KV Oostende graait met een trainerswissel naar de laatste reddingsboei. Maar die ligt niet binnen handbereik.

Bijna een half uur was Westerlo-KVO aan de gang toen de nieuwe Oostendse trainer Herman Vermeulen de pijnpunten van zijn team duidelijk zag. “Alleen keek ik toen even rond me op de bank en besefte ik dat ik geen oplossingen of alternatieven had.” Lijdzaam keek hij toe hoe Westerlo een paar minuten later de hiaten afstrafte en op voorsprong kwam, waardoor KVO moest reageren. Maar ook daarvoor, stelde Vermeulen vast, had hij géén alternatieven. Op geen enkel moment kon Oostende in het Kuipje aanspraak maken op puntenwinst. Niet één keer schoot het tussen de palen.

Een heel moeilijke opdracht wordt het behoud in eerste klasse, gaf de nieuwe trainer onomwonden toe. Waarom hij de uitdaging dan aanvaardde ? “Omdat ik wilde werken. Omdat ik op mijn vijftigste voor het eerst in mijn leven werkloos was en omdat ik daar na vijf maanden stilaan gek van werd.” De komende vijf maanden rijdt Herman Vermeulen, wiens loon nog voor een deel betaald wordt door AA Gent, waar hij nog onder contract stond, heen en weer van Maasmechelen naar de kust. Zondag vertrok hij al om zes uur en was om kwart over acht als eerste op het stadion. Vijf maanden houdt hij dat wel vol : “Ik geniet er zelfs van.”

Versterking heeft Oostende absoluut nodig om in eerste te blijven. Daarvoor moeten wel eerst overtollige spelers vertrekken. Wie komt (liefst aanvallers), moet minstens dertig procent beter zijn dan wat KVO momenteel in huis heeft, benadrukt de trainer. Van testers wil Vermeulen niet weten.

Pas donderdag om vijf uur werd Vermeulen door voorzitter Eddy Vergeylen aan de spelers voorgesteld. Een uur voordien tekende hij zijn contract. Diezelfde donderdag ging er om halfacht een zucht van opluchting door de spelersrangen van vierdeklasser Rupel-Boom toen Raoul Peeters er weer de trainingen leidde. De zondagavond voordien kreeg Peeters een telefoontje van Vergeylen : er zou iets gebeuren. Maandagavond werd Peeters gevraagd Bodart te vervangen. Hij wilde wel, als het bestuur van Rupel-Boom meewerkte. Woensdag zou hij zijn contract tekenen én meteen daarna de training leiden. Maar dinsdag bedankte Peeters, ondanks avondlijke en nachtelijke telefoontjes van Vergeylen, voor de eer.

Vergeylen noemt de bocht die Peeters nam één van zijn grootste voetbalontgoochelingen : “Mijnheer Peeters had namelijk zijn woord gegeven, maar krabbelde ineens terug.” Dat Vergeylen zelf ook een bocht maakte in vergelijking met anderhalve maand eerder, toen hij na het vertrek van de sportieve directeur, Franklin Sleuyter, de spelers verzekerde dat Bodart zou blijven, heeft te maken met “sterke signalen die ik in de tussentijd kreeg en die ik, allemaal samengeteld, niet kon negeren.” Over wat de doorslag gaf, wilde hij het niet meer hebben. “Bodart is tot juni uitbetaald, Sleuyter heeft het geld waarvan hij beweerde dat hij het voorgeschoten heeft tot de laatste euro terugbetaald gekregen. Ik stel alleen vast dat Bodart na zijn ontslag bij wijze van spreken binnen het uur een andere club had.”

Raoul Peeters had na afloop geen spijt dat hij de lastige opdracht niet moest uitvoeren. Eigenlijk was de enige reden om het wél te doen zijn persoonlijke band met Eddy Vergeylen. “Dat zou een emotionele keuze geweest zijn.” Toen Sleuyter aan de kust opstapte, belde Vergeylen Peeters al eens om bij te praten en diens advies te vragen. “Ik raadde toen af om de trainer te ontslaan.” Op dat moment benadrukte Peeters hoe tevreden hij was bij Rupel-Boom, dicht bij huis, waardoor hij de kleinkinderen al eens van school kon afhalen en verlost was van het drukke verkeer. Maar de voornaamste reden van zijn negatief antwoord was het njet van het bestuur van Rupel-Boom om Peeters de sportieve leiding over de vierdeklasser te laten combineren met die van de eersteklasser. Vijf maanden lang zou Peeters’ assistent Luc Vinck de vierdeklasser leiden, waarna Peeters gewoon zou terugkeren voor het nieuwe seizoen. Toen een eerdere vage belofte hard moest worden gemaakt, zag Rupel-Boom dat niet zitten.

