Praten over zichzelf doet Bernard Tchoutang, nieuw bij Lierse, graag. Dat zulks niet zonder enig gevoel voor pathos gebeurt, illustreert meteen ook de essentie van zijn levensfilosofie : ‘Ik heb ruimte nodig.’

B ernardTchoutang stroopt de mouwen op en toont zijn schouders. “Kijk hier, overal heb ik littekens. Op mijn billen moeten er ook staan. Van de zweep van mijn vader. Ik wou voetballen, maar híj wou dat ik naar school ging. Dus sloeg hij mij. En hij wist hoe, want hij was agent in het leger. Mijn moeder probeerde mij altijd te beschermen en kreeg daardoor ook vaak klappen. Ik haatte hem en als ik hem zag thuiskomen, vluchtte ik mijn bed in. Ik had voortdurend schrik.

“Op zekere dag stond mijn vader – zonder dat ik het wist – toe te kijken terwijl ik met de schoolploeg een toernooitje voetbalde. Toen ik thuiskwam, riep hij me in de kamer. Dat is het moment dat mijn leven veranderd heeft, want hij nam zijn zweep en sneed ze voor mijn ogen in stukken. Filston, zei hij, vanaf nu zal ik je niet meer slaan. Ik was totaal verrast. Waarom doet mijn vader zo, vroeg ik mij af ? In het leven, zei hij, doet men niet altijd wat men wil. Het spijt me dat ik je geslagen heb, maar ik zag geen andere uitweg om je te laten doen wat ik wou. Maar je hebt je weg gevonden in het voetbal. Je moet alleen beseffen dat je dat niet je hele leven kan doen. Je moet óók leren.

“Hij heeft me die raad gegeven en een week later is hij gestorven. Hij moet het voelen aankomen hebben, maar ik was in shock. Ik was 16 en ik dacht : wat moet ik doen ? Dus heb ik op mijn zestiende bij Racing Bafoussam mijn eerste aansluiting getekend om weg te zijn van huis en te kunnen voetballen. Later pas heb ik beseft waarom mijn vader mij sloeg. Het was zijn manier om te tonen dat hij van mij hield : hij wou dat ik een perfect mens zou worden, dat ik zou weten dat het leven ook anders kon dan zoals in Afrika. Nu heb ik veel respect voor hem, want ook al kreeg ik nooit speelgoed, ondanks zijn karig loon, zijn wij met negen kinderen nooit iets tekortgekomen.

“Mijn moeder is vier jaar geleden gestorven. Ze was verlamd aan de rechterkant en ze had diabetes. Acht jaar lang heeft ze in een zetel gelegen. Na het overlijden van mijn vader heeft ze er een paar jaar alleen voor gestaan met negen kinderen. Toen ze ziek werd, ben ik één maand gestopt met voetballen. Ik wou niks meer doen. Maar zij heeft mij overtuigd om te herbeginnen, anders had ze geen geld om de rest op te voeden. Telkens als ik belde, huilde ik, maar zij stelde mij iedere keer gerust. Nu nog mis ik haar heel erg, want voor mij is ze altijd een liefdevolle moeder geweest. Ik besef dat ze samen met mijn vader naar mij kijkt en niet tevreden zal zijn als ik niet mijn best doe.

“Het is ondertussen bijna twee jaar geleden dat ik nog in Afrika was. De laatste keer kreeg ik het heel lastig : in het huis voelde ik de hele tijd mijn moeders aanwezigheid. Zeker toen ik in de kamer kwam waar ze gelegen had, voelde ik dat er iets ontbrak. Dat heeft mij zó pijn gedaan. Vorig jaar lag mijn vliegtuigticket klaar, maar ik heb mijn reis geannuleerd. Ik kon het niet. Ooit zal ik wel nog eens terug moeten, want mijn neef, mijn kleine broer en een zus wonen daar nog ; de rest zit in Europa.

“Zelf ben ik in 1996 naar Europa vertrokken. Nadat ik in Kameroen voor Racing Bafoussam en Tonnère de Yaoundé had gevoetbald, raakte ik door Kono, de doelman van de nationale ploeg, overtuigd om naar Vanspor, in Turkije, te gaan. ’t Was een andere cultuur, maar de mensen zijn er wel serviable. Alleen kwam ik er op een moment dat er nog niet zoveel Afrikanen speelden. Zo herinner ik mij, dat ik op een dag uit de spelersbus stapte en ik iedereen van ontzetting hoorde roepen omdat er een zwarte bij liep. Ooit kreeg ik tijdens een wedstrijd zelfs een banaan toegeworpen. Ik ben gestopt en ik heb ze op mijn gemak staan opeten en de schil teruggegooid. Maar ik heb het die mensen niet kwalijk genomen, want misschien, dacht ik, hebben ze nooit geleerd hoe ze met een zwarte moeten omgaan.

