Aan de vooravond van de Tour een gesprek met Tom Boonen en Wesley Sonck. De voetballer heeft een immense bewondering voor zijn gesprekspartner : ‘Ik ben goed op het nationale vlak, Tom is wereldtop !’

Eigenlijk hadden we het al opgegeven. Tom Boonen had het zo druk, zuchtte zijn agendamanager, die op de duur gek werd van ons gestalk aan de telefoon. Eind april vroegen we dit tweegesprek met Wesley Sonck aan, maar we waren al juni en nog had Vlaanderens nieuwe god geen gaatje gevonden in zijn agenda. Tot het toeval toesloeg. Op een blauwe maandagmiddag belden we Kevin Hulsmans en fietste die niet toevallig net op dat moment in het gezelschap van zijn kopman ? Hulsmans negeerde het gevloek van Boonen op de achtergrond – ‘ verdomme, neen, wie is dat nu weer’ – gaf toch de zaktelefoon door en, ja hoor, twee dagen later zitten we, dankzij nog een extra persoonlijke ingreep van Wesley Sonck, samen in de Spork in Zolder. “Jullie hebben geluk”, lacht Boonen. “Het is de laatste dag dat ik tijd kon vrijmaken.”

Wesley is een wielerfreak, maar heb jij iets met voetbal ?

Boonen : “Ik volg het op afstand, zoals alle sporten. Zelfs wielrennen volg ik niet fanatiek. Ik zal niet snel naar een koers kijken of de uitslag opzoeken, behalve misschien als er een massaspurt aankomt. Daar kijk je toch anders naar, je kent die mannen en let op hun linke trucs.”

In een gesprek in onze wielerspecial met je ouders, kom je naar voren als een durver. Vuur maken in een tent doet niet iedereen.

Boonen : “Dat was nog een van onze minst gevaarlijke stunts. Ik heb veel geluk gehad als kleine, anders had ik hier niet gezeten. Voor ons huis lag een groot braakliggend terrein en daar hebben we veel uitgehaald.”

Sonck : “Wij ook. Op een dag speelden we in Pollare op een stuk grond waar veel auto’s stonden. We prulden wat met vuurwerk. Mijn broer stak toen een hoop stro in brand. Als je daar nu aan terugdenkt…”

Jullie hebben allebei één jongere broer die dezelfde sport deed of doet, maar het minder ver schopte.

Boonen : “Ik heb een hele goeie band met hem, hij is mijn beste kameraad. Sven heeft even gekoerst, tot een jaar of vijf, zes geleden, en gaat nu gewoon werken. Door hem besef ik hoe goed ik het heb.”

Sonck : “Mijn band is ook goed, maar anders. Ik woon al lang niet meer thuis.”

Boonen : “Wij raken daar niet weg, jong.”

Sonck : “Ik hoor hem wel elke dag. Hij werkt op het ministerie, elke dag met zijn kabaske de trein op. Dan ben je heel blij dat je voetballer kon worden. Al moet ik zeggen dat mijn vrouw het eerste anderhalf jaar dat ik voetballer was, meer verdiende. Toen moesten we letterlijk de centjes bij elkaar rapen om de huur te betalen. Maar dat vond ik niet erg, ik was alleen, zelfstandig.”

Dat jullie het wel verder schopten in de sport, is dat geluk of talent, of een combinatie ?

Boonen : “Je hebt talent nodig en dan moet je op de juiste moment op de juiste plaats zijn en het dan ook nog kunnen.”

Sonck : “Mijn broer is in mijn ogen goed genoeg voor derde klasse, voor eerste provinciale vind ik hem te goed. Hij is heel snel, maar heeft niet mijn techniek.”

Boonen : “Als je uit een generatie wielrenners één goeie haalt, heb je een geslaagde lichting. Mijn broer was sterk genoeg, hij is een mooie atleet, maar hij miste de feeling om op het goeie moment op de juiste plaats te zitten. Hij kreeg soms ook hartritmestoornissen in een inspanning. Ongevaarlijk, maar dan zeg je toch rapper dat het voldoende is.”

Sonck : “Talent is één, maar je moet er ook voor kunnen werken. Mensen zien alleen de mooie kant van de zaak. Wat shotten, wat trainen en goed verdienen. Bij voetballers is dat beeld overigens nog veel erger dan bij wielrenners. Ik vind zelf trouwens ook wel dat wat zij doen, harder is. Ik was een shotter, heb wel wat koerskes geprobeerd, maar ik kon het niet.”

