In één week tijd werd superteam Standard weer een gewone topploeg.

Zodra trainer Laszlo Bölöni de perszaal van de Académie Robert Louis-Dreyfus binnenstapt, wordt meteen duidelijk naar wiens woord men hier luistert. Op dat ogenblik blikt Gouden Schoen en toptalent Axel Witsel nog even terug op het drama van Braga. Dat Braga de sterkste Europese tegenstander was die hij dit jaar al bekampte, zegt hij, beter dan de gerenommeerde ploegen waartegen Standard voor de winterstop streed. Maar wanneer Bölöni de deur opent, haast iedereen zich achter hem aan. Dat Standard op één week tijd in elkaar stortte, daar lacht de trainer eens mee. “Standard was niet zo slecht als jullie nu ineens willen laten uitschijnen,” zegt hij zacht, “net zoals we niet zo goed waren als jullie de afgelopen maanden schreven.”

In Braga zag Bölöni al in de eerste minuut dat het fout zou lopen. “Vanaf de eerste contacten verloren we de duels. Wat me ergerde, was het niveau dat we haalden. Braga is een goeie ploeg, maar laten we zeggen dat Standard het hen wel erg gemakkelijk heeft gemaakt in de heenmatch. Wij waren absoluut niet op ons niveau.” Dat enkele spelers uit vorm waren, deed Bölöni lachen. Die opmerking hoorde of las hij nergens na de makkelijke zege drie dagen eerder tegen Tubeke. Misschien, geeft de trainer aan, was de tegenstand in België zo veel minder groot dat een aantal problemen die in de ploeg slopen, gecamoufleerd werden. Daar ligt het echte probleem. Want, zegt Bölöni, “met dezelfde catastrofale prestatie die we in Braga neerzetten, winnen we in België zeker van Tubeke en Westerlo, misschien zelfs van Anderlecht. Maar als je bij de beste zestien ploegen in de UEFA Cup wil horen, moet je een stuk beter doen.”

Depanneren

Zondag op Anderlecht zette Standard niet dezelfde catastrofale prestatie van tegen Braga neer. Het toonde dat het niet alleen talent, maar ook mentale weerbaarheid bezit en reageerde zoals een geprikkelde topploeg na een klap hoort te doen. De Rouches startten furieus, tikten een dik kwartier de thuisploeg weg, deden dat kort na rust nog eens tien minuten, maar moesten voor het overige gas terugnemen. In een topper volstaat een halfuur sterk spelen niet: ook daar duurt een wedstrijd nog altijd negentig minuten.

Op Anderlecht toonde de landskampioen zijn kwaliteiten: gretigheid, wilskracht, talent, combinatievermogen, de wil en het vermogen om dominant te voetballen. Maar evenzeer legde de uitmatch in Brussel nog eens de Luikse gebreken bloot. Als Standard met zijn nummers één tot en met elf kan aantreden, heeft het zijn gelijke niet in België, maar het beschikt in tegenstelling tot Anderlecht niet over waardige alternatieven. De nummers twaalf tot en met zestien kunnen – omdat ze nog jong zijn of omdat ze topniveau missen – wel depanneren tegen Tubeke of Westerlo, maar komen duidelijk te kort in topmatchen waar de tegenstander een tandje bij steekt. Zo ving Bölöni tot vorige week het verlies van Dante Bonfim goed op in de Belgische competitie: de jonge Franse middenvelder Eliaquim Mangala liet zich omscholen tot linksback, beging een paar schoonheidsfouten die niet afgestraft werden, verloor tegen Tubeke geen enkel duel, maar ging op Anderlecht – nochtans op zijn beste positie voor de verdediging – aan het zwalpen dat het geen naam had. Zijn vervanger als linksback, Landry Mulemo, haalde zondagavond evenmin het normale Standardniveau. Het uitvallen van Steven Defour kan Standard wel opvangen tegen bescheiden tegenstanders, maar niet tegen ploegen van het kaliber Braga of Anderlecht. Dat Defour ook bij de start van de competitie niet op het veld stond, is geen argument. Toen speelde op zijn plaats Marouane Fellaini.