Twee jaar geleden coachte Peeters Oostende nog in de slotfase van de competitie in derde klasse en in de eindronde. Ook toen betrof het een vriendendienst. Peeters was net ontslagen bij Roeselare en had al zijn woord gegeven aan Rupel-Boom voor het volgende seizoen. Toen KVO onverwacht promoveerde naar tweede, wilde Franklin Sleuyter hem houden. “Ik verwees ze door naar de voorzitter van Rupel-Boom. Sleuyter wilde een afkoopsom betalen, maar de voorzitter zei dat het niet om geld ging, maar om principes. Toen moest Sleuyter op zoek naar een nieuwe trainer. Zo kwam Gilbert Bodart.”

Peeters betreurt niet dat hij uiteindelijk niet ging : “Die groep in eerste klasse houden wordt heel moeilijk. Als Herman Vermeulen dat klaarspeelt, chapeau. Ze hebben niemand die scoort, zijn voor het seizoen helemaal van nul begonnen, de manier van transfers doen snapte ik niet. Ik was ook stomverbaasd hoe weinig ze trainden. Eén keer per week twee trainingen, voor het overige één keer per dag, om vijf uur. Dat lijkt me bitter weinig voor eerste klasse.”

De manier waarop het ontslag van Bodart werd gepresenteerd mag dan voor discussie vatbaar zijn, de naakte feiten pleitten niet in het voordeel van Bodart en Sleuyter. Acht punten op eenenvijftig is bijzonder weinig en helemaal niet in verhouding met de hoge ambities die Sleuyter koesterde. Dat de transferpolitiek mislukte, kan niet op Vergeylens rekening worden geschreven. Dertien nieuwkomers haalden Bodart en Sleuyter sinds de promotie. De meeste toonden zich hooguit meelopers, geen aanwinsten voor eerste klasse. Ze zijn niet beter dan de noeste Belgische werkers die dag aan dag op het veld vaststelden dat de buitenlandse aanwinsten op geen enkele manier de veel hogere salarissen (verplichte minimumcontracten voor niet-EU-spelers) konden rechtvaardigen.

Dat snapt bijvoorbeeld ook kapitein Paul Okon niet, die maandag nog heel emotioneel reageerde toen Gilbert Bodart hem belde om zijn ontslag mee te delen : “Ik dacht dat hij een grapje maakte.” Oostende had beter minder maar betere nieuwe spelers gehaald, zucht hij nu. Op de vraag of dit Oostende sterk genoeg is voor eerste klasse, antwoordt hij toch eerlijk. Zuchtend : “Dat wordt heel moeilijk.” Dat besefte Okon naar eigen zeggen voor het eerst op de vierde speeldag toen KVO met 2-0 verloor op Bergen : “Dat is toch een van de zwakste teams, maar zelfs daar traden we aan zonder één spits en konden we geen enkele keer tussen de palen schieten. Toen wist ik : dit wordt lastig.”

Okon en co zien intussen hoe de tegenstand zich flink versterkte. Op beterschap kan hij alleen maar hopen. Maar het moet snel gaan : “Als je moet jagen op andere teams, kan je je geen fouten veroorloven.” Over anderhalve week speelt hij met Oostende op Club Brugge : “Toen ik bij Club speelde, kwam Oostende ooit bij ons winnen. Nu moeten we er niet eens aan denken daar een goed resultaat neer te zetten. Het wordt hard, maar het is onze plicht om tot de laatste speeldag alles te geven.” In het binnenland viel Oostende zondag te zwak uit. Aan de kust moet het storm maken. Lukt dat niet, dan keert het weer terug naar tweede klasse. Maar wél schuldenvrij.

door Geert Foutré

‘Als Herman Vermeulen dit Oostende in eerste houdt, chapeau !’ (Raoul Peeters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content