Paul Van den Bosch fungeert sinds afgelopen zomer als trainer van Sven Nys. ‘Vroeger bestond een recuperatietraining er bij hem in twee en een half uur te gaan losfietsen.’

Zowel in de superprestige als in de wereldbeker, de belangrijkste twee regelmatigheidcriteria in het veldrijden, bereikten de crossers half koers. Waar vooral wereldkampioen Bart Wellens door enkele opzienbarende zeges, zoals de onemanshow in de superprestigewedstrijd in Asper-Gavere, een groot deel van de (media-)aandacht opeiste, was het wel Sven Nys die vier van de zeven grote wedstrijden op zijn naam schreef.

“Bart boekte inderdaad een aantal spectaculaire zeges, maar inderdaad : als je de cijfers bekijkt, wie is er dan tot dusver de beste renner van het seizoen ?”, stelt Paul Van den Bosch een enigszins retorische vraag. In het verleden werkte Van den Bosch als physical trainer onder meer samen met de wereldkampioenen motorcross Eric Geboers en Georges Jobé en met verscheidene triatleten, onder wie Marc Herremans. Via die laatste kwam hij eind juli in contact met Sven Nys. “Marc Herremans liet mijn naam vallen toen Sven hem vertelde dat hij op zoek was naar iemand die hem met raad en daad kon bijstaan bij zijn trainingen.”

Van den Bosch zag het niet als zijn taak om het hele trainingsprogramma van Nys overhoop te gooien. “Sven behoort al jaren tot de top, heeft al ontzettend veel crossen gewonnen, dat betekende dat hij ook voordien goed werkte. We bouwen dus op hetzelfde stramien verder, waarbij ik gewoon een aantal zaken bijstuurde. Bijvoorbeeld : bij Sven bestond een recuperatietraining na een wedstrijd erin twee en een half uur te gaan losfietsen. Dat is eerder een korte duurtraining dan een recuperatietraining. Een halfuurtje, maximaal een uurtje : dat zie ik als recupereren.”

Het vaste patroon van minstens één keer per week in het veld te trainen, wijzigde Van den Bosch ook. “Door al die wedstrijden te rijden traint een veldrijder al genoeg op weerstand. Daarom kan het zeker geen kwaad als Sven eens een weekje van het veld wegblijft en zich alleen op de weg voorbereidt, alleen duurtrainingen inlast, op uithouding traint. Ik probeer ook het belang van rustperiodes te benadrukken. In een recuperatieperiode moet je al eens durven twee dagen van je fiets te blijven. Een topsporter denkt vaak dat hij beter nog wat extra uurtjes traint, terwijl dat niet altijd wenselijk is.”

Een verklaring geven als het al eens minder gaat, beschouwt hij ook als een van zijn opdrachten als trainer. “Je moet geen blabla vertellen tegen die mannen, want ze beschikken over voldoende ervaring om dat te doorprikken. Je moet een analyse maken van zijn trainingstoestand en van de wedstrijd en een wetenschappelijk onderbouwde uitleg geven voor een minder presteren. Ik denk dat het belangrijk is voor Sven dat hij iemand heeft die op die manier zijn twijfels mee opvangt.”

Want dat etiket krijgt Nys wel vaker opgekleefd : de twijfelaar, de mentaal broze renner. Van den Bosch weerlegt dat beeld met klem. “Ik stel vast dat Sven de dag voor de superprestigecross in Sint-Michielsgestel, in de wedstrijd op de Koppenberg een lap rond zijn oren krijgt en in Sint-Michielsgestel zegt : ‘Vandaag is het mijn beurt.’ Vervolgens maakt hij die belofte waar. Dan kan je onmogelijk beweren dat hij mentaal zwak is.”

Sven Nys staat op hetzelfde niveau als Bart Wellens, geen enkele trede lager, daar is Paul Van den Bosch van overtuigd. “Niemand, ook Bart Wellens niet, kan Sven Nys eraf rijden als die in vorm zit. Behalve op een parcours als dat van Asper-Gavere, waar Bart echt wel briljant reed. Dat beseffen zowel Sven als ik : een honderd procent fitte Nys kan daar de schade beperken tot misschien een halve minuut, maar zal Wellens nooit kunnen verslaan.”

Nys is het grote trainingsbeest, de man die je zelfs moet intomen. Zijn grote concurrent Bart Wellens zegt het zelf : “Zoveel als Sven zal ik nooit trainen.” Of nog : “Ik zal altijd een speelvogel blijven.” Van den Bosch weet dat nog zo niet : “Bart traint heus ook wel erg stevig. Wellens zou een groter talent zijn dan Nys ? Bart is ongetwijfeld ook erg talentvol, maar bij de eerste melkzuurtest merkte ik meteen dat Sven over een gewéldige motor beschikt. Ik voerde al bij honderden atleten melkzuurtests uit, waarbij de resultaten van Sven werkelijk onvoorstelbaar waren. Om je maar een idee te geven dat hij ook enorme capaciteiten bezit.”

Capaciteiten die hem, mede dankzij het werk van Van den Bosch eindelijk een keer de wereldtitel moeten opleveren ? “In vergelijking met het verleden bouwden we wat meer rust in. Maar het zou absurd zijn om alles op het wereldkampioenschap te zetten, want een regenboogtrui krijg je niet op bestelling. Ooit zal Sven wel wereldkampioen worden, hoor. In het vooruitzicht van de erg drukke periode eind december-begin januari, met vervolgens het Belgisch kampioenschap, leggen we nu een basis in de lagedrukkamer. We weten dat er een terugval kan komen tijdens de eerste weken, die momenteel wat minder belangrijk zijn. De bedoeling daarachter is om hem nu even te sparen, om hem op niveau te houden. Maar het kan altijd dat hij niet de topvorm te pakken heeft op het WK. Ik stel me, met andere woorden, vragen bij die theorie van écht te pieken naar een bepaalde wedstrijd.”

Hij wil zijn rol in de prestaties van Sven Nys dan ook niet te fel benadrukken. “Ik ben niet de man achter het succes van Nys. Door accentverschuivingen hoop ik hem enkele procenten bij te brengen, maar uiteindelijk moet de atleet de kwaliteiten hebben. De atleet maakt de trainer en niet omgekeerd.”

De tevredenheid van de renners in kwestie ten spijt, liet niet iedereen zich met evenveel lof uit over het werk van Paul Ponnet, trainer van Wellens, en Van den Bosch. Ex-bondscoach Eric De Vlaeminck leverde al openlijk kritiek. Van den Bosch : “Wij kennen niets van veldrijden, bekritiseert De Vlaeminck ons. Maar daar gaat het helemaal niet om. Bart Wellens en Sven Nys weten zélf goed genoeg hoe ze een helling moeten oprijden of over een balkje moeten wippen. Bovendien kennen ze hun lichaam voldoende om gepast te reageren tijdens een wedstrijd. Wat wij wél voor hebben, is dat we juist kunnen inschatten waar het hen aan ontbreekt en hoe ze dat probleem kunnen oplossen.”

De veldritcoaches kunnen dat met hun “nattevingerwerk” veel minder beoordelen, meent hij. “Wij analyseren een atleet : hij heeft voldoende anaëroob vermogen, weerstand, we gaan het accent leggen op het aëroob vermogen. Uit ervaring weet ik bijvoorbeeld dat Sven bij een bepaalde oefening een hartslag van 185 moet halen. Haalt hij maar 178, dan kampt hij waarschijnlijk met oververmoeidheid. Dan zeg ik : onmiddellijk training stoppen, want ga je dan te ver, dan riskeert hij later op het seizoen een zware weerbots.”

In de triatlonsport – waarin hij al verscheidene toppers onder zijn hoede had en met onder andere de jonge belofte Peter Croes nog altijd heeft – wordt een specifieke physical trainer veel meer aanvaard dan in het veldritwereldje, of de wielerwereld in het algemeen, waar hij al sinds 1997 samenwerkt met Mario Aerts. “Begrijpelijk. Triatlon is een relatief jonge sport, terwijl je in het wielrennen opbokst tegen een traditie van honderd jaar. Maar de tijden veránderen. Het valt mij op dat er in het wielrennen nog altijd bedroevend weinig gespendeerd wordt aan persoonlijke trainingsbegeleiding. En de trainers die er werk van willen maken, krijgen te horen : schoenmaker blijf bij je leest.”

door Roel Van den broeck

‘Niemand, ook Wellens niet, kan Nys eraf rijden als hij in vorm zit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content