Al meer dan een kwarteeuw is Ronny Desmedt betrokken bij Brugse derby’s, aan de twee kanten. Hij maakte vreugdemomenten mee, maar ook pijnlijke. ‘Bij die 10-0 hebben we zelf nog geprobeerd om de ploeg af te remmen, maar het lukte niet.’

R onny Desmedt: “Ik zit al zo lang in dat voetbal – al 25 jaar bij Cercle en daarvoor nog Club en Trabzon en voordien nog Roeselare – dat ik Michel D’Hooghe kan volgen als die zegt: wat moet een mens nog meer hebben? Ik vul mijn dagen met dingen waarop ik verzot ben. Mijn vrouw zit me altijd te pousseren om een boek te lezen. Toen we op reis gingen, kocht ik eens het dunste boek van Aspe. Heb ik uitgelezen, maar het kostte me wel veertien dagen. Zij doet daar misschien anderhalf uur over. Ik heb wél altijd boeken mee over voetbal, om bij te blijven. Raymond Verheijen is een van de toppers in Nederland, een zeer clever man. Als je die tijdens studieweekends hoort praten, is het geen toeval dat Guus Hiddink hem regelmatig meenam. Zijn boeken, daar kan ik me ongelooflijk mee bezighouden. Direct omzetten in schema’s.

“Het derbygevoel is iets speciaals, daarmee verras ik niet. Mijn eerste derby’s waren bij Cercle, in de jaren tachtig. De kloof met Club was toen zeer groot, in die wedstrijden hebben we serieus afgezien. Winnen was in die periode een half mirakel. Ik betwijfel of dat met budget te maken had, het verschil in budget is nu misschien nog groter dan vroeger. Maar nu hebben we het gevoel dat we elke derby kunnen winnen, omdat we een ploeg hebben die moeilijk te manoeuvreren is. Alleen scoren we niet gemakkelijk, anders waren we misschien nu al zeker van play-off 1. Vroeger was dat anders. Bereikte je met Cercle Brugge in de stand iets als een tiende plaats, dan had je zéér goed gevoetbald. We hadden wel een goeie bekerreputatie, dat is gegroeid onder Georges Leekens, die kon zich daarop heel goed focussen. We hebben toen een finale verloren van Club, eentje gewonnen, en we werden een keer uitgeschakeld in de halve finale. Maar dat aanhouden over dertig wedstrijden, dat lukte niet.

“Die bekerfinale van 1986 tegen Club, op Olympia, daarover is toen zeer veel inkt gevloeid. Club heeft toen het thuisvoordeel gekocht, daar waren wij zeer kwaad om. De Heizel was niet beschikbaar vanwege verbouwingen, de finale zou normaal op Anderlecht worden gespeeld. Maar voor de bekerfinale tussen de twee Brugse clubs werd verhuisd naar Brugge. Drie vierde waren Clubsupporters, een scheidsrechter komt dan altijd onder druk. Of Michel D’Hooghe daarin een rol heeft gespeeld, weet ik niet, je kunt wél zeggen dat Cercle toen meer op zijn strepen had moeten staan. Georges heeft dat dan maar gedaan, zéér luid.” ( lacht)

Tien-nul

“Ik heb mooie herinneringen aan de derby, maar ook pijnlijke. In mijn eerste gooide Birger Jensen een bal tegen de lat. Al draaiend, voor hetzelfde geld gooide hij die bal in de goal. Nu kun je daarom lachen, maar ik kan je zeggen dat het heel pijnlijk is als je dan op de bank zit. Je voelde je belachelijk gemaakt. Ik denk niet dat het de bedoeling was van Birger, maar zo kwam het wel over. Georges vertelde toen dat Birger onder Ernst Happel eens een bal achter de rug uitgooide, in de voeten van een tegenstrever. Hij beging vervolgens een strafschopfout, maar pakte die dan wel. Heel het stadion: ‘Birger! Birger!’

“Later hebben we die ploeg kunnen versterken, met Kari Ukkonen, Edi Krncevic, Zoran Bojovic … Die heb ik ooit in de kleedkamer moeten bewaken. Lokeren zocht in die periode ook een verdedigende middenvelder en Bojovic speelde heel goed. Alleen: hij had toen nog geen contract. Georges haalde hem snel van het veld en zei tegen mij: blijf bij hem, die mag de kleedkamer niet uit, eerst laten tekenen! Bojovic was pas de dag voordien aangekomen, met een klein versleten autootje, omdat hij bang was om te vliegen. Wij hebben in die dagen ongelooflijke transfers gedaan. Bwalya Kalusha, Charly Musonda … En iedere speler had zijn verhaal. Ik herinner me dat we in Zambia speelden, tegen de ploeg van Kalusha. In dat team zat er een petoeterke van wie je geen bal kon afpakken. De week nadien speelde Musonda op Cercle Brugge. Tijdens zijn eerste wedstrijd, op Aalter, was Charly bang: het begon te sneeuwen … Kalusha is later naar PSV gegaan, Charly en Krncevic naar Anderlecht, Bojovic naar Standard.

