De trainer van Anderlecht blikt terug op een vreemd jaar met ups en downs en kijkt de toekomst met vertrouwen tegemoet. ‘Ik ben benieuwd waar mijn top ligt.’
Op de tweede verdieping van het trainingscomplex van Neerpede bevindt zich het kantoor van John van den Brom. Flatscreen, laptop, printer, rondslingerende opstellingen. Het raam biedt een fraai zicht over drie trainingsvelden. De Nederlander bezorgde Anderlecht na een bewogen seizoen de 32e titel in zijn historie. Na een vakantie in Amerika maakt hij zich op voor zijn tweede jaar in Brussel.
Een voorbereiding beginnen bij dezelfde club, het is eens wat anders.
John van den Brom: “Zo ben ik mijn eerste persconferentie na de vakantie ook begonnen. Dat het voor mij wennen is ergens langer dan een jaar te werken. Een beetje zelfspot kan geen kwaad.”
Bij ADO Den Haag en Vitesse was u na een goed seizoen meteen weg. Nu moet u succes een vervolg zien te geven.
“De uitdaging is nu veel groter dan een jaar geleden, omdat we een compleet nieuwe ploeg moeten neerzetten. Vorig jaar kwam ik binnen in een bestaand geheel. Ik haalde er maar één speler bij, Bram Nuytinck. Nu is de situatie totaal anders. Lucas Biglia, Dieumerci Mbokani en Milan Jovanovic zijn vertrokken. En daar komt waarschijnlijk nog Cheikhou Kouyaté bij. Ook in de breedte zijn we aardig wat spelers kwijt. Er staat ons een hoop te doen, zeker vier à vijf directe basisspelers moeten erbij komen.
“Toch leven we in vergelijking met een jaar geleden veel meer ontspannen naar het seizoen toe. Destijds stond ik direct onder druk. Anderlecht moest en zou zich, voor het eerst in zeven jaar, kwalificeren voor de groepsfase van de Champions League. Er stond een miljoen of zeventien op het spel. Ik moest presteren, in een omgeving waar niemand mij kende. Dat werd tijdens mijn presentatie nog eens gevoed door de voorzitter. ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog nooit van deze trainer had gehoord’, zei hij.”
Lekkere binnenkomer was dat.
“Ach, ik wist het al. Ik was bij hem thuis geweest en hij zei meteen: ‘Ik ken u niet, vertel eens wat over uzelf.’ Gelukkig kende Herman Van Holsbeeck me wél. Toch stapte ik vol vertrouwen in, omdat ik overtuigd ben van mijn kwaliteiten. Ik besefte wel dat het heel belangrijk was die voorronde van de Champions League goed door te komen.”
Dat bleek wel uit uw enorme blijdschap na het verslaan van AEL Limassol.
“Daar lachten sommige mensen om, maar kom, het was toch logisch? Er viel zó veel van me af. Het was pure ontlading en opluchting.”
Wat volgde was een vreemd seizoen, met een prima eerste helft en een hoop stress erna. Hoe kwam dat?
“Vóór de winter speelden we heel mooi voetbal. Mede door onze ervaringen in de Champions League, waarin we weinig punten pakten maar qua spel aardig overeind bleven, groeiden we naar een hoog niveau. We speelden echt Anderlechtvoetbal en wonnen twaalf keer op rij. Toen kwamen de problemen. Gedoe rond Biglia in de winter. Hij keerde later terug van vakantie, door ziekte, en stuurde aan op een transfer. Dat zorgde voor onrust.
“Daarnaast kregen we met belachelijk veel schorsingen te maken, ook op basis van tv-beelden. Jovanovic drie wedstrijden en Mbokani alles bij elkaar zelfs negen! Als je dat soort spelers gaat missen, en vaak een aantal tegelijk, dan is dat cruciaal. We speelden niet goed meer, maar bleven wél resultaten halen.”
Tot de play-offs.
“Pff… Achteraf zeg ik: top, geweldig. Volle stadions, veel spanning. Maar toen ik er middenin zat, werd ik gek. Iedereen had me gewaarschuwd, maar pas toen de play-offs begonnen, kreeg ik buikpijn. Zeker omdat ons spel nog steeds niet goed was. Zo ontstond druk, stress.