“Ik heb ook vertrouwen gesteld in de verkeerde managers. Ik verdiende 3000 dollar per maand, voor iemand uit Kameroen een enorm bedrag. Daarvan kon ik mijn moeder en mijn acht broers en zussen eten geven. Maar mijn manager, hoorde ik achteraf, had nóg een contract getekend voor 2000 dollar en stak daarvan alles in eigen zak. Maar ergens dacht ik : ik ben ondertussen toch in Europa geraakt en ik heb mijn familie kunnen onderhouden. Toch hou ik nu nog vrienden over aan Turkije, want ik leerde ook de taal een beetje.

“Uiteindelijk ben ik in België terechtgekomen omdat ik in centraal Europa wou voetballen. Verblijven deed ik bij Jean-Jacques Missé-Missé, die mijn schoonbroer is. HenriDepireux, de bondscoach van Kameroen, had goeie contacten in Mechelen, dus ik kon daar dankzij hem meetrainen. Alleen zijn er misverstanden van gekomen : ze dachten dat ik zou blijven, maar tweede klasse was niet waar ik voor wou kiezen. Zo kwam ik in Genk terecht, waar An- thuenis door een kleine blessure twijfelde of hij mij zou nemen. Ondertussen was ik in een oefenwedstrijd tegen Roda wel opgemerkt door Martin Jol en meneer Hendriks, die mij naar zijn club haalde.

“Ik speelde daar in de spits en op rechts. Het verschilt een beetje van trainer tot trainer : er zijn er die graag een spits met loopvermogen hebben en die mij alleen voorin gebruiken, en er zijn er die een 4-3-3 verkiezen en mij daarin op rechts gebruiken. Omdat ik snel ben, vragen trainers mij wel dikwijls om voor een ander te werken. SefVergoossen vroeg mij veel werk te doen voor BobPeeters en PeterVanHoudt. Het jaar daarna kwam GeorgesLeekens. Ik heb hem onlangs nog gebeld.

“Dat ze me in Nederland vaak verweten dat ik te lang wegbleef als ik naar Afrika ging en dat ik daarna de voeten niet altijd op de grond had, dat is waar. Maar er zijn nu eenmaal luchtvaartmaatschappijen die niet altijd vluchten terug hebben ; als je dat dan uitlegt, geloven ze je alleen niet. En wat dat zweven betreft : als honderdduizend man in Afrika je naam scandeert en je komt dan in Nederland, met veel minder volk en waar niemand je benadert, heb je gewoon tijd nodig om weer te wennen. Maar dat was toen, nu ben ik toch rijper geworden.

“Na vier jaar bij Roda had ik nood aan een nieuw avontuur. Ik kon naar Metallurg Donetsk in Oekraïne. Oekraïne is eigenlijk bijna hetzelfde als Kameroen : je hebt er geld of je hebt het niet. Mensen werken er niet echt elke dag, il s’en fichent pas mal du boulot. Oekraïne is daardoor un peu chiant. Ik zal niet zeggen dat de voetballers daar dom zijn, maar ze leren in ieder geval niet snel. En ging je daar naar je auto, vroegen ze verbaasd of je wel een rijbewijs had. In Afrika, zeiden ze, waren toch geen wegen, laat staan auto’s ? Ze dachten daar dat wij in de bergen of de bomen leven. Er waren er ook maar drie of vier die Engels spraken, terwijl ik vind dat je toch wat moeite moet doen. Zelf spreek ik ook Engels en Nederlands kan ik lezen.

“Ik kreeg er problemen met het bestuur. Qua financiën, maar ook sportief. Ik had een contract waarin stond dat ik bonussen kreeg als ik zestig procent van de wedstrijden speelde. Dus toen ik veertig procent had gespeeld, lieten ze mij aan de kant, ook al was ik belangrijk voor de ploeg. Terwijl ik in Frankrijk met vakantie was, is MarcFoé, mijn landgenoot, in Lyon tijdens een wedstrijd van de nationale ploeg overleden. Dus ik belde de club om te vragen of ik daarom nog een week langer kon blijven. Geen probleem, zeiden ze. Maar toen ik daarna in Oekraïne kwam, waren ze er niet over te spreken. Ze zochten gewoon een excuus om mij niet te moeten betalen. Maar óf zij betaalden en ik bleef, óf ik moest mijn vrijgavepapieren krijgen. Ze pakten me mijn auto en mijn huissleutels af, dus ben ik naar Parijs gevlogen om met mijn advocaat te overleggen. De zaak is nu doorgespeeld aan de Fifa.

