Na Germinal Beerschot, Willem II en

AZ is Moussa Dembélé bij Fulham FC toe aan zijn derde buitenlandse club. Eentje waar hij zijn spel en persoonlijkheid naar een hoger niveau kan tillen. ‘Ik ben tevreden over hoe alles nu aan het evolueren is.’

T omasz Radzinski en Philippe Albert sloten hier het Engelse luik van hun carrière af en Edwin van der Sar maakte er kennis met de Premier League voor hij naar Manchester United trok. Geen onaardige namen zijn het die Moussa Dembélé (23) voorafgingen bij Fulham FC. De club van Mohamed Al Fayed verloor vorig seizoen onder Roy Hodgson de finale van de Europa League tegen Atlético Madrid en hangt nu in de middenmoot van de Engelse Premier League. Moussa Dembélé is een van de spelers die nu Fulham opnieuw aan Europees voetbal moeten helpen. Hij mag dan de jongste van de ploeg zijn, het korte baardje waarmee hij op de afspraak verschijnt, laat ook enige maturiteit vermoeden. “Een wijsheidsbaardje”, grijnst hij terwijl hij zich – “Het stoort toch niet?” – op een paar afgehaalde warme bakjes samosa’s, pasta, couscous met kip en baklava stort die vrienden voor hem hebben klaargemaakt.

Tegen Stoke City kreeg je een tackle op de enkel die je een paar wedstrijden aan de kant hield. Hoe maak je het nu?

Moussa Dembélé: “Mijn eerste gedachte was: het is gebroken, het is gedaan. Maar uiteindelijk bleek het alleen maar een verrekking. Af en toe voel ik het nog wel even aan mijn enkel, maar ik tape hem in en ik neem pijnstillers, dus ik ondervind er niet zo veel last van. Het was geen mooie tackle, maar in Nederland raakte ik zo ook af en toe geblesseerd, dus ik kijk er niet meer van op. Ik leer er ook uit: hoe ik de volgende keer mijn voet moet zetten. We stonden op dat moment ook 2-0 achter, weet je. Misschien moet ik daar lessen uit trekken.”

Hoe bedoel je?

“Op bepaalde momenten moet ik bekijken hoe ik in duel ga. Soms vlieg ik er zo in dat ik zelf denk van … tja … Je kunt je ook op bepaalde manieren beschermen om weinig blessures op te lopen. Maar het gebeurt nu eenmaal, je kunt er niet altijd iets aan doen. Het is bovendien ook geen drama: uiteindelijk bleef het bij twee speeldagen en een paar wedstrijden bij de nationale ploeg. Ik bedoel: het ging niet over een paar maanden afwezig moeten blijven.”

Je collega-spits Bobby Zamora had minder geluk: hij brak zijn been.

“We speelden in het begin samen voorin en dat ging echt goed. Bobby Zamora is dé speler van Fulham, zeg maar, en als je die van bij het begin al kwijt bent, is dat een drama voor de club. Een handicap is het dus wel, maar we beschikken nog over andere goede spelers.”

Is zijn afwezigheid een groot nadeel voor jou?

“Hij is heel groot, staat in de spits om te scoren en doet dat ook vaak. Maar hij kan ook goed meevoetballen, met mij daarrond, weet je. Ik hou wel van spelers die een een-tweetje kunnen opzetten. Tachtig procent van de duels wint hij, pakt hij gewoon de bal, kan hij draaien en dan kan ik aansluiten. Dat is goed voor mij, want hij is ook creatief en dat maakt het gemakkelijker om te scoren. Dus dat hij er niet bij loopt, is gewoon een mankement.”

Je wordt nu rechts achter de spitsen uitgespeeld of voorin naast Kamara of Dempsey.

“Mja, ik sta meer achter de spitsen, maar mijn rol ligt niet zo vast: het kan ook zijn dat ik in de spits terechtkom in een wedstrijd en daar dan een tijdje blijf staan. De trainer heeft mij nooit iets gezegd: hij zette mij op nummer tien, achter de spitsen.”

Dat is ook de positie waar je voor je transfer op aanstuurde: je wilde een rol op het middenveld met vrijheid om van positie te kunnen wisselen.

“Dat heb ik aangegeven, ja, en ze vonden het goed. Zo zien we Moussa ook spelen bij ons, zeiden ze. En dat is ook een van de redenen waarom ik naar Fulham ben gekomen.”

Marc Wilmots vond bij de nationale ploeg dat je de positie van nummer tien niet aankon. Moet Fulham het bewijs van het tegendeel worden?

“Neen, dat gevoel heb ik totaal niet. Dat was indertijd een heel gedoe bij de nationale ploeg, met spelers die gingen reageren, en daar heb ik geen zin in. Ik vind Wilmots voor de nationale ploeg heel goed: het is iemand met passie en ik heb respect voor wat hij bereikt heeft. Maar die kritiek had hij beter tegen mijzelf gezegd en niet in de kranten, vind ik. Maar ik weet wat ik kan en soms heb je mensen die helemaal weg zijn van je en soms ziet iemand liever een andere speler. Dat is ieders volste recht.”

