‘T1 zijn, dat sloopt je fysiek’

© BELGAIMAGE - LAURIE DIEFFEMBACQ

Hij werd aan het roer gezet van een zwalpend Lierse op een moment dat de taart voor zijn 25e verjaardag nog niet gebakken was. Maar Will Still heeft dan ook een atypisch cv in het voorspelbare Belgische voetbalmilieu. Een gesprek met één oog in de achteruitkijkspiegel.

De goals van Dylan De Belder, de dribbels van Benson Manuel en de handschoenen van Mike Vanhamel: ze zijn allemaal weg op het Lisp. De club afficheert wanhopig een bordje ‘TE KOOP’. De zomer verliep ver van ideaal en de herfst bracht geen beterschap. Na de nederlaag op Schiervelde begin oktober legt Lierse een rampzalige balans voor van 7 punten op 27. ‘Na die wedstrijd zat Fred Vanderbiest er emotioneel en fysiek helemaal door. Hij wierp meteen de handdoek’, vertelt William Still – die doorgaans de laatste drie letters van zijn voornaam laat vallen.

Het is halverwege de namiddag en Still zit aan tafel achter een croque-monsieur, onmiskenbaar een teken dat zijn agenda zelfs geen middagpauze heeft voorzien. De jongste coach uit de geschiedenis van het Belgisch voetbal vertelt hoe zijn onwaarschijnlijke interim tot stand is gekomen. Het begon met een telefoontje van Maged Samy: ‘Hij zei me: luister, Will, ik zou willen dat jij de ploeg overneemt, ik geef je alle vertrouwen, carte blanche, jij beslist alles.’

Het cadeau lijkt zo vergiftigd dat je zou denken dat de Egyptische voorzitter verwant is aan de heks van Sneeuwwitje. Still slaat er eerst van achterover, maar herpakt zich dan: ‘Ik bedankte de voorzitter vriendelijk, maar ik vertelde hem dat er meer ervaren mensen dan ik in de staf zaten. Maar hij drong aan, ik was degene die hij wilde.’

Will Still mocht ondertussen, op 14 oktober, 25 kaarsjes uitblazen. Al twintig jaar zit hij in het voetbal, aan beide kanten van het Kanaal. Het was bij zijn eerste oversteek naar België dat hij tegen een bal begint te trappen.

Je twee broers werken ook in eerste klasse, bij Club Brugge en STVV. Is voetbalpassie een familiezaak?

Will Still: ‘Mijn vader was vooral een cricketliefhebber. Waren we in Engeland gebleven, dan denk ik trouwens dat we eerder in het cricket zouden beland zijn. Maar vanaf dat we vier, vijf jaar waren, raakten Edward (zijn oudere broer, nvdr) en ik verslingerd aan voetbal. Onze ouders volgden ons daarin.’

‘Van Ricardo Sá Pinto mocht ik zelfs geen training bijwonen.’

Al snel geraakte je nog ergens aan verslingerd: aan Sint-Truiden.

Still: ‘Ik heb twee of drie jaar bij Grez-Doiceau gespeeld en nadien een jaar in Geldenaken. Daar is STVV me komen bekijken. Ze hebben me het seizoen bij hen laten volmaken en het jaar nadien begon ik er bij de U10. Met vier broers en zussen was het voor mijn ouders wel moeilijk om over en weer te rijden, om me drie keer per week naar de training te brengen en in het weekend naar de match. Daarom tekende ik in Waver, waar Edward en Nico (zijn jongere broer, nvdr) speelden.’

Vraag je je soms af hoe het had kunnen zijn als je had kunnen blijven?

Still: ‘Soms zie je jongens spelen en herinner je je dat zij bij jou zaten in de jeugd. Je weet nooit wat er had kunnen gebeuren, maar goed… Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar niet echt spijt van heb.’

Studies in Engeland

Het is nochtans wel de droom van een carrière in het voetbal die je ertoe aangezet heeft om in Engeland te gaan studeren?

Still: ‘Dat heb ik na het zesde jaar humaniora beslist. Ik was begonnen aan studies kinesitherapie in Louvain-la-Neuve, maar na twee maanden had ik door dat aan een bureautje zitten blokken niks voor mij was. Ik was ervan overtuigd dat ik iets in het voetbal moest doen. Dus heb ik wat rondgezocht. Er waren twee of drie mogelijkheden in Nederland, vertrekken naar de VS was ook een optie, en uiteindelijk ben ik daar dan op gestoten, bijna toevallig. Ik ben er eens gaan kijken, ik heb er met coaches en profs gesproken. Dat was in Preston, net ten noorden van Manchester. Mijn tante woont in Manchester, dat was handig.’

