Met 6,5 miljoen euro voor Steven Defour vestigde Anderlecht een nieuw record wat inkomende transfers in de Jupiler Pro League betreft. Al heeft elke periode zijn bijzonderheden. Een chronologisch overzicht van de meest opmerkelijke transfers in België.

DE PIONIER

Gustave Pelgrims, in 1897 van Racing Club Brussel naar Royal Léopold Club. Prijs: 0 euro.

De Belgische competitie – voor het eerst georganiseerd in 1895/96 – is nog maar aan haar tweede seizoen begonnen wanneer voor het eerst een speler de ene club voor een andere ruilt. In januari 1897 gaat de primeur naar Gustave Pelgrims, doelman van Racing Club Brussel, in die tijd vooral bekend als Zim. Bijnamen waren toen immers erg populair omdat het niet altijd goed stond toe te geven dat je voetbalde.

Zodra Zim voor het iets chiquere Royal Léopold Club voetbalt, gooit hij zijn bijnaam echter overboord en laat hij zich weer als Gustave Pelgrims aanspreken. Niet veel later wordt de keeper een veldspeler en groeit hij uit tot aanvoerder van zijn nieuwe ploeg.

Pelgrims, een echte duizendpoot, richt in 1897 ook de FC Universitaire Louvaniste op, het universiteitsteam dat zich meteen tot de beste in de hogescholencompetitie kroont. Ook L’Etudiant Sportif, later omgedoopt tot La Vie Sportive, beter bekend als het blad van de Belgische Voetbalbond, hebben we aan hem te danken. Na zijn carrière maakt Pelgrims een zoveelste carrièremove en wordt hij vicevoorzitter van de Brusselse rechtbank van koophandel.

Fake Clubmen

Emile Reuse en Albéric Roose. In 1908 van Club naar Cercle Brugge. Prijs: 0 euro.

Vanaf 1908 volstaat het niet meer voor een speler om dertig dagen te wachten na het versturen van zijn ontslagbrief om van club te mogen veranderen. Voortaan bepaalt het reglement dat wanneer een speler één wedstrijd voor een club heeft gespeeld, hij tot het einde van dat seizoen bij die club moet blijven.

Die reglementswijziging leidt tot kafkaiaanse toestanden. Op de eerste speeldag van het seizoen 1908/09 staat er voor Club Brugge een uitmatch bij Royal Léopold Club op het programma. Aartsvijand Cercle plant echter een grote slag en stuurt een auto naar het huis van Clubman Edgard Van Boxstaele. De chauffeur moet de speler zogezegd “naar het station brengen”. Zodra hij doorheeft dat die dat helemaal niet van plan is, springt Van Boxstaele uit de auto en haalt hij op het nippertje de trein naar Brussel.

Zijn ploegmaats Emile Reuse en Albéric Roose laten zich wel in de maling nemen en worden gedwongen mee te spelen in het duel tussen Cercle en Antwerp (3-1). De fans van Club, die meteen doorhebben dat ze het duo kwijt zijn aan hun buur, jouwen Reuse en Roose stevig uit. Kwestie van de haat tussen Club en Cercle wat extra aan te wakkeren.

Groepsaankoop

Emile Stijnen, Constant Joacim, Edouard Van Brandt, Louis Verboven (Berchem Sport), Antoine Corbet, Frans Diels (Antwerp), Frans Van Haelen (Union), François Van Tongerloo (Lierse) en Louis Verstraeten (Eeklo). In 1935 naar Olympic Charleroi. Prijs: 12.500 euro.

Omdat de Belgische Voetbalbond wil vermijden dat voetballers in het zwart betaald worden, belegt de KBVB op 6 april 1935 een speciale vergadering waarin het nieuwe statuut van de onafhankelijke voetballer wordt ingesteld. Een beslissing die meteen ook de verloning en de transfersom, wanneer een speler van club verandert, met zich meebrengt.