Je bent een traditie van Nederlandse trainers gewend, met Van Gaal, Advocaat, Koeman, Verbeek. Hoe groot is het verschil tussen hun aanpak en die van Mark Hughes?

“Als je in Nederland hebt gespeeld, waar ze allemaal mondig zijn en iedereen graag praat, is hij heel rustig. Hij praat wel eens met spelers apart, maar een grote prater is hij niet. Ik heb in Nederland niks dan goeie coaches gehad. Van Gaal en Advocaat waren een klasse apart. Qua training en qua omgaan met mensen. Ze waren heel fanatiek.”

En hard.

“Van Gaal nog iets harder dan Advocaat. Advocaat was meer chillen. Maar als je het niet goed deed bij hem, dan was het niet meer chillen, weet je.”

Familiemens

De ploegmaat met wie je goed overeenkwam bij AZ, El Hamdaoui, vertrok naar Ajax. Heb je nog contact met hem?

“Ja, ik schoot heel goed met hem op en we sms’en af en toe. Hij is gewoon een superspeler met een heel goede traptechniek. Ik was onder de indruk van hem als speler en als mens. Ajax is een goede club voor hem, maar ik had gehoopt dat hij misschien ook naar Engeland zou zijn gekomen. Hij naar Fulham zou voor mij geweldig zijn geweest.”

Of jij naar Ajax?

“Ik kón naar Ajax. Ze wilden mij graag hebben, ze waren heel geïnteresseerd. Ze hebben meermaals via mijn zaakwaarnemer en andere wegen laten weten dat ze wilden dat ik kwam. Maar ik wou liever naar Engeland. Ajax is een topclub, maar ik vind Fulham ook een mooie club. Vorig jaar hebben ze mooie resultaten behaald en er is ambitie en potentie. Carlos Salcido ( Mexicaans international, nvdr) gaat ook niet zomaar van PSV naar Fulham. De Nederlandse competitie is niet zoals de Engelse. Ik wil mij gewoon bewijzen in Engeland.”

Waarom ging je niet naar Fiorentina, dat je ook wilde?

“De Italiaanse competitie zegt mij niet veel. Het gevoel speelde ook een belangrijke rol. De Engelse competitie staat toch hoger, vind ik. Er wordt goed gevoetbald. Het is beter dan ik had verwacht. Ik heb het super naar mijn zin. Je hebt een beeld van Engeland als hooligans of dronken Engelsen die je op vakantie weleens ziet, maar de mensen hier zijn echt heel vriendelijk. En Londen is een goede stad om te wonen. Prachtig. Je kunt altijd lekker gaan eten. Er zijn goeie restaurants, bioscopen, winkels en voor mijn familie is het heel gemakkelijk om langs te komen. Top.”

Zie je je transfer ook als een stap naar meer zelfstandigheid?

“Ik woon best al lang alleen, maar mijn ouders komen bijna even vaak hier langs als in Nederland. En mijn neef woont hier al een paar jaar en dat is super voor mij. Hij helpt mij hier met alles. Dat ik mijn familie zo vaak zie, vind ik lekker. Als ik niemand zie of alleen zit, krijg je toch een ander gevoel.”

Maar je zou ook kunnen redeneren: ik ga rijper worden en zelf mijn zaakjes regelen.

“Misschien wel, moeilijk om te zeggen. Ik ben niet iemand die over alles gaat nadenken, ik laat dingen gewoon gebeuren. De rest maken jullie ervan. ( grijnst) Ik blijf gewoon Moussa. Ik ben een familiemens, ik hou van die warmte. Gewoon gezelligheid. Ik heb nu eenmaal graag mijn familie rond mij. Naar Londen kun je bij wijze van spreken elk moment van de dag komen, wat als je ik-weet-niet-waar gaat voetballen moet missen.”

Waarom brak je met Patrick Vervoort als makelaar en stapte je over naar Rodger Linse?

“Ik heb heel goed gewerkt met Patrick, geen kwaad woord over hem, maar er waren andere factoren die meespeelden, maar daar wil ik niet over uitweiden.”

Een van de factoren is dat Linse als makelaar van onder andere Van Nistelrooy en andere Nederlandse internationals een uitgebreid netwerk heeft dat je in je carrière van pas kan komen?

“Nu probeer je er op een andere manier toch achter te komen, hé. ( lachje). Maar ik ga daar echt niet over uitweiden.”

Statistieken

Opmerkelijk is dat geen enkele van je trainers bij AZ eigenlijk precies wist wat nu je beste positie in de ploeg is.

“Maar dat hoeven ze ook niet te weten. ( lachje) Ik ben een speler die tegen aanval en middenveld aanleunt. Ik ben niet de aanvaller die in de spits blijft staan, niet echt een buitenspeler en geen middenvelder die in het middenveld blijft.”

Van jou wordt daarom wel eens beweerd dat je het soms iets te gemakkelijk opneemt door terug te zakken. Wilmots onder anderen vond dat je jezelf meer pijn moest kunnen doen. En Frank Vercauteren vond bij de nationale ploeg één goede wedstrijd op zeven niet genoeg. Kun je je daarin vinden?