“Dit seizoen zal ik dingen anders doen. De dertig reguliere competitieduels zijn helemaal niet zo belangrijk. Het is beter later te pieken. Al kun je dat natuurlijk niet precies plannen. Maar ik denk dat ik spelers vaker rust ga geven. Vorig seizoen hebben we liefst 59 officiële wedstrijden gespeeld. Sommige jongens hebben ze bijna allemaal meegedaan. Dat is misschien te veel geweest. Spelers willen nooit rust, zeker niet als het goed gaat. Maar als coach moet je ze soms tegen zichzelf in bescherming nemen. Zo voorkom je dat je op het eind loopt te worstelen.”
Dansende John
Wat dacht u toen er ineens boze fans op het trainingsveld stonden?
“Dat is enorm opgeblazen. We waren bezig aan een slechte serie, met vijf punten uit vijf duels. Er was een nationale feestdag en ik dacht: we doen eens wat anders, we gooien de hekken los. Kwamen er drieduizend mensen op de training af. Leuk en positief. Maar er was ook een heel klein groepje hooligans bij. Na twintig minuten kwamen ze het veld op om verhaal te halen bij de spelers, niet eens bij mij. Die hooligans werden uitgefloten door de rest. Toen kwam het mooiste: meneer Vanden Stock, zeventig jaar oud, stapte op die gasten af. ‘Wat komen jullie doen?’, zei hij. ‘Niemand komt aan mijn spelers of aan mijn club!’ Waarop ze vertrokken. Na de training bleven we nog wel een uur handtekeningen uitdelen. Dáárover las je helaas niks terug. Het ging alleen maar over dat kleine groepje.”
Maar toch: lag uw hoofd op het hakblok tijdens die play-offs?
“Dat gevoel heb ik nooit gehad, geen seconde. Mijn enige referenties zijn Vanden Stock en Van Holsbeeck. Die zeiden: ‘Coach, natuurlijk willen we kampioen worden, maar als dat niet lukt, heeft dat geen consequenties.’ Dus dat was duidelijk. Het is ook niet des Anderlechts, zomaar een trainer op straat zetten.”
Tegen het eind was ook nog een aparte rol weggelegd voor een andere Nederlander: mental coach John Troost. Waar kwam die ineens vandaan?
“Op zondag hadden we verloren van Club Brugge, in de laatste minuut misten we voor de zoveelste keer een strafschop. We zaten heel diep. We waren niet wanhopig, maar er moest wel iets gebeuren. Op maandag kreeg ik een mail van John, van wie ik nog nooit had gehoord. ‘Haal mij en ik maak Anderlecht kampioen’, schreef hij. Ik nodigde hem uit, hij vertelde zijn verhaal en ik besloot hem bij de groep te halen. We zouden hem alleen betalen als we de titel zouden pakken. Dat is gelukt.”
Op basis van zijn mediaoptredens is het moeilijk de man serieus te nemen.
“Ik ben not amused over de wijze waarop hij zichzelf profileerde. De afspraak was dat hij low profile zou blijven. Maar al op de eerste dag ging dat de mist in. Hij heeft zichzelf in allerlei programma’s verkeerd neergezet, rare dingen geroepen. Dat heeft John helemaal niet nodig. Hij is een heel apart persoon, doet veel op basis van muziek. Vrolijkheid, dansen. Soms dacht ik: nu even niet. Kwam hij mijn kantoor binnen en begon hij ineens te dansen. Maar op de een of andere manier werkte het in de groep. Hij heeft geholpen de sfeer te keren, zorgde voor positieve energie. Ik geloof in zulke dingen. Vroeger als voetballer bij Vitesse al, daar volgde ik soortgelijke therapieën. Als je bereid bent daarin mee te gaan, gebeuren er spectaculaire dingen. Zo ook met John. Hij maakte ons niet kampioen, maar heeft ons wél geholpen. Niet meer, niet minder.”
Op het matje geroepen
Hoe verhoudt de Belgische competitie zich tot de Eredivisie?
“Het niveau is vergelijkbaar. Wij zouden in Nederland óók titelkandidaat zijn en de ploegen die hier vorig jaar in de play-offs stonden, zouden allemaal in de top zes van de Eredivisie kunnen eindigen. Een groot verschil is de speelstijl. Nederlandse ploegen willen altijd winnen, Belgische teams spelen nog vaak om niet te verliezen.
“Maar het allergrootste verschil zit in de accommodaties. Er zijn hier stadions die in Nederland echt niet geaccepteerd zouden worden. Zulte Waregem werd tweede, maar heeft achter één doel niet eens een tribune. Op dat vlak kunnen jullie nog een grote inhaalslag maken. Dit is het moment, nu het voetbal dankzij de nationale ploeg meer leeft dan ooit. Nu kun je doorpakken.”