De eerste die gretig gebruikmaakt van die nieuwe regel is GastonGianolla, dokter en tevens voorzitter van Olympic Charleroi. Gianolla wil maar wat graag Anderlecht van de troon stoten en aarzelt geen moment wanneer hij de kans krijgt om enkele Antwerpse toppers, destijds toonaangevend in het Belgische voetbal, in te lijven. Hij overtuigt vier spelers van Berchem, van wie Emile Stijnen de meest tot de verbeelding sprekende naam is.

Miel ziet zijn winstpremie vertienvoudigd van 1,5 naar 15 euro. Bovendien hoeven Stijnen en zijn drie makkers zich niet eens naar Charleroi te verplaatsen om te trainen. Ze mogen zichzelf thuis in vorm houden. Nog straffer: van de voorzitter van Berchem, Jef Hellings, mogen zijn ex-spelers op de club blijven trainen. De transfer van het viertal is immers een goede zaak voor Berchem. Volgens 100 jaar Berchem Sport van Karl Böhrer stond de club 1000 euro in het rood, terwijl het gemiddelde maandloon amper 25 euro bedroeg. Met de overgang van de vier spelers was echter 6000 à 8000 euro gemoeid. De put was meteen gedempt.

Voeg daarbij nog de transfersommen die Gianolla neertelde voor de niet-Berchemspelers en Olympic komt voor dat seizoen uit op een investering van 12.500 euro. Een gigantisch bedrag in die tijd.

Die van de fanfare

Jef Mermans. In 1942 van Tubantia Borgerhout naar Anderlecht. Prijs: 3125 euro.

In de Tweede Wereldoorlog doet Anderlecht een eerste gouden zaak door superspits Joseph Jef Mermans voor de neus van Beerschot en Antwerp bij Tubantia Borgerhout weg te kopen. De Antwerpse clubs waren niet bereid om meer dan 100.000 oude Belgische frank (2500 euro) op tafel te leggen, maar Anderlecht maakt er geen punt van om 25.000 frank meer te dokken. Een transfersom van 125.000 frank (3125 euro) is een record voor die tijd, maar Anderlecht zal zich de investering allesbehalve beklagen. Mermans blijft vijftien jaar bij paars-wit en scoort in die periode 369 doelpunten in 405 wedstrijden. Nog altijd een record in het Astridpark.

Er was destijds nochtans flink wat scepsis tegenover de transfer van Jef Mermans. In zijn boek Le Ballon et moi doet de spits het verhaal: “Bij Anderlecht hadden ze amper de tijd genomen om me te scouten. Vandaar ook dat bijna niemand mij herkende toen ik me, stijf van de stress, voor de eerste training aanmeldde. Twee clubmedewerkers stuurden me zelfs vriendelijk weg: ‘Tubantia? Je komt van Tubantia, zeg je? Is dat niet de naam van een of andere fanfare? Sorry, maar hier spelen we voetbal en geen trompet.'” Die komische eerste dag zal de media er niet van weerhouden om meermaals de loftrompet te steken over Mermans, die Anderlecht vanaf 1942 naar de top van het Belgische voetbal stuwt.

De man van 1 miljoen

Willy Saeren. In 1948 van KSK Tongeren naar FC Luik. Prijs: 25.000 euro.

FC Luik doet van zich spreken in 1948. Alsof de 500.000 Belgische frank (12.500 euro) die het neertelde voor aanvaller José Moes nog niet volstond, legt het niet minder dan het dubbele (25.000 euro) op tafel om de Limburgse verdediger Willy Saeren naar Luik te halen. Meteen de eerste keer dat er meer dan een miljoen frank aan een speler gespendeerd wordt in de Belgische competitie.

In La Jeunesse Centenaire, het boek over het honderdjarig bestaan van de club, staat dat “om over de nodige middelen te kunnen beschikken FC Luik Tilleur overtuigde om Buntinckx af te staan aan Tongeren, terwijl Melon naar Tilleur ging om het vertrek van Buntinckx te compenseren. Club Luik zou Tongeren zelfs beloofd hebben een nieuwe hoofdtribune te bouwen.” Het duurde evenwel niet lang vooraleer men zich vragen begon te stellen over die aanpak. Journalist Jacques Lecoq in LesSports: “Kan het dat je het equivalent van vijf of zes recettes (bruto welteverstaan) aan één speler spendeert?” Daarmee is de toon gezet, de prijzen op de transfermarkt gaan vanaf nu snel omhoog.

De gouden kitchie

Wilfried Van Moer. In 1968 van Antwerp naar Standard. Prijs: 162.500 euro.

Op het einde van het seizoen 1967/68 wordt duidelijk dat Antwerp samen met Olympic Charleroi degradeert. Antwerps beste speler, Wilfried Van Moer, twee jaar eerder winnaar van de Gouden Schoen, is al net zo lang Rode Duivel en heeft dan ook geen zin om in tweede klasse te spelen. Antwerpvoorzitter Eddy Wauters toont begrip, maar dat betekent niet dat hij Van Moer voor een appel en een ei van de hand wil doen. Hij legt de transfersom vast op 6,5 miljoen Belgische frank (162.500 euro), een nieuw record voor het Belgische voetbal.

Dat vindt Anderlecht – net voor de vijfde keer op rij landskampioen – te veel. Paars-wit koopt voor die prijs liever de Franse international Yves Herbet van Sedan en Alphonse Peeters van Olympic Charleroi. Kwantiteit boven kwaliteit, want dat Van Moer een team sterker maakt, blijkt meteen bij zijn nieuwe club, Standard, waar secretaris-generaal Roger Petit niet terugdeinsde voor Antwerps hoge vraagprijs.

Van Moers overgang is een schot in de roos. De Rouches pakken onder leiding van hun nieuwe nummer acht drie landstitels tussen 1969 en 1971. Kitchie, de bijnaam die Van Moers Hongaarse ploegmaat Antal Nagy hem geeft omdat hij zo klein is, wint ook nog tweemaal de Gouden Schoen (1969 en 1970) alvorens de leiding van het Standardmiddenveld na zeven succesjaren door te geven aan de IJslander Ásgeir Sigurvinsson. Voormalig Anderlechtvoorzitter (1951-1971) Albert Roosens zal later bekennen dat hij in zijn lange carrière nergens meer spijt van heeft gehad dan van de beslissing om Wilfried Van Moer niet aan te trekken.

De deserteurs

Zodra Constant Vanden Stock zijn intrede in het Astridpark doet, gaat hij voor de ‘verzwak de tegenstander’-politiek. Dat en jezelf versterken kost flink wat geld, blijkt uit de opeenvolging van transferrecords. Het eerste dat sneuvelt, is dat van de 10 miljoen Belgische frank (250.000 euro) die Anderlecht in 1974 spendeert aan Standardspeler Jean Thissen en Clubspeler ErwinVandendaele.

Erwin Vandenbergh vestigt met zijn transfer van Lierse naar Anderlecht in 1981 een nieuw record. Dat Michel Verschueren een lade vol artikels heeft waarin telkens gewag wordt gemaakt van een andere transfersom (van 40 over 50 tot zelfs 63 miljoen frank) toont voor hem dat journalisten zomaar wat schrijven, maar vast staat dat met de overgang van Vandenbergh een recordbedrag gemoeid is.

Acht jaar later, in 1989, sneuvelt ook dat record wanneer paars-wit 90 miljoen frank (2,5 miljoen euro) spendeert aan alweer een speler van Club, dit keer Marc Degryse. Drie jaar later telt Anderlecht meer dan 200 miljoen frank (5 miljoen euro) neer voor het Mechelse trio Philippe Albert, Marc Emmers en Bruno Versavel. Een transfersom die paars-wit in 2013 aan één speler besteedt: Aleksandar Mitrovic.

Dat met de 6,5 miljoen voor Steven Defour – evenveel als Standard in 1968 aan Antwerp betaalde voor Wilfried Van Moer, maar in Belgische frank – nu weer een nieuw record gevestigd is, zal niet meer zijn dan een voetnoot in de vaderlandse voetbalgeschiedenis.

DOOR BRUNO GOVERS

De in 1935 van Berchem Sport overgekomen Emile Stijnen ziet zijn winstpremie bij Olympic Charleroi vertienvoudigd: van 1,5 naar 15 euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content