Op zijn achttiende zat hij bij AC Milan, maar ‘Milaan is een gevaarlijke stad voor een jonge speler.’ Ondertussen heeft Dario Smoje naar eigen zeggen zijn wilde haren verloren. Zij het nog niet letterlijk.

Maandagochtend, de dag na de teleurstellende topper tussen AA Gent en Anderlecht. Veel beweging is er niet op het Gentse oefencomplex aan de Warmoezeniersweg. Op de zichtbaar nog niet scherp afgetrainde Ali Lukunku na werken alleen spelers die gisteren niet in de kern zaten, zich, aangepord door assistent-trainer Freddy Heirman, in het zweet. De anderen hebben er net een korte uitlooptraining opzitten.

“Waar je Dario Smoje kan vinden ? Dat zal wel aan de biljarttafel zijn”, lacht Georges Leekens. En inderdaad : het 1,92 m lange lichaam dat zich over het groene laken buigt, behoort toe aan de tijdens de tussentijdse transferperiode door AA Gent aangeworven Kroatische verdediger. Een klasbak, daar is elke waarnemer het over eens. Kopbalsterk, goed positiespel, technisch bekwaam, tweevoetig. “Met Smoje kan je naar de ‘oorlog'”, liet Leekens al optekenen na diens eerste optreden voor Gent, de oefenwedstrijd tegen Alemannia Aachen.

Vreemd wel dat de 26-jarige Kroaat met halflange haren hiér zijn ‘veldslagen’ komt ‘uitvechten’, want wat komt iemand die op zijn achttiende door AC Milan gehaald wordt als opvolger van Franco Baresi in de Belgische competitie zoeken ? “Nu besef ik dat ik destijds te jong was om die stap te zetten”, zegt Smoje. “Milaan is een gevaarlijke stad voor een jonge speler. Ik verdiende goed en deed domme dingen, zoals vrienden uit Kroatië uitnodigen en met hen ’s nachts de bloemetjes buitenzetten. Iemand van de club wees de jonge spelers wel op de risico’s en bovendien kwamen mijn ouders vaak op bezoek, maar dat weerhield me er helaas niet van stommiteiten uit te halen. Achteraf zag ik in dat ik foute beslissingen nam.”

Hij kreeg dan ook erg vroég het etiket van ‘grote belofte’ opgekleefd. Amper zestien jaar was Smoje toen hij debuteerde in het eerste elftal van Rijeka, het traditionele nummer drie van Kroatië “en een fijne stad om te wonen, aan het strand”, voegt hij er met twinkeloogjes aan toe. Het sporten heeft hij overigens niet van vreemden. “Zowel mijn vader als mijn moeder waren professionele sportbeoefenaars. Mijn vader speelde basketbal bij Kvarner, mijn moeder handbal bij Zamet, twee teams in de hoogste afdeling. Het profstatuut in die tijd kan je vanzelfsprekend niet vergelijken met dat van nu. Naast hun sport werkten ze nog, mijn moeder in een hospitaal, mijn vader in de haven.”

Zelf sloot hij zich op zijn achtste aan bij Rijeka. “Ik doorliep ook alle nationale jeugdselecties. Bij mijn debuut in het eerste was ik de jongste speler in de hoogste klasse. Ik voetbalde er samen met Bosko Balaban, we waren buren en zijn nog altijd goede vrienden. Omdat ik er altijd bovenuitstak – ik bedoel letterlijk, hé – werd ik van bij het begin als verdediger opgesteld.”

Al snel raakten zijn voetbalkwaliteiten ook buiten Istrië en Kvarner – het noordoostelijke deel van Kroatië – gekend. Na twee seizoenen bij Rijeka stroomden de aanbiedingen voor Smoje binnen, onder andere van Anderlecht, maar dat kon niet op tegen de Italiaanse lires. “Juventus informeerde, ook minder sprekende namen als Brescia en Parma.” Maar toen kwam AC Milan op de proppen. “En als Milan belt, is het ónmogelijk om nee te zeggen.”

Zoiets als an offer you can’t refuse ? “Ja, maar niet zozeer omwille van het geld – pas op dat was ook mooi voor een jongen van achttien – maar wel omdat een zo grote club je wil aanwerven. Ik ken geen enkele speler die een aanbod van AC Milan zou weigeren.” Vooral niet omdat niemand minder dan trainer Fabio Capello zelf sterk aandrong op zijn komst. “Ik tekende een vierjarig contract, waarbij het bestuur eraan dacht om me eerst uit te lenen aan een kleinere club. ‘No way’, zei Capello. ‘Hij moet hier blijven, trainen en spelen met Maldini en Costacurta en van hen leren.’ Dat deed ik dan ook. Elke training stak ik wel iets op van die mannen : tactisch, technisch, snelheid van uitvoeren, alles.”

Ook voor Capello koestert hij nog altijd een grote bewondering. “Een van de allerbeste trainers ter wereld – voor zover ik daarover mag oordelen, natuurlijk, maar in elk geval een erg complete trainer. Wat het verschil was met de trainers die ik in Kroatië meemaakte ? Oh, a very big difference. Capello was vroeger ook een uitstekende voetballer, bij de nationale ploeg, Juventus en AC Milan. Tactisch is hij bijzonder sterk, hij kent werkelijk alles van voetbal.”

Hij leerde onder Capello voetballen in een viermansverdediging. “Al van in de jeugd speelde ik centraal in een verdediging met drie, omschakelen was daarom behoorlijk moeilijk. Capello zorgde ervoor dat ik dat onder de knie kreeg. Streng was hij wel, vooral met jonge spelers : hard werken was de boodschap. Een half uur voor elke training nam hij ons apart om technische zaken bij te schaven en na elke training moesten we nog een half uur langer blijven dan de anderen om te oefenen op afwerking, lange ballen, voorzetten vanop de flank. Zwaar, maar lonend, want ik maakte als voetballer progressie.”

Echt vaak aan spelen kwam Smoje nochtans niet toe bij Milan : zes wedstrijden slechts in de Serie A. “En ook een aantal bekerwedstrijden, waaronder de finale tegen Lazio. Teleurgesteld was ik dus zeker niet, want ik vond het al een eer om met die fameuze selectie te mogen trainen. Boban ( ook Kroaat, nvdr) en Savisevic ( Serviër, nvdr) vingen me goed op, Maldini ook overigens. Fantastisch hoe hij nu al zeventien jaar aan de top staat en nog altijd een even hoog niveau haalt, daar kan je alleen maar heel veel respect voor hebben.” De grootste indruk op hem maakte echter niet Maldini, wel George Weah. “Een ongelooflijk complete aanvaller én spectaculair, en ook als mens zeer warm. Eerst denk je : hoe moet ik me tegenover die grote sterren gedragen ? Uiteindelijk blijken ze allemaal vriendelijk en correct met je.”

Eén seizoen maakte hij het van dichtbij mee. “Toen Alberto Zaccheroni als opvolger van Capello aan het roer kwam, zei die tegen het bestuur : ‘Laat Dario maar vertrekken, wedstrijden spelen, zal zijn ontwikkeling ten goede komen.’ Ik woonde in het centrum van Milaan en wilde daar liever niet weg. Daarom ging ik ermee akkoord om voor Monza, satellietclub van AC Milan in de Serie B, te gaan voetballen, terwijl ik aanbiedingen op zak had van ploegen in de Serie A, zoals Verona, Atalanta en Udinese. Ja, dat was een van die foute beslissingen waarover ik het daarnet had. Ik verkoos het goede leven boven het sportieve.”

Niet dat het voetbal er zó slecht was. “Meerdere spelers van dat Monza voetballen nu in de Serie A. Na mijn tweede seizoen daar zette Milan de samenwerking met Monza stop en stuurden ze me naar Ternana, waar ik het één seizoen volhield. Langer in een lagere divisie spelen zag ik niet zitten, so I went back home.”

Home was in dit geval Dinamo Zagreb. “Ik wilde me in de eigen competitie opnieuw lanceren en me zo in beeld voetballen bij de nationale ploeg. Het lukte slechts gedeeltelijk, want ik speelde slechts één keer voor Kroatië, een vriendschappelijk duel tegen Macedonië.” In clubverband was hij wel succesvol. “In 2002 wonnen we met Dinamo de beker en in 2003 werden we landskampioen. Afgelopen seizoen voetbalde ik bij stadsgenoot NK Zagreb, maar daar kende ik dezelfde problemen.”

Van financiële aard, bedoelt hij. “Elke maand kregen we slechts een deel van ons salaris gestort, met de belofte dat de rest wel zou volgen. Dat gebeurde niet, als je het zou uitrekenen, werd ik van die twee seizoenen bij Dinamo slechts één betaald, zoveel heb ik nog te goed. Wanbetaling blijft een gigantisch probleem in het Kroatische voetbal.”

Net als supportersgeweld. “Ik maakte een Milanese derby van dichtbij mee, waar het er tussen de rivaliserende fans ook niet lief aan toeging, maar het hooliganisme in Kroatië is nog van een heel andere orde. Bij wedstrijden tussen Hajduk Split en Dinamo Zagreb vallen er niet zelden dodelijke slachtoffers, hetzelfde voor de derby in Zagreb. Met je kinderen naar het voetbal gaan is dan uit den boze. Veel toeschouwers komen er dan ook niet meer naar de wedstrijden.”

Geen volk en, vooral, geen geld. Reden genoeg voor Smoje om zijn vaderland opnieuw de rug toe te keren, maar zo gemakkelijk als zeven jaar eerder ging dat ditmaal niet. “Managers kwamen wel aandraven met clubs die interesse tonen – je weet hoe dat gaat – maar concreet was er niets.”

Via EricDepireux kon hij een test afleggen bij La Louvière, in de invallerswedstrijd tegen AA Gent. Georges Leekens zag het meteen. “Tijdens de rust al stapte hij naar mijn manager : ‘Die moet ik hebben.’ En zo ben ik hier in Gent beland, waar ik voor anderhalf jaar tekende. Of ik iets afwist van het Belgische voetbal ? Zeker, ik volgde Anderlecht en Club Brugge op tv, in de Champions League. En zowel Balaban als Butina, met wie ik allebei nog samenspeelde, vertelden me dat België een goed land is om in te voetballen.”

Die indruk houdt hij ook over na zijn eerste wedstrijden hier. “Het spelpeil is uiteraard niet hetzelfde als dat van het Italiaanse, Spaanse of Engelse voetbal, maar wél beter dan in Kroatië, waar het technische niveau misschien een ietsje hoger ligt, maar waar het qua snelheid van uitvoering toch minder is. Ik voetbalde al tegen zowel Club Brugge als Anderlecht. Club Brugge voetbalde beter gegroepeerd, bij Anderlecht probeerden ze het eerder individueel te forceren.”

Hij begint het Belgische voetbal met andere woorden al wat te kennen. En wat vindt hij van AA Gent ? “Qua organisatie zit het goed, maar we ondervinden moeilijkheden om te scoren. Dat komt wel weer in orde als Lukunku en Martens fit zijn. De trainingen bevallen me alvast. Georges Leekens besteedt heel veel aandacht aan stilstaande fasen, ik maakte het nergens anders mee dat daar zó vaak op getraind werd. Het mag misschien gek klinken, maar Leekens doet me soms denken aan Capello : hij geeft een goede tactische analyse van de tegenstanders, praat veel met de spelers en geeft ze vertrouwen.”

Aanpassingsmoeilijkheden ondervond Smoje ook naast het veld nauwelijks. “De taal vormt geen barrière, want iedereen spreekt hier Engels en met Runje en Mrvic kan ik in mijn eigen taal communiceren. Bovendien is Brugge, waar mijn vrienden Balaban en Butina wonen, maar een half uurtje rijden. Ik verbleef trouwens twee weken bij Balaban thuis, omdat het appartement dat ik hier in Gent vond, pas vanaf 1 februari beschikbaar was.”

Vanaf volgende week krijgt hij in zijn nieuwe optrekje gezelschap. “Dan komt mijn vriendin, met wie ik bijna vier jaar samen ben, definitief over van Kroatië. Trouwplannen ? Misschien in de zomer, ja. Dat zal mij ook goed doen. Het is tijd om me te settelen, me volledig op het voetbal te concentreren en het nachtleven achter mij te laten. AA Gent is voor mij een nieuwe start, alsof ik opnieuw acht jaar ben.”

door Roel Van den broeck

‘AA Gent is voor mij een nieuwe start, alsof ik weer acht jaar ben.’

‘Het was te vroeg, maar ik ken geen enkele speler die een aanbod van AC Milan zou weigeren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content