Zit er volgens u nog veel Belgisch talent aan te komen?
“Bij Anderlecht wel in ieder geval. Deze voorbereiding laat ik vijf jeugdspelers meedraaien. Een van hen is net zestien, Joeri Tielemans, hij doet het geweldig. Als je goed genoeg bent, ben je oud genoeg. Die gedachte begint hier ook eindelijk te leven. Met dank aan de coaches uit het buitenland, zoals al die Nederlanders.”
Merkt u dat er daarover animositeit is bij de Belgische coaches?
“Niet direct, maar dat leeft zeker. Belgische trainers vinden het niks dat bij alle grote clubs een buitenlander langs de lijn staat. Dat zou in Nederland precies hetzelfde zijn. Maar ja, wat kan ik eraan doen? Ik denk dat ik als Nederlander wat kan toevoegen. Andersom ervaar ik het werken in het buitenland ook als een verrijking. Het is maar België, maar toch. Veel dingen zijn hier toch totaal anders dan in Nederland.”
Hier kan je bijvoorbeeld niet ‘verneukt’ zeggen op tv. Het land stond in brand.
“Ik wist niet wat me overkwam! Toen heb ik wel een slechte week gehad. Het was de eerste en enige keer dat Van Holsbeeck mij op het matje riep. Hij gaf me echt op mijn kop. Dat het absoluut niet des Anderlechts is je zo uit te laten. Ongelooflijk. Zó veel tumult om één woordje… En niet eens zo schokkend, toch? Ik vond ook echt dat die scheidsrechter ons vern… eh, dat woord dus. In Nederland gooi je dat er gewoon uit. Hier kan dat dus niet. Ik kijk een volgende keer wel uit.”
Totaal verkeerd imago
Ook in Nederland bent u niet onomstreden.
“Ik heb een slecht imago, dat weet ik en daar baal ik van.”
Eigen schuld?
“Ik heb één fout gemaakt en dat is de manier waarop ik bij ADO Den Haag ben vertrokken. Ik had de bestuursleden Paul Beyersbergen en Mark van der Kallen moeten melden dat ik met Vitesse ging praten. Ik verwijt mezelf dat ik bij veel mensen rondom ADO kwaad bloed heb gezet. Als ik het goed had aangepakt, netjes had gecommuniceerd, was ik door de grote poort naar buiten gedragen. Nu ging ik door de achterdeur.”
Doodzonde, een mooi jaar waarin je ADO plaatste voor de Europa League zo afsluiten.
“Het is een smetje, maar dat weegt niet op tegen alle geweldige herinneringen. Ik krijg nog steeds kippenvel als ik beelden terugzie. Plezier en presteren gingen hand in hand. Dat is ook echt iets waar ik naar streef. Als spelers met een lach op het veld staan, zullen ze beter presteren. Je kunt dat als trainer bereiken met oefenvormen, maar ook met je benadering. Ik sta tussen mijn spelers in, zit nog altijd het liefst in de kleedkamer te dollen. Dat was zo bij het eerste ploegje dat ik trainde, de amateurs van Bennekom, en nu bij Anderlecht is dat niet anders. Ik ben altijd mezelf gebleven. Ik spiegel mezelf vaak aan Frank de Boer, die is net zo. Heeft zich ook nooit gek laten maken en volgt altijd zijn eigen lijn. Net als ik.”
Bij Vitesse ging u ook na een seizoen weg. Dat was weer niet goed voor uw imago.
“Er zijn nog altijd mensen die denken dat ik wegging omdat ik ergens anders meer kon verdienen. Onzin. Het liefst had ik nu nog bij Vitesse gewerkt, maar dat ging niet meer.”
Want?
“Ik móést weg. Het was niet míjn beslissing. Voor nul procent.”
In de officiële berichten vanuit de club klonk teleurstelling over uw besluit te vertrekken.
“Ja, dat vond ik ongelooflijk. Heel pijnlijk. Ik heb er nooit veel over gezegd, omdat ik geen zin had in het verleden te blijven hangen. Genoeg mensen binnen Vitesse wisten hoe het zat. Het is voor mij wel goed dat mijn opvolger Fred Rutten ook alweer na een jaar vertrok. Dat zal buitenstaanders meer begrip geven voor míjn situatie.”