“Een derby is altijd wel specialer voor Cercle dan voor Club, denk ik. Bij ons zitten er altijd meer Bruggelingen, ik denk niet dat de mensen die Club aantrok zich druk maken dat het volgend weekend tegen Cercle is. Bij ons is de link met de stad veel groter. Cercle dat zich profileert als ploeg van ’t stad, er is een verbondenheid. Het lukt niet in Antwerpen, Luik of Brussel, maar bij ons wel. Waarom? Omdat we elkaar misschien zeer goed aanvullen. Wij hebben veel supporters uit Brugge. Club ook, maar de meesten komen van overal in Vlaanderen. Ik heb er zelf ook gewerkt, ben op maandagen naar supportersclubs geweest. Daarvoor hebben we een pak afstand afgelegd. Misschien lukt het daarom.

“In 1989 ben ik met Georges naar Club overgestapt. Niet rechtstreeks, ik werkte even bij Roeselare, hij in Anderlecht en Kortrijk. Toen zaten we bij de derby plots telkens in het winnende kamp. Eentje eindigde op 10-0. Dat zijn matchen waarin alles lukt en op een gegeven moment bij de tegenstand de veer breekt. Dat duel … In feite moest het verschil niet zo groot worden. Georges heeft toen wissels doorgevoerd om de machine te doen stoppen, maar zelfs dat lukte niet. Ja, we hebben toen bewust geremd. Je moet altijd respect hebben voor je tegenstrever. Georges was zijn carrière bij Cercle gestart, dat mocht hij niet vergeten. Hij had er altijd heel goed kunnen werken, ging er weg in de beste omstandigheden, dan moet je een ander niet belachelijk maken. Na die 10-0 was ik zeker niet euforisch. Euforie heb je na een 3-2 in de laatste minuten. Nu zaten wij daar van: jongens stop, het is genoeg. Maar het publiek wilde dat niet, die riepen maar: ‘ Tiene, tiene!’ Spelers werden vooruit gedreven, terwijl wij – en dat is de werkelijkheid – het spijtig vonden. Een heel raar gevoel.”

Play-off 1

“Halverwege de jaren negentig ben ik naar Cercle teruggekeerd, toen ze in tweede klasse zaten. Eerst was Rudi Verkempinck trainer, daarna Dennis van Wijk. Eindrondes gespeeld, maar niet kunnen promoveren. Dan is JerkoTipuric gekomen, met hem zijn we kampioen geworden. Harm van Veldhoven heeft ons dan in eerste gehouden en hij heeft ook weer een van die derby’s kunnen winnen. In 2006, de eerste zege sinds 1993. Doelpunt van Frederik Boi, 1-0.

“Het was mooi dat uitgerekend hij die wedstrijd kon beslissen. Een echte Bruggeling, zeer uitbundig, dat enorm benadrukkend. Mocht die jongen zich puur bezighouden met zijn voetbal, nu nog, dan zit die niet op de bank bij OHL. Fré speelt heel graag en als ik lees dat hij evenveel tijd steekt in bridge als in voetbal … Dat is mooi, maar het is wel met voetbal dat je je brood verdient. Maar in zo’n derby kon hij wat speciaals, ging hij op de toppen van zijn tenen lopen en presteren. Vorig seizoen scoorde hij ook. In de tweede match was Kristof D’Haene de held, ook een Bruggeling, iemand van Club zelfs. We hebben nog andere derby’s kunnen winnen, alleen werden kansen niet omgezet in doelpunten. Ook dit seizoen, in de heenronde.

Christoph Daum durfde niet voluit te gaan tegen ons, daaruit leid ik af dat de kloof tussen Club en Cercle is verkleind. Het worden meer en meer fifty-fiftywedstrijden. En dan zie je dat je het met een veel kleiner budget de andere toch moeilijk kunt maken. Het puntenverschil is negen, op twee wedstrijden van het einde van de competitie. Dan was de kloof vroeger toch wel veel groter. En ik denk dat het in de toekomst zo zal blijven: wij komen dichter omdat we talent hebben. Goeie jongeren. Dat zeggen we al twee jaar, dus dat betekent dat ze al twee jaar ouder zijn. Over twee jaar moeten ze er echt staan. Je moet niet te vroeg van jongens vedetten maken, fysiek en mentaal moeten ze groeien.

