Tegen het noodlot kun je niet op. En dus verloor een meer dan verdienstelijk Zwitserland zaterdag met 1-0 van een tegenvallend Tsjechië. De manier waarop de Zwitsers voetbalden, inclusief dat éne dure foutje achterin, deed vaak aan de Belgen denken. Met dit verschil: achter de Zwitserse ploeg zit een visie.

Dit is dus de natte droom van Club Brugge, bedenken we als we het St. Jakob-Park van Bazel binnenrijden. Letterlijk, want onder het stadion annex shoppingcenter annex flatgebouw is er naast een ruime parkeergarage ook plaats voor drie (!) verdiepingen met winkels. Het stadion van de toekomst. Hoewel het al open is sinds 2000, oogt het allemaal nieuw, warm en chic. En vooral: overdekt. Wellicht wordt het stadion op één dag van het EK wat gemeden door de shoppende Zwitser, want het loopt hier niet bepaald over van winkelende mensen. Joggeli noemen de fans van FC Basel, de landskampioen, zichzelf. Joggeli noemen de inwoners van Bazel ook hun stadion. Hier huist de Zwitserse kampioen (voor de derde keer in vijf jaar), met afstand ook de grootste publiekstrekker van het land. Onlangs zaten er voor de topper tegen Bern 38.000 toeschouwers op de tribune. Hier trapte zaterdag gastland Zwitserland zijn EK op gang, tegen Tsjechië. De voorzichtige doelstelling vooraf: een plaats in de tweede ronde. De heimelijke hoop: voor het eerst op een EK een wedstrijd winnen. De kater achteraf was groot. Vandaag/woensdag speelt het tegen Turkije. De inzet is groot: wie verliest, mag opkrassen.

Zwitserland, 44ste op de FIFA-ranking (ter vergelijking, de Rode Duivels staan 49ste) telt ongeveer 7,5 miljoen inwoners en een haast even ingewikkelde federale structuur als de Belgische. Ze spreken hier Duits, Frans, Italiaans en in een heel klein hoekje Romaans. Ze hebben hier 1440 clubs en moeten op het sportvlak de populariteit delen met de wintersporten. Kortom, u merkt het: voldoende parallellen met België, waar naast voetbal ook wielrennen steeds meer aan populariteit wint.

Voor de derde keer op rij is Zwitserland erbij op een groot toernooi. Automatisch dit keer, als gastland, maar goed, dat gebeurde ook met de Belgen tijdens EURO 2000, met het WK in 1998 het enige toernooi dat de Zwitsers de voorbije twaalf jaar misten. Het geheim van hun succes? Geen dik tv-contract, de mantra van onze profliga, maar een combinatie van doorzettingsvermogen bij een groep neo-Zwitsers van buitenlandse afkomst gekoppeld aan een langetermijnvisie met veel aandacht voor de jeugd.

Minderwaardigheidscomplex

Ons verhaal begint op 1 november 1994, net na het WK. De bond vraagt aan Jakob ‘Köbi Kuhn om zich te bekommeren om een jeugdplan. Kuhn was destijds als middenvelder hét boegbeeld van FC Zürich, hij voetbalde er van 1962 tot 1977 en werd zes keer landskampioen en vijf keer bekerwinnaar. Zijn faam bleef vooral binnen de grenzen van Zwitserland, al maakte de man wel twee wereldkampioenschappen (in 1962 en 1966) mee. In eentje viel hij zelfs op, tijdens het WK in Engeland miste Kuhn om disciplinaire redenen de afstraffing (0-5) tegen West-Duitsland. Kuhn had een avondappel gemist en moest van de bondscoach een wedstrijd aan de kant blijven.

In november ’94 vroegen de bondsbonzen Kuhn dus om het uitwerken van een Meisterplan. Geld daarvoor kwam van de banken én van wat de deelneming aan het wereldkampioenschap in 1994 had opgeleverd. De Nati (afkorting van Nationalmannschaft) had zich nog nooit voor een EK kunnen plaatsen en sinds 1966 maar één keer voor een WK, dat van 1994 in de VS. En dat waren de Zwitsers beu. Het voetbal stelde op clubniveau weinig voor en internationaal lachte men wat met die bende amateurs. Behept met een minderwaardigheidscomplex, zo getuigden diverse spelers uit die periode de voorbije dagen. Alain Geiger herinnert zich hoe hij zwaar onder de indruk kwam van Wembley, toen hij er met Zwitserland ging spelen.

