteruit voor een bondscoach die net aan het WK heeft deelgenomen ?

Zo zie ik dat zeker niet. Ik verheug me erover dat ik op 62-jarige leeftijd brand van de ambitie om die uitdaging aan te gaan. In die zin reageer ik nog altijd zoals een speler die de behoefte heeft om geregeld andere lucht op te snuiven. Deze nieuwe stap geeft kleur aan mijn carrière, ik vind het allemaal bijzonder opwindend. Ik heb niet de indruk dat ik vanuit de kosmos op een planeetje uit de provincie overstap. Deze club heeft iets te betekenen. Ik beland er voor de derde keer. In 1976 is Roger Petit me komen wegplukken bij Winterslag en maakte ik bij Standard kennis met het professioneel voetbal. We hebben ons toen drie keer voor de Uefabeker gekwalificeerd. De ploeg was toen niet voldoende uitgerust om op de landstitel te mikken. Het was de tijd van de laatste opflakkeringen van Wilfried Van Moer, die nadien naar Beringen vertrok. We hebben goed gewerkt, ik heb in die periode een boel geleerd. Ook al zijn er aantal wrijvingen geweest, Roger Petit was een schitterend man. Michel Preud’homme maakte zijn debuut in het elftal en men weet waar dat naartoe geleid heeft : naar de absolute wereldtop.

In 1994/96 volgde een nieuwe periode, met de ontdekking van Marc Wilmots, met Gilbert Bodart, met Aurelio Vidmar die topschutter werd. Maar ten slotte heeft een bestuurslid naar de spelers getelefoneerd om de coach te destabiliseren.

Lesman ?

Een bestuurslid, zijn naam doet er nu niet toe. Ik heb me toen geërgerd aan het ongeduld bij de club en nadien aan de manier waarop het allemaal werd gespeeld, maar dat zijn slechts details in vergelijking met de heerlijke momenten die ik bij Standard al beleefd heb. De tijden zijn veranderd. Ik waardeer het dat Standard met zijn tijd mee gaat. Een diëtiste, een psycholoog, medische bijstand van de universiteit van Luik, een fysical trainer : alles is hier voorhanden. En ik ontdek hier een goede groep. Er zitten geen echte sterren bij, maar het zijn allemaal spelers van kwaliteit. De spelerskern is amper veranderd, ook dat is een goede zaak. Iedereen kent iedereen al. Als de gelegenheid zich voordoet, zal Standard zeker nog goede transfers realiseren, maar het potentieel waarover ik nu al beschik, is zeer de moeite waard. Dat pleziert me en het was een belangrijke factor in mijn beslissing om naar Standard terug te keren.

Ik vind er vrienden terug : Luciano D’Onofrio, Michel Preud’homme. Bij Club Luik had ik al een beroep gedaan op Christian Piot, op Dominique D’Onofrio, die de scholieren en nadien de Uefa-juniores onder zijn hoede kreeg, op Daniel Boccar, enzovoort. Het verleden is het verleden, het heeft geen zin om daar constant op terug te komen. Standard begint aan een nieuw seizoen, en het woord nieuw is daarin het belangrijkste.

Het is twintig jaar geleden dat Standard nog eens kampioen werd. Is dat niet uw echte uitdaging ?

Dat zien we de volgende maanden wel. Het begin van de competitie zal ons al veel wijzer maken, want we staan in die eerste weken voor een zwaar programma. In de sport bestaan er geen verplichte nummers. Genk, Anderlecht, Brugge, Moeskroen, Gent, ze willen allemaal een rol van betekenis spelen. En ook Standard wil meespreken in de debatten die komen.

door Pierre Bilic

‘Als bondscoach had ik nu hetzelfde plaatje moeten opleggen.’

‘Preud’homme heeft zijn hart laten spreken en daar hou ik wel van.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content