“Club – ze mogen daar zeggen wat ze willen – heeft gekocht om mee te doen voor het kampioenschap. Ze moeten niet zeggen: we zijn content met de derde plaats, dan doen we beter dan vorig jaar. Voor de derby zijn zij favoriet. Dat wij profiteren van de financiële inspanningen van Club, dat een nieuw veld liet aanleggen, daar lig ik absoluut niet wakker van. Het is weer een investering van hen om kampioen te worden. Wij hebben ons geld nodig om de ploeg uit te bouwen.

“Hun ploeg? Ik ga hier de analyse niet maken. ( lacht) Ze hebben heel veel talent én ervaring, met die kwaliteiten moeten ze bij machte zijn – en ze speculeren daar ook op – om het verschil te houden zodra het is gemaakt. Dat is wat negatiever, vergeleken bij de vorige trainer, maar het resultaat is heilig. En daarover gaat het. Kun je daarmee kampioen worden, niemand zal je tegenspreken. Ik denk dat Daum het elders ook zo heeft gedaan en het leverde resultaten op. Nog een bewijs voor hun ambities: als ze zo’n man binnenhalen, is dat om kampioen te worden. Niet om als derde te eindigen.”

Impulsiviteit

“De rol van Cercle in het Belgische voetbal is heel belangrijk, vind ik. Die is: aantonen dat je met veel jeugdspelers kunt meedraaien in de competitie. Dat je daarvoor geen tweederangs- of derderangsvoetballers uit het buitenland moet aantrekken. Daar moeten ze wat tegen bedenken, meen ik. Ik vind ook dat Cercle een grote stabiliteit heeft, je gaat niet zien dat in één keer de helft van de ploeg vertrekt. Het is een rustige vereniging, waar spelers bij de start van het seizoen al niet uitkijken naar een andere ploeg. Dat zorgt voor stabiliteit. Altijd op tijd betaald, met discrete voorzitters. Je hebt er die alle dagen in de krant staan, maar hun spelers niet tijdig betalen. Dan creëer je onrust.

“Kan Cercle overkomen wat Westerlo overkomt? Zeg nooit nooit, Westerlo speelde vorig jaar nog de bekerfinale. Een slechte start en je komt er niet meer bovenop, je verdoet veel geld tijdens de winterstop en toch lukt het niet meer … Maar ik denk dat wij met een ploeg zitten die voor een groot stuk kan terugvallen op automatismen. Als het moeilijk gaat, kun je daar een resultaat mee neerzetten. We hebben ook zeer veel jongeren en een van hun kwaliteiten is dat ze er altijd voor gaan. Als het moeilijker gaat, geven jongeren zich maximaal en iemand die zich maximaal inzet, staat soms ook garant voor resultaat, als je het geluk wat aan je kant hebt. Het ergste wat je kan overkomen, is dat er een stuk wedstrijdmentaliteit wegvalt.

“Ik hoop dat we in play-off 1 raken. Ik zeg je direct waarom. Eén: je speelt voor een gemiddelde van 15.000 man, in play-off 2 misschien 4000 tot 5000. Twee: je moet deelnemen op een moment dat je met al die jonge gasten al een hele competitie hebt gespeeld en ze allemaal een beetje dood zijn. En dan moet je voetballen tegen ploegen die een grotere kern hebben, alle posities nagenoeg dubbel bezet. Die kunnen nog altijd dat tempo hoog houden, twee keer per week. In zulke omstandigheden kunnen onze spelers hun grenzen verleggen, op voorwaarde dat we zéér goed omgaan met de rust nadien. Want jonge gasten gaan mee in het tempo, dat merken wij goed als Tsjoeke ( Oleg Jasjtsjoek, nvdr) er niet bij is. Met hem kun je het tempo eens uit de wedstrijd halen en je weer beter organiseren. Jongeren moeten dat leren – wanneer doseren, wanneer tactisch staan, wanneer even recupereren – zodat je de volgende keer meer rendement haalt uit je actie. Anders wordt die na een tijd te vlak en kun je met je acties het verschil niet meer maken.”

DOOR PETER T’KINT

“Voor die bekerfinale op Olympia heeft Club het thuisvoordeel gekocht, daar waren wij zeer kwaad om.”

“Club – ze mogen daar zeggen wat ze willen – heeft gekocht om mee te doen voor de titel.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content