Hoe verliep dat studiejaar?

Still: ‘Een droom! Ik speelde in het kampioenschap tussen de verschillende colleges en dat was van een goed niveau. ’s Morgens trainen en twee keer per week spelen. En in de namiddag had ik les. Een beetje van alles: voetbalmarketing, sportpsychologie, talentontwikkeling, coaching op het veld, videoanalyse… Alle aspecten van het voetbal kwamen er aan bod.’

‘Als mens en als coach ben ik nog niet klaar om voor de rest van het seizoen hoofdtrainer te zijn in 1B.’

Dat is een heel andere opleiding dan die van de Belgische voetbalbond?

Still: ‘Totaal anders. In België verloopt het heel strikt, ze willen een bepaalde structuur – wat ook wel ergens te begrijpen is. Maar in Engeland gaat het vooral om jou. Ze willen jouw ideeën beoordelen, ze dwingen je om zelf na te denken. Ze laten je doen wat jij denkt dat goed is en als je fouten maakt, dan zetten ze je ertoe aan om een keer anders te denken. Ik heb daardoor enorm veel dingen opgeslagen en ik heb veel sneller geleerd omdat ik altijd verder moest denken dan mijn ideeën.’

Ferrera en de VDAB

Ging je ervan uit dat je met die bagage gemakkelijk werk zou vinden in België?

Still: ‘Ik ben op het einde van het academiejaar teruggekeerd en ik heb anderhalve maand getest bij RAEC Mons, nog met het idee van voetballer te worden. Dat was nog de mooie periode van die club en ik heb er twee of drie keer met de U21 meegespeeld. Ik had toen nog een sprankeltje hoop om door te breken. Uiteindelijk heeft dat tot niks geleid. Idem voor een testweek bij KV Mechelen. Daarna zei ik tegen mezelf: zet de droom om voetballer te worden maar opzij, je hebt veel geleerd, doe daar iets mee. Op dat moment besef je echt wat een gesloten wereldje het voetbal is. Zeker het Belgisch voetbal, dat is echt een klein milieu. Ik heb het geluk gehad dat ik op een dag de psycholoog van Roland Duchâtelet ontmoette.’

En toen begon je tweede avontuur in Sint-Truiden?

Still: ‘Klopt. Dat was waar ik hem tegenkwam. Ik vroeg hem of hij geen afspraak kon regelen met Yannick Ferrera. Gewoon een paar minuten, want ik had echt goesting om aan de slag te gaan. Ik ben dus naar de training gaan kijken, Yannick is naar me toe gekomen en we hebben even gepraat. Ik heb hem over mijn studies verteld, wat ik gedaan had, hoe ik de zaken zag… Ik kon een stage van een maand doen via de VDAB.’

Probeerde je niet aan de bak te komen als videoanalist?

‘Ik weet niet wanneer het precies voorbij zal zijn, dus concentreer ik me gewoon op de volgende wedstrijd.’

Still: ‘Neen, helemaal niet. Ik heb hem gewoon verteld wat ik kon en hem gevraagd in welke mate hij mijn vaardigheden kon gebruiken. Hij antwoordde me dat als ik het spel goed kon lezen en de beelden kon cutten, hij het resultaat wel wilde zien. We hadden een vrij goed seizoensbegin met STVV, maar na een maand vertelde hij me dat hij het budget niet had om me een contract aan te bieden. Ik baalde natuurlijk, maar Yannick zei me: ‘Neen, Will, doe voort. Als je het je kunt permitteren om gratis te komen werken: doe dat, het zal het waard zijn.’ Yannick betaalde mijn benzine en bood me een maaltijd aan wanneer we met Chris O’Loughlin (de T2 van Ferrera bij STVV, nvdr) gingen eten. Zo ging het tot in maart, toen we tien punten voor stonden en beseften dat we naar eerste klasse zouden promoveren. Op dat moment boden ze me een contract aan. Echt het minimum, twee keer niks eigenlijk, maar het was tenminste een verloning.’

Je volgde Yannick Ferrera nadien ook naar Standard.

Still: ‘STVV blijft wel mijn club, maar ik had meer te danken aan Yannick. Ik was loyaal tegenover hem en bovendien: het was Standard! Ik heb me er niet veel vragen bij gesteld, ik ben hem gewoon gevolgd. Ook daar was ik officieel videoanalist, maar ik deed veel meer. Sommigen hadden het daar moeilijk mee, maar daar trokken we ons niks van aan, we deden gewoon ons ding. We kregen Standard weer op de rails en wonnen de beker. Hoe het dan aan het begin van het seizoen daarna gelopen is, weet iedereen… We werden ontslagen en een dag later tekende Yannick bij KV Mechelen.’

Zonder jou dit keer.

Still: ‘Mechelen had al een technische staf. Hij heeft me gevraagd om officieus voor hem te werken, zoals in het begin bij STVV. We zouden dan nadien wel een oplossing vinden. Maar emotioneel en psychologisch was ik op, dat kon ik niet meer aan.’

T1 bij Lierse

Die laatste maanden bij Standard waren lastig?

Still: ‘Onleefbaar zelfs. Er zat veel druk op van de media, je voelde dat ontslag zo aankomen… De druk die op mensen gelegd wordt, is soms ondraaglijk. Ik heb nog twee of drie matchen gedaan voor Yannick toen hij bij Mechelen begonnen was, maar ik had dat dagelijkse contact niet meer, ik wist niet wie de spelers waren of wat hij op de training aanleerde. Ik heb hem gezegd dat het zo niet meer ging en hij was het daarmee eens. Hij vond het jammer, maar begreep het. Na die periode heb ik het persoonlijk heel lastig gehad.’

Op welke manier?

Still: ‘Ik ben zelfs gestopt met voetballen, ik had er genoeg van. Edward was bij STVV begonnen. Hij zat dus in het voetbal, Yannick zat in het voetbal, en mijn leven was gestopt. Van de ene dag op de andere ging ik van 24 uur per dag en zeven dagen op zeven voetbal naar helemaal niks. Ik heb anderhalve maand geen enkele match bekeken. Ik had geen zin om over voetbal te praten of er op tv naar te kijken. Nadien is dat wel weer teruggekomen. Ik ben me verder blijven bekwamen en dan werd het eind maart, april en kreeg ik een kans om naar Columbus te gaan, in de MLS, of te tekenen bij Lierse. Ik besloot in België te blijven en ik tekende bij Lierse aan het begin van de play-offs.’

In het begin van het seizoen ben je nochtans even teruggekeerd naar Standard. Wat is daar gebeurd?

Still: ‘Net voor het seizoen begon, belden ze me. Alexandre Grosjean (bestuurder van Standard, nvdr) zei me dat de club me terug wilde, omdat ze vonden dat ik goed werk had geleverd. Dat ik vertrokken was, kwam doordat ik zogezegd bij Yannick hoorde. Ik kwam met iedereen goed overeen: de spelers, de kinesisten, de mensen op de club… Opeens sprak het idee om op die manier terug te keren me wel aan, dus stelde ik me weinig vragen. Bovendien was het nu financieel een heel andere kwestie: vier keer meer en een contract van onbepaalde duur. Dus ben ik teruggekeerd.’

Niet voor lang…

Still: ‘Ricardo Sá Pinto wou me daar niet. Ik had geen enkel contact met de spelers, noch met de staf. Ik had bijvoorbeeld de gewoonte om te weten waar de staf naar op zoek was, maar ik mocht zelfs geen training bijwonen. De rol van assistent die ik had laten liggen bij Lierse, zou ik nooit kunnen opnemen onder Sá Pinto. Ik was daar nooit gelukkig kunnen worden.’

Is je dagelijks leven fel veranderd nu je hoofdcoach geworden bent?

Still: ‘Fysiek is het erg uitputtend. Het sloopt je.’

Zie je het als een vergiftigd geschenk of een geweldige ervaring?

Still: ‘Ik heb niet een welomlijnd carrièreplan. En van bij het begin ben ik duidelijk geweest: ik wil dit wel doen om de club en de spelers te helpen, maar ik ben als mens en als coach nog niet klaar om voor de rest van het seizoen hoofdtrainer te zijn in 1B. Dat is onmogelijk. Daar ben ik liever eerlijk over naar hen toe. Maar goed, ze hebben me nu gevraagd, dus doe ik het met plezier en op de beste manier dat ik kan. Ik probeer mijn kansen op slagen zo groot mogelijk te maken en dan zien we wel. Ik weet niet wanneer het precies voorbij zal zijn, dus concentreer ik me gewoon op de volgende wedstrijd. De toekomst zal zichzelf wel uitwijzen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content