“Gelukkig vonden EricDepireux en RobertoMazzaro nu Lierse voor mij. Ik wil niet mislukken. Ik geloof in de trainer en mijn ploegmaats, maar ook in God. Want soms heb je de béste trainer en de béste ploegmaats van de wereld, maar je wint niet. Dan blijft er nog een derde mogelijkheid over : bidden. Ook al krijg je daardoor niet altijd wat je wil, je voelt je er tenminste wel goed door. Ik heb in mijn leven al veel met priesters gepraat, want in de kerk voel ik me zoals in een voetbalstadion : op mijn gemak. Mijn vader zei altijd : een kerk is het mooiste wat er is op aarde. Het is de enige plaats oú on est sain. In een kerk worden alle slechte gedachten van mensen goed. Maar ik respecteer iedereen. Ik ging in Turkije zonder problemen een moskee binnen om gewoon wat na te denken. Ik vind namelijk dat je alle culturen moet leren kennen. Dat wil ik ook aan mijn kinderen meegeven : overal waar je komt, práát met de mensen, bekijk zoveel mogelijk, leer bij, want dat wordt je rijkdom. Ook al krijg je dan al eens klappen in het leven.

“Ik smeed snel vriendschapsbanden, vaak de verkeerde en als ik dan ontgoocheld word, voel ik me heel slecht. Ik ben heel emotioneel. Drie, vier maanden zat ik in Oekraïne zonder mijn familie te zien. Als ik dan mijn dochtertje aan de lijn kreeg, huilde ik. Kijk hier : als ik over mijn kinderen praat, krijg ik kippenvel. Mijn kinderen zijn mij zo dierbaar… Ze kunnen mij mijn voetbal afpakken, mijn vrouw, maar niet mijn kinderen, dat zou ik niet accepteren. Mijn gezin, mijn vrouw en mijn twee kinderen, volgt me al sinds een paar maanden niet meer. Ik heb een huis gekocht in Frankrijk en daar verblijven zij, want in Oekraïne was er geen Franse of Engelse school. Het is niet elke dag la vie en rose, maar il faut savoir s’ accrocher. Hier weet ik gelukkig dat ik snel in Parijs kan staan als ik me slecht voel. Het idee dat het kán, is al geruststellend.

“Mijn kinderen zijn gezond, maar als ik andere kinderen zie die ziek zijn, ça fait chaud au coeur. Daarom ben ik voor liefdadigheid altijd beschikbaar. Maria zei : kom hier, arme kinderen. Zo ben ik ook : ik passeer niemand die bedelt, zonder iets te geven. Ik wil daarom nu ook een project opstarten om bedrijven te vinden die rolstoelen aan Afrika kunnen leveren, want die zijn daar heel moeilijk te krijgen. Je moet delen in het leven om mensen te helpen. Dat gevoel heb ik ook bij een wedstrijd : ik doe de mensen een plezier. C’est pour ça que j’ai besoin de m’élargir. Daarvoor heb ik ruimte nodig. Ik ben geen voetballer die thuis blijft zitten. Ik ga weg, mensen ontmoeten, een praatje slaan in de supermarkt. Ik heb thuis een zak staan met visitekaartjes. Misschien wel duizend zitten erin. Amerikanen, Japanners, Australië, China… Van overal waar ik door het voetbal geweest ben.

“Zo wil ik ook zijn op het veld : ik wil in de aanval overál spelen, links, rechts, voorin. Je suis un homme public sur tout les plans. J’aime espacé ma vie, op en naast het veld . Soms heb ik dan wel problemen met een trainer, die wil dat ik me concentreer of aan tactische afspraken hou. Maar concentreren, wat is dat ? Concentreren is ook communiceren met de anderen, het publiek, de medespelers. Ik zal een inspanning doen om in positie te blijven als de trainer dat vraagt, maar negentig minuten kan ik dat niet, want soms moet je iets ánders proberen te doen. Want waarom staan Cantona, Pelé, Maradona, Beckham, Ronaldo of Zidane bekend als goeie voetballers ? Omdat ze vaak een beetje ongedisciplineerd zijn, zich gewoon amuseren met de bal en voelen wat de ploeg nodig heeft, soms dingen die de trainer op voorhand niet had gezien. Dat is de magie van voetbal : op sommige momenten kunnen ingaan tegen wat de trainer vraagt.”

door Raoul De Groote

‘Thuis staat een tas met wel duizend visitekaartjes.’

‘De magie van voet-bal is : soms kunnen ingaan tegen wat de trainer vraagt. ‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content