Pierre Bilic

Standard mag zich dan graag het imago van professionele club aanmeten, zowel op als naast terrein laat het zich kennen als een karikatuur.

Wat Standard vrijdagavond tegen Club Brugge op de mat legde, miste elke lijn. Daarmee was de prestatie helemaal naar het beeld van de groots opgezette maar uiterst warrig verlopen persconferentie eerder op de dag. Daarop kondigde het Luikse bestuur – au grand complet mét sterke man Robert Louis-Dreyfus, voorzitter Reto Stiffler en algemeen directeur Alphonse Costantin – de oprichting aan van de Académie Robert Louis-Dreyfus. Dat moet een jeugdopleidingscentrum worden op de grens van de gemeenten Ans en Awans. Een prima initiatief dat wellicht niet toevallig nu werd voorgesteld, om de supporters na het dramatisch verlopen competitiebegin enigszins te paaien.

Helaas, alles draaide organisatorisch behoorlijk in de soep vrijdag : de bevoegde minister van het Waals Gewest Michel Daerden daagde een half uur te laat op, en bij het onthullen van de eerste steen bleek dat het streepje in de naam van weldoener Louis-Dreyfus niet op de juiste plaats stond. Bovendien had niemand een duidelijk antwoord op vragen over de precieze oppervlakte van het terrein en de kostprijs – volgens Lucien D’Onofrio tussen 6 en de 7,5 miljoen euro – én er bleek geen persmap ter beschikking van de aanwezige journalisten te zijn. Kortom, een klucht van formaat en – achteraf bekeken – een voorbode van wat er op het veld te gebeuren stond.

Daar gooide Robert Waseige zijn veel besproken nieuwelingen Fabian Carini en Aleksandar Mutavdic voor de leeuwen en bevestigde hij zijn vertrouwen in Frederik Söderström. Johan Walem en Harold Meyssen hadden de boter gegeten en zaten op de bank. Standard probeerde meteen snel te voetballen, maar kon blauw-zwart nooit verontrusten. Dat Brugge heer en meester was, bleek het duidelijkst uit het spel van de verdedigende middenvelders. Terwijl Rode Duivel Timmy Simons bij de West-Vlamingen in een zetel speelde, efficiënt bressen dichtte, gepast de bal recupereerde en zelfs af en toe een aanval op gang bracht, moest Söderström zijn toevlucht zoeken tot brutale acties en inefficiënt loopwerk, met veel balverlies tot gevolg. Meteen na het openingsdoelpunt van een herboren Gert Verheyen maakte Standard een opvallend aangeslagen indruk. Van de weeromstuit werd het voetbal zo warrig als de persconferentie van enkele uren daarvoor.

Een niet onbelangrijk ex-bestuurder reageerde na de wedstrijd even ontgoocheld als de supporters : “Wij, in onze tijd, hadden geen kaas gegeten van voetbal en konden dat als excuus inroepen. Maar al bij al deed de ploeg het toen nog niet zo slecht. Nu werken er op alle vlakken specialisten in deze club, maar de resultaten zijn nog slechter geworden.”

Wie zijn eigenlijk die specialisten ? Lucien D’Onofrio is één van de invloedrijkste spelersmakelaars ter wereld; Michel Preud’homme wordt overal geloofd voor zijn grootse spelerscarrière; Robert Waseige kent op zijn leeftijd het voetbal door en door; en Robert Louis-Dreyfus scheert op zakelijk gebied hoge toppen. En toch blijft alles in het honderd lopen op Sclessin. Waarom ? Misschien dat slechte omgangsvormen mee aan de basis liggen van veel problemen. Alphonse Costantin werd binnengehaald om grote schoonmaak te houden en vele medewerkers van jaren zonder boe of ba buiten te gooien, maar een echte manager is hij niet. Reto Stiffler lijkt alleen naar België te willen komen als het weer in Zwitserland hem niet aanstaat en handelt zo een voorzitter onwaardig. Van veel respect voor de club getuigt het niet.

Dat Louis-Dreyfus nu het licht op groen zet voor een opleidingscentrum is mooi, maar komt het niet te laat ? In Moeskroen, bijvoorbeeld, put Lorenzo Staelens nù al gretig uit het reservoir spelers dat Futurosport hem aanreikt. Ook een buitenlands voorbeeld dat in Luik niet onbekend is, heeft er kennelijk nooit eerder tot voorbeeld gestrekt : dat van Auxerre. Deze club is kleiner dan Standard, maar heeft tot nu toe elke crisis overwonnen, gaande van het arrest-Bosman tot de actuele malaise in de televisiewereld. Auxerre werd en wordt dan ook geleid door echte managers, die enkel verantwoordelijk tekenen voor de operationele kant van de zaak, zonder zich te moeien met het sportieve beleid.

Na vier jaar kan het huidige bestuur van Standard veel te weinig resultaten voorleggen : twee verloren bekerfinales (tegen Lierse en RC Genk) en een Europese kwalificatie onder Michel Preud’homme, dat is het. Zelfs het aureool van topploeg dat Standard nog enigszins waardig kon dragen in de tijd van André Duchêne, Jean Wauters en Robert Lesman, is de club nu te groot geworden. Standard is een modale eersteklasser. De laatste landstitel dateert al van 1983 en de huidige laatste plaats in de rangschikking zegt genoeg : na vijf wedstrijden slechts één keer gescoord in eigen stadion, één van de meest gepasseerde verdedigingen en geen enkele zege. Erger nog is dat Standard nog steeds geen eigen speelstijl heeft gevonden.

Komt daarbij dat er in de kleedkamer nog altijd een Babelse spraakverwarring heerst. Dat de voetbaltaal een universele taal is, is een makkelijke bewering, maar waar het slecht gaat ligt vaak toch ook een gebrek aan communicatie aan de basis. In de Luikse spelersgroep wordt er naast Nederlands en Frans, ook Spaans, Portugees, Italiaans en Kroatisch gesproken. Niet verwonderlijk dat velen er elkaar vaak niet begrijpen. Standard heeft een psycholoog in dienst, een charmante diëtiste ook, een fysical trainer, maar geen leraar Frans… Hij/zij zou er zich nochtans bijzonder nuttig kunnen maken.

Bijna een jaar geleden ging Standard als leider de winterstop in. In de negen maanden die sindsdien verstreken, ging het met de ploeg van kwaad naar erger. Zelfs Robert Waseige lijkt zich op de job te hebben verkeken en krijgt het elftal niet op het rechte pad. Als excuus liet hij al verstaan dat het de groep aan leiders op het veld ontbreekt, maar is dat verwonderlijk ? Al wie zich in het verleden als dusdanig manifesteerde, werd zonder pardon de mond gesnoerd. Boegbeelden als Gilbert Bodart en Guy Hellers waren de eerste die bij het huisvuil werden gezet. Vorig seizoen kreeg deze onfrisse praktijk een vervolg met de verwijdering van een clubman als Didier Ernst. Om nog te zwijgen van de berichten over overgewicht bij sommige spelers, die schaamteloos de wereld werden ingestuurd, en de boetes voor Ali Lukunku na uitlatingen in dit blad over wat er allemaal fout liep/loopt.

Het moedigt spelers allerminst aan om hun mond open trekken. Zoals Standard met zijn spelers omspringt, zal er dus niet gauw een leider opstaan. En door sinds het kampioenschap alweer drie nieuwe spelers aan te trekken, neemt uiteraard niet alleen de concurrentie, maar ook de onrust verder toe. Met deze late ingreep leverde het bestuur overigens zelf het bewijs van zijn eigen falen. Er valt slechts de conclusie uit te trekken dat het zijn huiswerk slecht deed na het vorige seizoen, toen de uitslag van de diagnose luidde dat de oplossingen binnen de groep zouden worden gezocht. Dat is nu dus weerlegd.

De huidige spelersgroep van Standard herbergt ongetwijfeld talent, maar op het veld is slechts doelloos voetbal te zien. Bij Brugge daarentegen is de kern intelligent samengesteld met ervaren spelers en talentvolle jongeren, en is ook de trainersstaf perfect op elkaar ingespeeld. Zelfs het bestuur blijkt in staat te zijn om plots een versnelling hoger te draaien zonder dat de motor aan het sputteren slaat – getuige daarvan de aanwerving van Alin Stoica.

Als er een verband zou bestaan tussen hoe een ploeg voetbalt en hoe ze wordt bestuurd, dan zal Standard dit seizoen nog harde noten moeten kraken. Ook na vier jaar onder het nieuwe bewind is onduidelijkheid het ordewoord aan de boorden van de Maas.

door Pierre Bilic

Zoals Standard met zijn spelers omspringt, zal er niet gauw een leider opstaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content