Het was de Engelsman Roy Hodgson die de Zwitsers wakker schudde. Hij maakte komaf met het idee dat ze het verdedigend alleen konden met een libero of Ausputzer en schakelde over naar zoneverdediging. Hodgson had zelf geen tijd om zich met de jeugdopleiding bezig te houden en daarvoor wendde de bond zich dus tot Kuhn.

Kuhn nam de beloften onder zijn hoede en dokterde een masterplan uit om de situatie te veranderen. Gemikt werd op jeugdvoetbal en het ontwikkelen van de sport in de breedte. Het land werd opgedeeld in vijf regio’s en in elke regio stelde men een trainer aan. Die moest per regio de 25 meest begaafde voetballers selecteren en hen via aparte trainingen beter maken. Elke trainer kreeg ook nog eens de hoede over een nationale jeugdploeg.

De clubs zagen deze ingreep eerst nog als concurrentie, maar dat was het volgens Kuhn niet. Het ging om aanvullende trainingen. De handleiding van Kuhn kreeg wel een ambitieuze titel: Wirwollen Europameister werden. Belachelijk, vond Kubilay Türkyilmaz, tegenwoordig televisiecommentator, maar Kuhn vindt dat niet. Europees kampioen worden, zo legt de man hier in interviews uit, is wellicht wat hoog gegrepen, maar uit de omwenteling moest ambitie spreken. Vandaar.

De aanpak loonde op termijn. De generatie die Zwitserland op het WK in ’94 nog in de tweede ronde had gebracht (met naast Geiger en Türkyilmaz ook onder meer Alain Sutter en Stéphane Chapuisat) bracht de Zwitsers nog naar EURO ’96, maar echt oogsten ging het land met zijn politiek pas de laatste zes, zeven jaar. De jeugdploegen presteerden op het Europese vlak goed. Restte alleen nog de A-ploeg, meestal in handen van buitenlandse coaches. Alsof de Zwitsers geen geloof hadden in eigen kunnen. Naast Hodgson had je nog Artur Jorge, Rolf Fringer, Gilbert Gress en de Argentijn Enzo Trossero. Bondscoaches zonder veel succes.

Toen in augustus 2001 een nieuwe wissel zich opdrong, stelde Kuhn zich kandidaat. Om aan te tonen dat er ook trainerstalent in eigen land was én om zijn politiek door te trekken tot in de A-ploeg. Want jaren investeren in de jeugd met het geld van Zwitserse banken was één, maar het moest ook eens resultaten opleveren.

Als assistent – alweer een mooie parallel met de Belgische situatie – verkoos Kuhn Michel Pont, een Franstalige Zwitser. Kuhn beheerst die taal zelf ook, maar laat in de groep Pont de brug vormen met de Franstalige spelers en de Franstalige media.

Het bleek een winnende combinatie. Zeven jaar later is Kuhn aan zijn derde (en laatste) toernooi bezig, hij wordt straks opgevolgd door Ottmar Hitzfeld. Het succes op het WK in Duitsland deed de Zwitsers reikhalzend uitkijken naar dit toernooi, al bleken de laatste oefenwedstrijden wat tegen te vallen en heette Kuhn (64) plots te oud te worden. Türkyilmaz vond zelfs on the record dat Kobi na Duitsland bedankt had moeten worden voor bewezen diensten. Toen begin vorige week ook nog eens Alice, de vrouw van Kuhn met wie hij al 43 jaar gehuwd is, in het ziekenhuis werd opgenomen, waardoor hij zijn tijd plots moest verdelen tussen de voorbereiding en korte ziekenhuisbezoekjes, werd nog meer getwijfeld of de man het allemaal wel aankon. Hoeveel energie heeft opa nog?, titelde een Zwitserse krant vrijdag. Voldoende, zo bleek zaterdag, zijn team verloor dan wel, maar de inzet en moed waren lovenswaardig. En met de seconde zag je ook ‘Köbi’, aanvankelijk wel wat getekend, meer meeleven.

Exotiek

Zijn geheim: niet te veel zeggen. Kuhn heet heel gesloten te zijn. Maar ook: niet vasthouden aan vaste waarden als die over hun top zijn, of aan vedetten, als die zich niet naar de ploegtactiek kunnen plooien. Desnoods gaat hij erdoor met de borstel. Zo belde Kuhn in maart 2007 zijn aanvoerder Johann Vogel, de dag dat die 30 werd. In eerste instantie om hem te feliciteren met zijn verjaardag, maar kort erna met de melding dat Vogel niet meer zou worden opgeroepen voor de nationale ploeg.

Daar schrok Vogel wel van. De Zwitserse middenvelder is inmiddels uitgeweken naar de Blackburn Rovers en stelt zich na dit EK weer beschikbaar voor de Nati. Hetzelfde overkwam overigens in 2001 Ciriaco Sforza, inmiddels gestopt. Vedette bij Kaiserslautern en in de nationale ploeg, maar door Kuhn opzijgezet toen hij niet meer rendeerde.

Jeugd, daar houdt Kuhn van. Pascal Zuberbühler (37) heeft al 50 selecties, maar als de 24-jarige Diego Benaglio het goed doet onder de lat bij Wolfsburg, krijgt hij ook bij de nationale ploeg zijn kans. Is Hakan Yakin topschutter in de eerste klasse en op zijn 31 een van de betere spelers van vicekampioen Young Bern? Kan best, maar als de 23-jarige Valon Behrami (Lazio) beter is, dan speelt die toch gewoon. Met een gemiddelde leeftijd van 26,5 jaar is de Zwitserse ploeg hier de op één na jongste, alleen Rusland (26,2) doet beter.

Dankzij het systeem van Kuhn is het talent duidelijk komen bovendrijven, dat merk je als je de lijst van ploegen overloopt waar de Zwitsers voetballen. Zes spelen er in de Bundesliga, drie in dePremier League, vier zijn er aan de slag in Frankrijk, twee in Italië en eentje zit in Oostenrijk.

Ook opvallend: was er vroeger in Zwitserland nog wel eens discussie (of strijd) tussen Franstalige voetballers en Duitstalige, de twee grote taalgebieden in het land, dan zijn die problemen nu van de baan. De kleedkamer is een toren van Babel. Naar het beeld van de multiculturele Zwitserse samenleving, zegt Kuhn.

Dat multiculturele zit ingebakken in de Zwitserse selectie. Twaalf van de 23 hebben vreemde roots. Doelman Diego Benaglio en spelmaker Tranquillo Barnetta, 23 en al van zijn 19de aan de slag in de Bundesliga, hebben Italiaanse roots. Behrami, bijgenaamd de Zwitserse David Beckham, heeft Kosovaars bloed. Philippe Senderos, vaste doublure van een van de centrale verdedigers bij Arsenal, heeft een Spaanse vader en een Servische moeder. Ricardo Cabanas is ook van Spaanse afkomst, derde doelman Eldin Jakupovic is een Zwitserse Bosniër en voor het trio Gökhan Inler, Hakan Yakin en Eren Derdiyok heeft de wedstrijd van vanavond tegen Turkije een speciale betekenis. Zij hebben immers Turks bloed door de aderen stromen. Let maar op die laatste, zaterdag nog ingevallen. Eren Derdiyok is een van de redenen waarom de 26-jarige aanvaller Marco Streller het na dit EK als international voor bekeken houdt. Hij is ploegmaat van Derdiyok (19) bij FC Basel, maar werd onlangs door de eigen supporters uitgefloten tijdens een interland, omdat zij liever Derdiyok in de ploeg zagen. Hebben verder nog wortels in het buitenland: Johan Djourou (Ivoorkust), Fernandes Gelson (Kaapverdië) en Johan Vonlanthen (Colombiaanse moeder). En dan moest Twentespits Blaise N’Kufo (Congolese roots) nog in extremis met een blessure afhaken.

Dat Zwitserland geen lid is van de Europese Unie bood de Zwitserse bond nog een ander hulpmiddel: een rem op de buitenlandse toevoer. Zo mogen de tien topklassers van de Axpo Super League maar maximaal 25 profspelers onder contract hebben, waarvan maximaal tien buitenlanders. In de tweede klasse, de zogenaamde Challenge League, is dat nog minder. De achttien ploegen mogen maximaal 21 spelers contracteren en daarvan komen er maar maximaal zes uit het buitenland. Op die manier wil de Zwitserse federatie de weg voor de eigen jeugd naar de A-ploeg zo vrij mogelijk houden. Resultaat: Kuhn kan nu kiezen uit 445 profs met Zwitserse nationaliteit. Een luxe.

Zo word je dus Europees kampioen. Misschien … Komaan, KBVB! S

door peter t’kint – beelden reuters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content