Tot de conclusie dat de nummers twaalf tot achttien geen waardige vervangers, maar slechts noodoplossingen zijn, is ook de trainer gekomen. Op de diensten van Leon Benko en Salim Toama wordt al een tijdlang geen beroep meer gedaan. Benjamin Nicaise, Marco Ingrao en Tomislav Mikulic mogen nog eens depanneren bij hoge nood. De jonge spelers ( Réginal Goreux, Landry Mulemo) gunt Bölöni nog wat leertijd.

Nog 33 punten

Morgen komt, behoudens een mirakel, een eind aan de Europese droom. De kans dat een Standard uit vorm, zonder Defour, à la Club Brugge een 3-0-achterstand in Europees verband ophaalt, is bijna onbestaande. Vraag is welke impact de Europese uitschakeling en de terugslag in de titelstrijd op de spelersgroep zullen hebben. Afgelopen winter weigerde Standard een bod van 15 miljoen euro voor Defour, het ging niet in op de voorstellen van buitenlandse clubs die bereid waren flink wat geld te dokken voor Dieumerci Mbokani, Axel Witsel en Milan Jovanovic. De spelers vonden dat niet erg. Zij konden zich vinden in de uitleg van de directie dat deze ploeg sportieve geschiedenis kon schrijven door een tweede titel te halen én te stunten in de Europabeker.

Voor de Europese thuiswedstrijden tegen Everton en Sevilla hing in de tribune een groot spandoek met het opschrift: ‘Faites-nous rêver’. Geleidelijk zette die droom zich over op directie en spelers. Met de week groeide het zelfvertrouwen bij de Rouches. Als Standard al eens een steek liet vallen, kwam dat niet omdat de tegenstander beter was, maar omdat het zelf onvoldoende geconcentreerd bleek of met de kansen knoeide. Tot nu kon in België alleen Anderlecht de Rouches echt in de problemen brengen. Tegen Tubeke kwam Standard na de rust zelfs met een veredeld invallersteam geen moment onder druk te staan. Het leek wel alsof de Rouches over water konden lopen.

Aan die euforie heeft trainer Laszlo Bölöni nooit meegedaan. Net zoals hij grinnikte om de lovende artikels die de voorbije maanden werden geschreven, tilt hij niet zwaar aan de teksten en commentaren die aangeven dat zijn team opeens niets meer waard is. “Wat is er in Braga gebeurd? We hebben een match verloren waarvan we droomden dat we hem zouden winnen. Ik heb altijd gevochten tegen euforie, maar ook tegen doemdenken. Waar ging het om tegen Anderlecht? Om drie punten, evenveel als tegen Tubeke. Na Anderlecht zijn er nog elf matchen en 33 punten te winnen.”

Of zijn team dat na de zwarte week ook zo ziet, is wat anders. Zo lang de Rouches in de winning mood zaten en hun Europese droom voor ogen hielden, voelden ze de vermoeidheid in de benen niet. Maar elke week weer mentaal en fysiek tot het uiterste gaan met dezelfde elf, heeft het team afgemat. Dit Standard is moe, maar het heeft geen tijd om uit te rusten of andere spelers op te stellen.

Bölöni wacht de moeilijke opdracht om de twijfels die afgelopen week in zijn vermoeid team slopen te bannen. Een aangeslagen indruk maakte de Roemeen zondagavond na de tweede nederlaag in één week tijd niet. In de titelstrijd wil de trainer van Standard zich nog niet gewonnen geven. Op de vraag wat het voor hem betekent om vier punten achterstand te hebben, antwoordde hij droog: “Vier punten achterstand, dat betekent voor mij vier punten achterstand (grijnst).” S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content