Standard is vaandeldrager van het Waalse voetbal, maar op Sclessin spreekt één Standard-supporter op drie Nederlands. Dat is opmerkelijk in een tijd van communautaire spanningen.

De zon schijnt op de Grote Markt van Hasselt. Het terras van Café Wembley zit, net als de aanpalende gelegenheden, vol. Dit was vroeger de zaak van Wilfried Van Moer. In het weekend gaat de voormalige Gouden Schoen nog steeds vaak naar het voetbal: naar Luik wanneer Standard thuis speelt, de andere keren naar Genk. “De laatste jaren heb ik nog geen thuismatch van Standard gemist”, zegt Van Moer. “Ik bepaal mijn vakanties op basis van het programma van Standard. Eigenlijk ben ik, nog meer dan vroeger, supporter van de club.”

Van Moer – afkomstig uit het Waasland – herkent zich nog steeds als Vlaming in het huidige Standard. “Ik heb op Sclessin nog nooit negatieve reacties gehoord aan het adres van Vlamingen. De directie zou ook geen spreekkoren tolereren.

“Ook toen ik er speelde, waren er een pak Vlamingen in het stadion. Het verschil is dat je er toen ook veel in de kleedkamer had: dat was een mix van Walen, Vlamingen en Joegoslaven. Die spelers brachten supporters mee. Nu zijn er haast geen Vlaamse spelers meer.”

De sfeer was vroeger goed, maar is nu toch nog meer iets speciaals, vindt Van Moer. “Dat is al zo’n jaar of drie aan de gang. Conceição bracht wat grinta mee, en die inzet op het veld zette zich over op de tribunes.”

Limburg

In Tribune II hangt tijdens de derby Standard-Genk een groot spandoek in het Nederlands: ‘Er is maar één club in Limburg!’

Even buiten het centrum van Hasselt huist Het Belang van Limburg. Chef-voetbal Luc Martens volgt Standard al sinds 1979: eerst voor Het Volk, de laatste vijf jaar voor Het Belang. “Op een dag hebben we bij Standard eens opgevraagd hoe dat zat met de Limburgse aanhang. Bleek dat één abonnee op drie Nederlandstalig is. Vooral in het zuiden van de provincie Limburg verkoopt Standard erg goed, daar verkopen we nu meer dan voorheen. Dat situeert zich van Tongeren tot Sint-Truiden naar het Maasland. Daar heb je ook die vijf Limburgse supportersclubs, die de laatste jaren overspoeld worden door jonge fans.” In het verleden was de aandacht van de krant voor de Rouches wat minder. “Maar ook toen voelden we dat Standard in Limburg leefde. We kregen veel klachten van lezers die misnoegd waren over onze negatieve berichtgeving over Standard. Men noemde ons wel eens ‘Het Belang van Genk’. Het is een feit dat, als het goed gaat met Genk, het goed gaat met de krant. Maar je hebt ook een antibeweging: als je niet voor Genk bent, kies je in Limburg voor Standard.”

De Limburgse aanhang van Standard heeft nooit afgehaakt, weet Martens. “Ook in de minder goeie jaren trok een kern van vier- à vijfduizend Limburgers naar Standard, ook al speelden er nauwelijks Limburgers mee. Daarom krijgen de Vlaamse fans van Standard ook zo veel respect binnen de club: men weet dat zij er ook waren in de moeilijke jaren.”

De Limburgse belangstelling voor Standard dateert van na de oorlog. “Veel Limburgers zijn toen naar Luik gaan werken en belandden zo bij het voetbal daar. Je had ook wel eersteklassers in Limburg, maar als je écht topvoetbal wilde zien in de streek, moest je naar Standard. Standard heeft qua publieke belangstelling weinig gevoeld van de opkomst van Genk. Waterschei speelde zijn topwedstrijden ook voor 20.000 man. Genk heeft gewoon een lacune opgevuld in Midden-Limburg.Genk zit wel aan zijn limiet qua supporters, Standard niet.”

Een verklaring voor de blijvende toevloed van Vlaamse fans naar Luik ziet Martens niet. “Wat je vaak hoort, is dat men toevallig eens meegaat en vervolgens blijft hangen. Eén keer Standard, altijd Standard. Voor veel jonge mensen is een avondje Standard dé kick van het weekend. Ook op de Europese verplaatsingen hoor je bij de fans veel Nederlands. In de tribunes van Sclessin word je niet scheef bekeken als je Nederlands praat. Die communautaire tegenstellingen spelen niet. Pierre François houdt ook in de gaten wat er opgehangen wordt. Vroeger stonden de Limburgse en Luikse arbeiders zij aan zij in de fabriek, nu zitten ze nog zij aan zij op Sclessin.”