Rutten klaagde over de communicatie met de leiding, eigenaar Merab Zjordania dus.
“Was voor mij niet anders. Bij Vitesse is het heel simpel: je moet werken met de spelers die je tot je beschikking krijgt. That’s it. Als je dat vooraf wéét, moet je niet zeuren. Maar als je te horen krijgt dat we zullen overleggen, dat we samen kijken waar we ons versterken en dat vervolgens niet gebeurt, dan heb je een probleem.”
Hoe vaak had u contact met Zjordania?
“Na thuiswedstrijden zocht ik hem meestal op in zijn loge. Dan spraken we elkaar een minuutje of tien. Doordeweeks zag ik hem nooit. Weet je, zulke mensen horen er tegenwoordig bij. Je ziet ze overal. Monaco, Manchester City, PSG,… Vergeet ook niet dat Vitesse zónder Zjordania naar de klote was gegaan. We moeten blij zijn dat hij erin is gestapt. En dan moet je daar ook de tol voor betalen. Heel veel dingen gaan wél goed bij Vitesse. Fantastisch stadion, grote achterban, sinds kort een geweldig trainingscomplex. Alle mogelijkheden zijn er om heel snel een topclub neer te zetten. Maar over de manier waarop je een club leidt, valt nog te discussiëren. Dat kan beter. Merab zal hopelijk bijleren. Hij is geen verkeerde kerel, je kunt met hem goed over voetbal praten. Ik heb het afgelopen jaar alweer een paar keer een glas wijn met hem gedronken in zijn loge. Hij was een van de eersten van wie ik een sms kreeg na de titel met Anderlecht.”
Wat uw verhaal over een gedwongen vertrek zo vreemd maakt, is dat u meteen rond was met Anderlecht. Hoe zat dat?
“Anderlecht had zich al eerder gemeld bij mijn zaakwaarnemer Louis Laros. Ik zei dat ik het een prachtige club vond, maar dat een vertrek niet aan de orde was. Ik heb netjes afgezegd en alles gemeld bij Vitesse. Daarna reisden we met de selectie naar Suriname als afsluiting van het seizoen. Toen kantelde alles. Terwijl ik daar zat, had Louis in Nederland een gesprek met de mensen van Zjordania. Zij waren duidelijk, ik moest weg.”
Waarom?
“Dat heb ik nooit rechtstreeks gehoord. Later begreep ik dat we nog hoger hadden moeten eindigen. Ik kon op mijn kop gaan staan, maar Vitesse zou een nieuwe trainer halen. Voor mij was dat een klap. Een donderslag bij heldere hemel.
“Daarop heb ik zelf weer contact gelegd met Anderlecht om te vragen of de vacature nog bestond. Ze waren ver met een andere kandidaat. Als die ja zou zeggen, waren ze afgehaakt voor mij. Gelukkig bedankte die persoon. Daarna ging het snel. Zó is het gegaan. Toch heb ik een totaal verkeerd imago in de voetbalwereld en daar heb ik moeite mee. Ik bén geen clubhopper. Kijk mijn cv er maar op na. Ik ben juist een heel loyaal en toegewijd persoon, die één fout heeft gemaakt toen hij naar Vitesse kon. Dat is en blijft mijn club. Maar nu ik hier in Brussel zit, heb ik het fantastisch naar mijn zin. Anderlecht is geweldig, het Ajax van België. Een club met bravoure, dat past bij mij. Je moet dat trouwens niet verwarren met arrogantie. Anderlecht is van binnen juist heel warm, alle deuren staan open. Iedereen is één.”
Hoelang blijft dit uw kantoor?
“Kijk naar mijn lijn als coach, die loopt mooi omhoog. Bennekom, Jong Ajax, AGOVV, ADO, Vitesse, Anderlecht. Overal ging het goed. Ik ben heel benieuwd waar mijn top ligt. Maar als íémand even niet vooruit moet denken, dan ben ik het. Mijn contract loopt nog twee jaar door en deze keer wil ik de rit dolgraag afmaken. Al is het maar om van dat verdomde imago af te komen.”
DOOR GEERT-JAN JAKOBS
“Deze voorbereiding laat ik vijf jeugdspelers meedraaien. Een van hen is net zestien, Joeri Tielemans, hij doet het geweldig.”
“Het liefst had ik nu nog bij Vitesse gewerkt, maar ik moest er weg.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier