Bij KV Mechelen leerde Piet den Boer niet alleen asperges eten, hij won er ook een Europabeker en leeft nog steeds dicht bij de club. ‘Het zijn nu, net als wij toen, allemaal gewone jongens.’
De eerste keer dat Piet den Boer de naam KV Mechelen hoorde, was in mei 1981. “Toen zei mijn zaakwaarnemer Ger Lagendijk dat een club in België geïnteresseerd was. Lierse wilde me ook, maar daar heb ik niet mee gepraat. Leo Canjels, toen trainer van KV Mechelen, was komen kijken. Ik wist alleen dat Mechelen een tweedeklasser was met een erg ambi- tieuze voorzitter.
“De eerste kennismaking met voorzitter John Cordier overtuigde me. Hij had een project, wilde binnen vijf jaar Europees voetbal halen en vertelde me hoe hij dat dacht te bereiken. Jij kunt me dat ook wel vertellen, maar van jou geloof ik het niet. Van hem wel. Cordier had me uitgenodigd in de Comme Chez Soi in Brussel, waar ik voor het eerst in mijn leven asperges op mijn bord kreeg. Het kostte me toch een kwartier om uit te vissen hoe ik die dingen uit mekaar moest halen. Maar het etentje is me wel bijgebleven, de wijn was ook lekker. Van de rekening herinner ik me niets: die heb ik gelukkig niet moeten betalen.
“Op dat moment kon ik ook naar Feyenoord. Dat was en is nog steeds mijn favoriete club. Met hen speelde ik toen zelfs een oefenwedstrijd in Capelle aan den IJssel. We wonnen met 8-0 en ik scoorde zeven keer. Maar ik dacht dat het beter was voor mijn carrière om stap voor stap te gaan. Op dat moment was ik semiprof bij toenmalig tweedeklasser Excelsior. Daar had ik bewust voor gekozen omdat ik een goeie job had bij de Nederlandse belastingdienst. Ik was een laatbloeier. Als jonge jongen dacht ik nooit dat ik profvoetballer zou worden. Ik ben er gewoon ingerold. Het jaar voor Excelsior speelde ik bij Xerxes, omgerekend naar Belgische normen derde klasse. Ook na dat jaar bij Xerxes kon ik al naar Feyenoord, maar ik koos voor Excelsior omdat ik daar mijn job kon aanhouden en ’s avonds kon trainen. Met Excelsior werd ik topschutter van Nederland. Net toen ik vast in dienst kon komen, kwam dat bod van KV Mechelen. Ik ben bewust in het diepe gesprongen, ik dacht: we kijken wel waar het schip strandt. Achteraf bekeken was dat het leidmotief doorheen mijn hele carrière. Ik heb in het voetbal nooit aan carrièreplanning gedaan. De ene dag word je opgehemeld, de andere dag uitgefloten. Als spits heb je het voordeel dat je negentig minuten onzichtbaar kunt zijn, maar in de laatste minuut de winning goal kunt maken. En dan ben je plots de held van de dag. Ik ben in die zaken altijd nuchter gebleven.”
Hoeveel normale mensen ben je in het voetbal tegengekomen?
“In die tijd was het financiële gewin nog niet zo groot, waardoor je een heleboel gewone, leuke gasten tegenkwam. Dat was de kracht van KV Mechelen. Het grote geld en hun carrière heeft de spelers van toen niet veranderd. Je had in die tijd ook vriendschap in de kleedkamer. We gingen samen op stap. Ik denk dat jonge spelers nu door het grote geld een karakterverandering ondergaan.
“In onze tijd was slechts tien procent van de spelers buitenlander. Je mocht er maar drie tegelijk opstellen. Soms viel je ernaast om tactische redenen. Bij Bordeaux waren we met zes buitenlanders. Dat seizoen was Manfred Kaltz, een van de toppers toen in het Europese voetbal, vierde buitenlander. Hij had de pech dat Klaus Allofs en ik in de spits stonden, en Jesper Olsen op het middenveld.”
Stereo-installatie
Na je carrière was je niet binnen?
“Ik had een leuk contract, maar ik werk nog steeds keihard. Mijn ouders hebben altijd een huis gehuurd en hielden aan het eind bijna niets over. Dus dacht ik als negentienjarige: als ik ooit een huis kan kopen, ben ik geslaagd. Normaal deed je daar dertig jaar over. Dat ik door het voetbal die periode kon inkorten, vond ik al fantastisch. Ik verdiende aardig, maar niet het grote geld. Om een voorbeeld te geven: met mijn premie na de Europese bekerwinst tegen Ajax heb ik een stereo-installatie gekocht. Een heel goeie, maar toen was het geld wel op. Wij kregen als Europabekerwinnaar als premie 12.500 euro bruto.”
Als je het niet om het geld deed, wat was dan wel jouw drive?
“Kijken hoever mijn grenzen lagen. Daarom ben ik zo blij dat ik Aad de Mos in mijn carrière ben tegengekomen. Van hem heb ik het meeste geleerd. Hij was een van de eersten die op positiespel trainde, in plaats van ons tussen allemaal kegels te laten lopen. Al op de eerste trainingsdag hadden wij iets van: hé, wat is dit? Herhalingen, denken, bewegen, driehoeken maken in het veld en de bal laten werken. Bij de eerste oefening balbezit konden we de bal geen tien seconden binnen de ploeg houden, na een jaar twee minuten. Wij brachten voor die tijd redelijk modern voetbal, met een vlotte balcirculatie. Dat blijft ook nu nog een verschil tussen Belgische en Nederlandse clubs. Club Brugge probeert driehoeken te maken, opbouwend te voetballen. Onlangs zag ik in België nog een eersteklassewedstrijd waarin de keeper alleen maar lange ballen naar voren trapte, er was geen enkele opbouw van achteruit. De Mos liet ons toen vaak trainen op stilstaande fases, waarop we vervolgens zeventig procent van onze goals maakten. Dat moesten we vaak herhalen op training.”
Willen voetballers geen gevarieerde trainingen?
“Vooral voetballers die niets bij willen leren, willen altijd iets nieuws.”
Toen jij naar KV Mechelen kwam, had toenmalig manager Fons Bastijns voor 550.000 euro aan nieuwe spelers gekocht. Dat was in die tijd een astronomisch bedrag voor tweede klasse. Voor die som haalde hij jou, Jos Volders, Raymond Jaspers, Johan Van Arwegen en Filip Benoot.
“De spelers waarmee Mechelen zijn grote successen haalde, zijn pas later gekomen. In die eerste fase maakten Joachim Benfeld en Willy Reisinger ons sterk. Van Reisinger heb ik nooit begrepen dat hij het niet verder schopte dan KV Mechelen.
“Dat eerste jaar zijn we kampioen geworden in tweede, en vervolgens werden spelers gehaald die in het systeem van De Mos pasten. Vooral de as van je elftal bepaalt hoever je komt. Als je een club goed wilt leiden, moet je proberen elk jaar twee spelers te halen die je team beter maken, maar geen tien. Automatismen kweken duurt drie maanden, plus je krijgt met veel nieuwkomers tegelijk veel scheve gezichten in je kleedkamer. Als het dan tegenzit, ben je de pineut.”
Je woont nog steeds in België. Viel de overstap van Nederland naar hier meteen mee?
“Naast het veld was het hier aangenaam leven, maar op het veld was het even wennen. Mijn eerste weken bij Excelsior ben ik op training verrot gescholden en kreeg ik alleen maar schoppen van de routiniers. Dat was geen trainen meer, maar oorlog maken. Hier was dat heel anders. Als je in België tijdens de training iemand ‘klootzak’ noemde, zat die na de training nog altijd in zak en as. De kracht van Mechelen was de mix van Belgische werkkracht en Hollandse flair en brutaliteit. Naast het veld zaten we na de wedstrijd op café . In België heb ik bier leren drinken en uitgaan tot vier uur ’s ochtends.”
Dat een Belgische ploeg een Europabeker won, lijkt nu onvoorstelbaar.
“Het zat ons ook wat mee. De finale speelden we wel tegen Ajax, maar voorheen troffen we met Dinamo Boekarest, Dinamo Minsk, St. Mirren en Atalanta Bergamo – een Italiaanse tweedeklasser – ook geen Europese topteams.”
Na de Europese bekerwinst bleven jullie gewoon bij Mechelen.
“Zeven jaar voetbalde ik voor Mechelen. Tegenwoordig speelt men voor een transfer. Wij speelden voor Mechelen. Toen ik later naar Bordeaux kon, zei ik tegen mijn vrouw: ‘Als het niet lukt, kunnen we altijd terugkomen.’ Maar het viel heel goed mee.”
Gewone jongens
Mechelen bleek ondanks de Europabekerwinst een eindig verhaal.
“Onlangs las ik een mooie uitspraak van Jorien van den Herik over het verval van Feyenoord. ‘De dood van Feyenoord’, zei die, ‘was het behalen van de Europabeker in 2002. Want de supporters gaan steeds meer verwachten.’ De verdienste van John Cordier was dat hij besefte dat hij niet kon blijven concurreren met de salarissen van Anderlecht. Mechelen is ook niet dood, het heeft een trouw en vooral jong publiek. Algemeen gaan er meer mensen naar het voetbal in eerste dan vroeger. Mechelen gaat in die trend mee. Wat ook meespeelt, is de hopeloze situatie waar de club uitgeklauterd is, wat tot een grote verbondenheid leidt bij al wie die periode meegemaakt heeft. Dat is de verdienste van Mark Uytterhoeven en Fi Vanhoof. ”
Was er tevoren geen sprake van dat jij pr zou worden, onder Willy Van den Wijngaert?
“Ik heb in die periode wel eens bepaalde dingen tegen hem gezegd. Dat hij zakelijk moest blijven denken, zich niet mocht laten meeslepen door emotie, mensen moest houden die een band hadden met Mechelen. Zo vind ik nog altijd dat profclubs meer oud-spelers moeten gebruiken in betaalde functies. Al die oud-spelers van PSV zitten in de jeugdwerking. Bij Ajax kom ik Aron Winter en Bryan Roy tegen die daar met de jeugd werken. Die worden daar behoorlijk betaald. Ik had op dat moment veel zin om daar te beginnen, maar er was al een andere manager ( Ivan Buksens, nvdr). Alle respect voor mijnheer Van den Wijngaert, maar als na een titel de voorzitter zelf vooraan op het podium gaat staan, is het opletten geblazen. John Cordier stond vér achter het podium. Die zag ik in zeven jaar welgeteld twee keer in de kleedkamer. Op een bepaald moment las je niet meer over KV Mechelen, maar over Willy Van den Wijngaert. Als je meegedreven wordt door emotie, en de realiteit vergeet, heb je een probleem. De kracht van Mechelen nu is net dat er mensen zitten die de realiteit goed blijven zien.”
Hoe ben je na het faillissement weer bij de club betrokken geraakt?
“Ik had toen Mark Uytterhoeven aan de lijn. Ik werkte toen voor een Belgische bank. Ik zei: als je me nodig hebt, bel maar. ’s Avonds belde hij terug, ’s anderendaags zagen we mekaar. Toen hebben Mark en Fi wat supportersavonden georganiseerd. Daar kreeg je zo veel warmte, waren er zo veel mensen die 1000 euro ophoestten. Dan zeg ik niet: sorry, maar ik doe niet mee. Echt een actieve rol heb ik nooit gespeeld bij de club. Ik heb een voltijdse job als private banker bij ABN Amro, maar als er wat gebeurde op de club, was ik er. Ik leen Mechelen bij wijze van spreken mijn hoofd.”
Waarom zit KV Mechelen al na een paar jaar weer comfortabel in eerste klasse, terwijl het even goed in derde had kunnen blijven hangen?
“De sportieve sterkte van KV Mechelen is dat Fi Vanhoof exact weet wat voor spelers hij moet en kan kopen. Hij gaat niet met een beperkt budget kopen in een winkel waar hij geen geld voor heeft. De spelers die er nu zijn, zweven niet. Ze roepen niet in de krant dat ze een grote transfer willen. Het zijn jongens die, als je ze op straat tegenkomt, gewoon goeiendag zeggen. Gewone jongens.”
Vind je KV Mechelen op dit moment goed bezig?
“Ze staan op de plaats waar ze horen te staan: tussen zes en twaalf. Dat is voor een club als Mechelen al een succes. Als je een team hebt van elf spelers die voor mekaar knokken, kun je topploegen kloppen op hun slechte dagen, maar ga er niet van uit dat je hoge toppen scheert. Het enige wat Mechelen nog meer impulsen kan geven, is een nieuw stadion. Voor de rest heerst op de club rust. Als er rust is in de bestuurskamer, is er ook rust in het stadion.”
EK’88
Waarom ben jij nooit trainer geworden?
“Ik heb mijn diploma UEFA A. Raymond Goethals, die mijn trainer was bij Bordeaux, stelde me voor om ook de Pro License te halen. Nu heb ik spijt dat ik dat niet gedaan heb. Ik zou het graag eens proberen, maar ik geef mijn job alleen maar op voor een project waar de juiste mensen aanwezig zijn.”
Wat heb je gemist in je carrière?
“Eens voor Feyenoord spelen en international zijn. In de aanloop naar het EK’88 belde Rinus Michels me om te zeggen dat ik zijn vijfde spits was. Als iemand van de eerste vier geblesseerd zou raken, mocht ik mee. Maar Kieft, Bosman, Gullit en Van Basten bleven fit. Zij waren vijftig procent beter dan ik, dat weet ik ook, maar dat EK had ik toch graag eens meegemaakt. Verder scoorde ik in de finale van de Europabeker, in de finale van de Belgische beker, was ik Belgisch kampioen, quasi Frans kampioen – want de laatste drie wedstrijden waren omgekocht door Marseille. En nu kan mijn lichaam nog mee. Ik kan nog een wedstrijdje voetballen, als het moet.”
door geert foutré
“In België heb ik bier leren drinken en uitgaan tot vier uur ’s morgens.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier