Tien jaar na de renovatie is het Koning Boudewijnstadion verouderd. En amper vijf jaar na Euro 2000 klagen Anderlecht en Club Brugge over de beperkingen van hun stadions. Dat is snel. Hoe kan dat nu ?

Januari 2001 blikt Michel D’Hooghe in een interview met De Morgen terug op zijn vele verwezenlijkingen als voorzitter van de Belgische voetbalbond. Een indrukwekkende opsomming is het, met op het einde een eervolle vermelding voor “de modernisering van verschillende Belgische stadions, die nu klaar zijn voor het Europese voetbal van de 21e eeuw”.

Als voorzitter van Club Brugge houdt D’Hooghe tegenwoordig kantoor in een van die moderne stadions. Maar hoe jong de 21e eeuw ook nog maar is, aangepast is het Jan Breydelstadion kennelijk al niet meer. “We zitten aan een gemiddelde van 24.000 toeschouwers en bij sommige wedstrijden barst ons stadion uit zijn voegen”, zei bedrijfsleider Filips Dhondt voor de start van het nieuwe seizoen. Het Jan Breydelstadion heeft een capaciteit van 29.000 toeschouwers, maar volgens D’Hondt is het aan uitbreiding toe. Club Brugge heeft 21.000 abonnementhouders en kent daarmee, samen met Racing Genk, de spectaculairste toename van de laatste jaren.

Bij Anderlecht leeft het verlangen naar een groter stadion al langer. Voor Europese topwedstrijden moeten de staanplaatsen van het Constant Vanden Stockstadion worden omgebouwd tot zitplaatsen, waardoor nog slechts 22.000 in plaats van 28.000 toeschouwers binnen kunnen (zie kaderstuk over het Taylorrapport). De Brusselse club misloopt daardoor een pak recette. Uitbreidingsmogelijkheden zijn er niet in het Astridpark. Voorzitter Roger Vanden Stock lanceerde vorige maand dan ook de mogelijkheid dat zijn club naar het Koning Boudewijnstadion verhuist. “Wat zal er gebeuren als de Rode Duivels er niet meer voetballen ?” vroeg hij zich luidop af. De KBVB overweegt het nationale stadion in 2007 te verlaten als de stad Brussel niet gauw investeert om het zijn viersterrenstatus terug te geven. Het huidige Koning Boudewijnstadion werd ingehuldigd in 1995, precies tien jaar na het Heizeldrama. Een jaar later won PSG er de Uefabekerfinale tegen Rapid Wien. Het was de eerste Europese finale in Brussel sinds de dramatische JuventusûLiverpool, waarbij 39 supporters om het leven kwamen. Het opgelapte stadion was door de Uefa met vier sterren bedacht, het minimum om een finale toegewezen te krijgen. Ondertussen is het er daarvan alweer één kwijt. Wilfried Meert had het zien aankomen. “De Fransen gaan uitpakken in 98”, zei hij twee jaar voor de openingswedstrijd van het WK voetbal in het imposante Stade de France nabij Parijs. “Daarna komen wij met het EK 2000. In een OCMW-stadion. Dat wordt la dernière petite histoire belge.”

Meert, organisator van de Memorial Van Damme, herinnert zich zijn profetische woorden. “Met OCMW-stadion bedoelde ik dat het Koning Boudewijnstadion maar wat in mekaar was gebricoleerd. Van de buitenkant oogt het mooi, zoals ook de eerste aanblik als je binnenstapt perfect is. Maar in de details komen de onvolmaaktheden aan de oppervlakte. Om er één te noemen : de stoelen zijn de meest oncomfortabele die je je kunt indenken. Mensen grijpen naar hun rug. En als er iemand naar het toilet gaat, moet de hele rij rechtstaan, zo smal is het.”

Onlangs was hij in het Bislettstadion in Oslo. “Dat was nog ouder en kapotter dan de Heizel. Nu is het een stadionnetje met 15.500 zitplaatsen. Op maat gesneden van hun publiek, met vergaderzalen en loges, en stukken comfortabeler dan het Koning Boudewijnstadion. Daar moesten van de KBVB 50.000 mensen in kunnen. Voor mij hoefde dat niet. We zijn een klein land, 40.000 mensen volstaat. Maar geef hen comfort.”

Meert begrijpt de uitspraak van D’Hooghe over onze stadions voor de 21e eeuw wel. “Ik beschouw dat als een politiek statement. Michel D’Hooghe reist genoeg voor Uefa en Fifa om te weten wat er in het buitenland gebeurt. Hij zal het ook wel een beetje gezegd hebben om zijn vriend Jean-Luc Dehaene te bedanken. Die heeft destijds zijn Euro 2000 gered. Zonder Dehaenes tussenkomst waren een paar stadions zeker niet opgekalefaterd en dan was Euro 2000 afgeschoten. Niet vergeten dat we ons toen in een periode van communautaire scherpslijperij bevonden. De laatste jaren is het contact tussen de regio’s beter. Het zou nu gemakkelijker zijn een modern en functioneel stadion te bouwen. Met de politiek van toen was daar geen budget voor.”

Trudo Dejonghe is het eens met Meert. “Die onwil om te subsidiëren heeft te maken met de lage sociale status die sport in België heeft”, zegt de sporteconoom. “Liever een nieuw theatergebouw, een SMAK, een cultuurtempel dan een sporttempel. Die zijn ook nooit winstgevend, maar dat vindt iedereen normaal. Wat kost het SMAK niet per jaar aan de belastingbetaler, of Het Toneelhuis in Antwerpen ? Voor de zogenaamde elitaire culturen mag er worden verkwist omdat het zogezegd om de verrijking van de mens gaat. Voor populaire culturen is er, met uitzondering van tv en film, geen plaats. Die moeten zichzelf bedruipen. Sinds het Taylorrapport ( zie kaderstuk, nvdr) hebben ze in België dus gewoon wat stadions opgesmukt. Maar de periode van de betonnen bunkers is voorbij, zie Euroborg in Groningen en Kooimeerplaza in Alkmaar. De Gelredome in Arnhem is een miskleun, maar de meeste andere stadions in Nederland worden deels gefinancierd door de overheid. De EU verbiedt enkel directe subsidies aan professionele voetbalclubs. Doordat het om zogenaamd multifunctionele stadions gaat, wordt de wet omzeild. Veel van die stadions zijn zwaar bekritiseerd, maar de Nederlandse overheid plaatst ze toch. Bij ons kan dit enkel voor cultuurtempels.”

De oplossing volgens Dejonghe is een privaat-publieke samenwerking (PPS). Daarbij maakt de overheid de noodzakelijke verbindingen en stelt ze de grond ter beschikking. Een private investeerder bouwt het stadion en geeft het zijn naam. In het buitenland is die trend al lang gezet : PSV voetbalt in het Philipsstadion, Bayern München in de Allianz Arena, NAC Breda enkele jaren geleden in het Fujistadion, en Arsenal straks in het Emirates Stadium. “En waarom Anderlecht niet in het Fortisstadion ?”

Vergeten detail : in ruil voor 250 miljoen frank Vlaamse Euro-2000-subsidies verkocht Club Brugge zijn Olympiastadion aan de Vlaamse strijder Jan Breydel.

Of Club Brugge aan stadionuitbreiding toe is, durft Dejonghe te betwijfelen. “Hun enorme toeschouwerstoename is het gevolg van een succesvolle marketing, maar volgens mij kan het Jan Breydelstadion nog enkele jaren mee. Voor verdere groei zouden ze een nieuw stadion nodig hebben, maar is die er wel ? Volgens mij zit Club, zoals PSV, dicht tegen zijn maximum.”

Dat grotere stadions automatisch meer toeschouwers aantrekken, is een misvatting. “Dat geldt alleen in regio’s waar de relatieve consumptie laag is”, zegt Dejonghe. Zoals Portugal, waar na het Euro 2004 de toeschouwersaantallen in de nieuwe stadions ongeveer verdubbelden. Ook in Alkmaar en Groningen zullen ze voor een impuls zorgen. AZ speelt momenteel in een stadion waar amper 8200 mensen binnen kunnen en dat steevast uitverkocht is. In België is er veel minder groeimarge. De uitbreiding van de stadions in Sint-Truiden of Lier beantwoordt niet aan een toegenomen vraag. Ook in Gent lijken de ambities de realiteit voorbij te snellen. AA Gent speelt gemiddeld voor 7 à 8000 bezoekers, maar wil naar een stadion met minstens 17.500 zitjes. Voorzitter Ivan De Witte vergist zich als hij zegt dat uit de buitenlandse voorbeelden blijkt “dat een dergelijk concept altijd extra toeschouwers oplevert”. België is Portugal of Nederland niet : nergens in Europa gaan verhoudingsgewijs al zoveel mensen naar het profvoetbal kijken als bij ons.

De verhuisplannen van Anderlecht kunnen wel op Dejonges instemming rekenen. “Hun stadion is te klein voor een topclub. Het overgrote deel van hun toeschouwers komt uit Vlaanderen. Een relocatie naar het Koning Boudewijnstadion is een goedkoop alternatief, maar zal misschien een deel van de Waalse supporters afschrikken. Voor hen neemt de afstand dan weer toe en het is toch voornamelijk uit Waals-Brabant en de grens met Henegouwen dat Anderlecht bijkomende supporters moet aantrekken. Een verhuizing naar de buurt van Neerpede, waar hun jeugdcomplex staat, zou beter zijn. Of een nieuw Fortisstadion aan een afrit nabij Lennik.”

Roger Vanden Stock blijft het Koning Boudewijnstadion de beste locatie noemen voor een eventuele verhuizing van zijn club. Desnoods moet het maar van de grond af opnieuw worden opgebouwd. Hij rekent daarbij op financiële hulp van de overheid. Over een commercialisering van de naam van het stadion rept hij niet. Duidelijk is dat bij leven en welzijn van erevoorzitter Constant Vanden Stock een naamsverandering onbespreekbaar is. Hooguit bestaan er vandaag voorzichtige plannen om de huidige tribunes met sponsornamen te commercialiseren.

Wilfried Meert volgt het met lichte argwaan. “Ik weet niet wat de beweegredenen van Roger Vanden Stock zijn. Van mij mag hij naar het Koning Boudewijnstadion komen, maar hij moet van onze piste afblijven. Op een paar concerten na is de Memorial de enige die het stadion kan vullen. Ik ben het absoluut niet eens met de stelling dat een piste belet dat er ambiance is in een stadion. Ambiance heb je als je spektakel laat zien. Als je derdeklassevoetbal brengt, is dat natuurlijk moeilijk.”

Volgende week : interview met Christian Reniers, de Belg die er mee verantwoordelijk voor is dat de Uefabekerfinale dit seizoen in het stadion van PSV wordt gespeeld.

Jan Hauspie

‘Waarom voetbalt Anderlecht niet in het Fortisstadion ?’ (Trudo Dejonghe)

‘Roger Vanden Stock mag komen, maar hij moet van onze piste afblijven.’ (Wilfried Meert)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content