“Dat van Vercauteren vond ik flauw. Het was na een wedstrijd waarin iedereen slecht had gespeeld. Dan is hij boos en gaat hij mensen aanpakken. Ik stond daar versteld van. Ik had de wedstrijden daarvoor goed gespeeld. Maar oké, ieder zijn ding.

“Ik bén fanatiek en ik wíl altijd winnen. Ik heb daar nooit problemen mee gehad. De enige kritiek die ik wel eens kreeg, is dat ik meer op doel moest trappen en willen scoren. Daarin ben ik verbeterd, denk ik. Vroeger kon het dat ik drie wedstrijden geen enkele keer op doel schoot. Nu krijg je hier na elke wedstrijd met Fulham statistieken en dan zie je dat ik elke keer wel vijf keer op doel schoot. Dus daar ben ik best tevreden over. Die kritiek is ook wel terecht: ik ben iemand die liever de bal erin loopt of een assist geeft. Ik zal geen Inzaghi worden die alleen maar denkt aan scoren, maar ik kan verbeteren door meer te schieten, dus dat probeer ik dan ook. Mettertijd word ik gevaarlijker. Zo krijg ik meer variatie in mijn spel. Tegenstanders zullen merken dat ik niet alleen kan dribbelen, maar ook kan schieten.”

Gert Verheyen verwoordde het in Sport/Voetbalmagazine als volgt: ‘Een killer ben je of een killer ben je niet, maar je kunt ook een complementair iemand erbij zetten.’

“Ik zal meer en meer scoren – dat is mijn grootste werkpunt – maar mijn natuur is ook meer om in het spel betrokken te raken. In de spits staan en wachten op die ene bal en dan scoren is ook leuk, maar het gaat mij behalve scoren ook om anderen beter te laten spelen en te laten scoren. Ik hou meer van een of twee man passeren en dan schieten of een pass geven.”

Hoe kan het Engelse voetbal je daarin laten evolueren?

“Bijna elke week speel je tegen de beste spelers van de wereld. Dan ga je ook zo’n niveau kweken. Het wordt een gewoonte. Soms heb je spelers die jong naar een buitenlandse topploeg gaan, gewoon omdat je van trainen met topspelers alleen al beter wordt. Ik wil leren. Ik zit hier bij een goede club in een topcompetitie en dan vragen ze meer efficiëntie. Dat ben ik nu aan het trainen.”

Is dat wat je daartoe na al die jaren in Nederland ook nodig had: iets nieuws en wat meer druk?

“Misschien wel, ja. Je komt weer nieuw in een club en je wilt je dan toch meer dingen eigen maken. Ik ben onlangs nog bij Thomas Vermaelen gaan eten, maar ik sprak hem al eens vóór mijn transfer en hij zei: ‘Moussa, hier heb je geen enkele wedstrijd zoals in België of Nederland.’ Daar heb je soms velden waar je vreest dat je je enkel zal omslaan of stadions waar je niet graag naartoe wilt. Hier speel je altijd tegen leuke ploegen in leuke stadions. Dat vind ik wel belangrijk, dat je zo elke week gemotiveerd bent om te gaan spelen. Ook al ben je fanatiek en wil je altijd winnen, als je op Arsenal moet voetballen, is dat toch anders dan tegen pakweg Excelsior.”

Fulham heeft de naam een wat verdedigende ploeg te zijn. Hoe ervaar je dat na wat je bij AZ meemaakte?

“AZ speelde eigenlijk overdreven aanvallend, dus dan is het niet zo onlogisch dat een andere club wat meer verdedigend speelt. Zelf moet ik hier bij Fulham in elk geval minder meeverdedigen dan bij AZ. AZ was voetballend supergoed, die kunnen hier zeker mee. Kracht en snelheid, dat is een ander verhaal, maar voetballend zijn ze beter. Fulham zit professioneel toch ook wel op een ander niveau dan AZ. Alles is veel beter georganiseerd. Dat is van een ander niveau dan ik gewend ben. Je merkt echt dat mensen voetbal hier heel belangrijk vinden. Als je iets nodig hebt, dan wordt daar sneller voor gezorgd. De medische staf bijvoorbeeld is veel groter: had je bij AZ twee kinesisten, hier lopen er acht of negen en fulltime een dokter. Elke dag wordt je bloed geprikt, de urine gecontroleerd, twee keer per week op de weegschaal, polars … Heel professioneel. Daaraan merk je het verschil toch wel.

“Ik wil ooit bij Barcelona spelen of Real Madrid of Manchester United, maar ik moet wel het gevoel hebben dat ik het aankan, dat ik er klaar voor ben. De top is mijn doel, het uiterste uit mijzelf halen, maar ik wil eerst bevestiging bij Fulham en ik ben tevreden over hoe alles nu aan het evolueren is.”

door raoul de groote – beelden: michel gouverneur (reporters)

“De kritiek die ik wel eens kreeg, is dat ik meer op doel moest trappen en willen scoren.”

“Mijn neef helpt mij hier

met alles.”

“Bij een topclub vragen ze meer efficiëntie en dat ben ik nu aan het trainen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content