Uitverkocht

Een maand geleden kondigde Standard aan dat de resterende thuiswedstrijden uitverkocht waren. In totaal zal het stadion voor elf van de zeventien matchen vol gezeten hebben. De boom begon al voor de kampioenstitel. In 2003/04 had Standard amper 8000 abonnees, een jaar later waren dat er al 10.000, sinds vorig jaar is met 21.000 de limiet bereikt. Op de vraag hoeveel van die 21.000 abonnees Nederlandstalig zijn, moet algemeen directeur Pierre François niet lang nadenken: “Meer dan één derde. Qua percentage is dat evenveel als de voorbije jaren.” Eén derde van 21.000 abonnees maakt 7000. Dat is meer dan het toeschouwersgemiddelde van de helft van de Vlaamse eersteklassers.

Eddy Janssis, de Vlaamse afgevaardigde in de federatie van supportersclubs van Standard, heeft alleen weet van de aangesloten leden van de Vlaamse supportersclubs. “Daarvan hebben er 3700 een abonnement op Sclessin, waarvan bijna 2000 uit Limburg. Maar je hebt ook veel abonnees die niet aangesloten zijn bij een supportersclub en die gewoon met de auto gaan.”

Janssis (46) is de nestor van de bestuursleden van de Famille des Rouches, die op 4 april 2001 op vraag van de Standarddirectie opgericht werd en waarvan de coördinatie in handen is van de voormalige Luikse vakbondsafgevaardigde Louis Smal. Bij de oprichting waren er vijf Vlaamse supportersclubs. Intussen liep dat aantal op tot veertien. Janssis trekt al sinds de jaren tachtig naar Sclessin. De keuze voor Standard was voor hem vanzelfsprekend. Hij staat met de auto sneller op Sclessin dan in Genk. Ook bij hem begon het verhaal Standard via vrienden: “Die vroegen me in de jaren tachtig een keer mee, en ik was verkocht. Als ik kennissen uitnodig, kijken die niet naar het voetbal, die staren met open mond naar de tribunes. Wij, de supporters, zijn de vedette. Onlangs zat ik naast Espinoza. Die zei: ‘Als het publiek gaat schreeuwen en springen, voel je op het veld de grond daveren, alsof er een lichte aardbeving plaatsvindt.'”

Toen Janssis in 2000 de supportersclub in Hoepertingen oprichtte, had die 50 abonnees op Sclessin. “Nu zijn dat er 600. De gemiddelde leeftijd in mijn club is tussen 25 en 30 jaar. Die hebben de vorige succesperiode niet meer meegemaakt.”

Dat Standard zijn abonnementsprijzen verhoogde, zal geen domper zetten op de toeloop, meent Janssis. “De populairste plaatsen achter de goal kosten 190 euro. Gedeeld door zeventien matchen maakt dat elf euro per match. De duurste plaatsen kosten 345 euro voor zeventien matchen: 20 euro per match is eigenlijk niet duur.”

De les die het succes van Standard leert, zegt Janssis, is “dat Standard het België is van de gewone burger die niets heeft tegen een anderstalige. Wij leven gewoon samen.” Het succes van Standard langs beide kanten van de taalgrens weerspiegelt de realiteit, meent hij. “Op Standard zie je hoe Jan, Piet en Pol gewoon met mekaar omgaan. In tien jaar Famille des Rouches hebben we nooit gediscussieerd over taalaspecten. Een jaar of vijf geleden is aan de stadionomroeper gevraagd of hij de aankondigingen ook in het Nederlands wilde doen. Dat was geen probleem. Vlamingen horen gewoon bij het meubilair op Sclessin. Ze zitten ook overal verspreid, het is niet zo dat je speciale tribunes hebt per taalgroep.”

Wat doet Janssis als België ooit splitst? “Dan gaan wij om de twee weken in het buitenland naar onze ploeg kijken.”

West-Vlaams accent

Om 15.45 uur zaterdagavond kleurt Café Dino in Roeselare rood-wit. Om 16 uur vertrekt de autobus met de EuroReds uit West-Vlaanderen naar Sclessin, waar men om 19.15 uur arriveert. Eén keer in vijf jaar slechts misten de West-Vlaamse Rouches een thuismatch: twee weken geleden viel de bus uit met pech en werd de wedstrijd tegen Germinal Beerschot gevolgd vanuit een Leuvens café.

De West-Vlaamse tak van de EuroReds Bilzen werd vijf jaar geleden op de as van een vroegere supportersclub van de Rouches opgericht, zegt Patrick Roelens (40), die zelf in Torhout woont en al een jaar of zes alle thuismatchen op Standard volgt. “Via het gewone circuit: één keer meegegaan en verkocht.” Aan communautair gedoe heeft hij geen boodschap. “Als Justine Henin speelde, had je ook veel Vlamingen die voor het scherm zaten te supporteren.”

Vijf jaar geleden begon het met vijf man die met de auto naar Sclessin reden. Een jaar later al werd een bus ingelegd. “Nu hebben we 150 leden die sporadisch naar Sclessin gaan. Met onze club hebben we op Sclessin 46 abonnementen. Dit jaar hebben we al een keer of zeven een dubbeldekker gehuurd, voor de Europese toppers en de match tegen Club Brugge. Maar je hebt nog West-Vlaamse supporters die niet bij ons aangesloten zijn en toch een abonnement hebben. Ik ken er twintig die zelf met de auto rijden.”

Het is wel geen evidente keuze, zegt hij. “Na de thuismatch tegen Braga waren we om drie uur ’s nachts in Roeselare. Een paar uur later moest ik al gaan werken.”

Van alle Belgische supportersclubs zijn de EuroReds uit Bilzen annex Roeselare de op één na grootste van het land. De grootste is er eentje uit Tienen, met 800 leden, van wie 580 met een abonnement op Sclessin. Veertig procent van die abonnees zijn wel Franstalig, zegt voorzitter Mario Bronckaerts. “Zij kiezen voor ons, terwijl in de omtrek nog zeven supportersclubs van Standard zijn.” De Vlamingen die bij de club uit Tienen aangesloten zijn, hebben niet het gevoel dat ze communautair fout zitten. “Standard is een club met een linkse aanhang, terwijl veel clubs in Vlaanderen met een rechtse aanhang zitten. Onze leden zouden zich daar niet thuis voelen.”

Yves Leterme

De bekendste Vlaamse Standardsupporter is de West-Vlaamse politicus Yves Leterme, ex-eerste minister, voor de CD&V senator in het federale parlement én een achterneef van Eddy Janssis.

Yves Leterme: “Mijn ouders waren helemaal niet in sport geïnteresseerd, maar heel vaak kiezen kinderen hun idolen rond hun tien of elf jaar. Zo was dat ook bij mij en net in die periode behaalde Standard enkele trofeeën. Het waren ook de gloriedagen van Eddy Merckx in het wielrennen. Sindsdien ben ik Standardfan en Merckxfan gebleven.

“Je zou verbaasd zijn hoeveel Vlaamse supporters Standard heeft”, weet Leterme. “Die Vlaamse aanhang is voor een stuk ook traditie. Bovendien heeft Standard een huisstijl die dicht aanleunt bij het karakter van de Vlaming: noeste, harde werkers … de underdog die incasseert.”

Vroeger ging Leterme vooral kijken wanneer Standard op verplaatsing speelde in de buurt van West-Vlaanderen. Sinds hij eerste minister af is, vindt hij iets meer tijd om af en toe naar Sclessin af te zakken. “Dit seizoen heb ik toch al zeven of acht wedstrijden meegepikt. Ik kom graag op Sclessin, de sfeer daar is uniek in België. Er zijn bijvoorbeeld amper loges en in de tribunes zitten alle lagen van de bevolking door elkaar. Geen sprake van communautaire spanning. Ik vind het alleen jammer dat er momenteel iets te weinig Vlamingen spelen in de ploeg. Daar heb ik het bestuur trouwens al op aangesproken. Ik geef mijn mening, maar Luciano D’Onofrio en Pierre François zijn intelligent genoeg om daarmee te doen wat zij het best vinden. Ik merk wel dat Standard de voorbije zeven jaar ervoor gekozen heeft om weer meer de Luikse kaart te trekken. Ik kan dat jammer vinden, maar zij beslissen.

Als hij kan, helpt Leterme. “Als de club of bepaalde spelers mij iets vragen waarbij ik kan helpen – naar bedrijven toe bijvoorbeeld – dan doe ik dat. Ik heb van Luciano trouwens nog nooit de vraag gekregen om iets te doen dat ongeoorloofd was.

“Ik ben ook nooit naar het voetbal gegaan om stemmen te ronselen als politicus. Mocht ik dat beogen, dan zou ik wel supporter van Club Brugge zijn. Ik heb altijd openlijk mijn liefde voor Standard toegegeven en dat is me wellicht niet in dank afgenomen door enkele Clubsupporters. In de partij heeft men mij ook al gezegd dat ik me beter niet zo opzichtig zou uiten. Zo zat ik eens tijdens Club Brugge – Standard in de tribune, waarbij Standard won. Als je dan als enige in het Clubvak met je handen in de lucht staat, krijg je daar achteraf wel wat opmerkingen over. Denk aan de kiezers, hoor ik dan.” S

door matthias stockmans en geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content