Boonen : “Niet harder, Wesley, anders.”

Sonck : “Zeker qua intensiteit. Bij ons is het voortdurend sprinten, stoppen, weer sprinten. Maar ik denk dat hun laatste kilometers moordend zijn, heel diep in het rood. Ik heb de Ronde Van Vlaanderen al eens gevolgd vanuit de koers. Zoals die mannen afzien… Dat is geen talent meer, maar training. Veel training.”

Boonen : “Dat zit bij mij in het vakje talent. Gedrevenheid, dat durven doorbijten. Kapot gaan. Er zijn zo veel grote talenten geweest die het nooit maakten, omwille van dat koppeke.”

Sonck : “Zestien, zeventien, dat is in alle disciplines een gevaarlijke leeftijd. Meisjes, uitgaan, een brommer. Als je dat beperkt doet en je houdt veel over voor je sport, dan kom je er. Bij Molenbeek waren er veel jongens die beter waren dan ik. Veel beter, ik moest in het begin met de provinciale ploeg meespelen, wegens niet goed genoeg. Maar nu is er niet één bij die even hoog speelt als ik. Ik kon dat allemaal beter beheersen.”

Boonen : “Tot zestien, zeventien jaar was het voor mij vooral ‘spelen’. Ik denk dat het vaak de mannen uit de tweede rij bij de jeugd zijn die de echte toppers worden, omdat die altijd moeten boksen, altijd moeten strijden tegen mannen die iets sterker zijn of er toen al iets meer mee bezig. Ik was bij de jeugd altijd tweede of derde, zelden of nooit eerste. Ik koerste ook zot in die tijd, viel altijd aan vanaf de eerste ronde. Onze pa, zelf renner geweest, zei daar nooit wat van. Tot ik in mijn tweede jaar bij de nieuwelingen een keer van hem één koers voorin moest blijven zitten, in het wiel. Toen won ik de spurt met twee seconden voorsprong. Toen was ik vertrokken : dat jaar won ik nog zeventien koersen.”

Sonck : “Wij voetbalden ook heel lang voor ons plezier. Als ik nu die gastjes van Ajax zie, hoeveel druk die op hun schouders liggen hebben. Elk jaar evaluatie en keihard, jij bent niet goed genoeg, jij wel. Voor kleine jongens moet zoiets verschrikkelijk zijn, al op 12, 13 jaar horen dat een grote club je niet ziet zitten. Ik ben blij dat ik heel lang dat speelse kon houden en talent drijft uiteindelijk toch boven, hoor.”

Boonen : “In de koers heb je te maken met je entourage. Als een manneke twee, drie koersen wint, komen de supporters en heb je plots alle weken vijftien man mee. Als het wat goed gaat, worden dat er 150. Die mannekes worden zot gemaakt, zijn prof op hun 15, 16, rijden met het beste materiaal.. Als ze dan moéten presteren, hebben ze de punch niet meer. Vaak heeft dat ook met de groei te maken. Steegmans won 40 koersen per jaar, maar als je foto’s van nu met toen vergelijkt, is er niks veranderd. Die was op zijn zestiende volgroeid.”

Je bent een durver. Helpt dat in een spurt ?

Boonen : “Ik ben niet bang op de fiets, omdat ik weet dat ik geen onberekende risico’s neem. Soms ben ik wel bang van de anderen.”

Sonck : “Ik heb ze in de Giro toeren zien uithalen…”

Boonen : “Het is overal zo, alleen brachten ze het in de Giro ontzettend goed in beeld. In de Tour in het wiel van Petacchi raken, dat is pas gekkenwerk. Eigenlijk kan je beter je eigen spurt rijden, want je gaat kapot als je het wiel van een ander tracht te houden. Of hij de rapste is ? Petacchi wint al zijn spurten dankzij zijn treintje. Zet Mc Ewen, Hushovd of mij achter dat treintje en we winnen er ook acht van de tien. Hij wordt gewoon zo goed gepiloteerd omdat hij de status van topspurter bereikte en de hele ploeg rond hem wordt gebouwd. Dat moet je afdwingen.”

Jullie zijn allebei afwerkers. Legt dat druk op je schouders ?

Boonen : “Bah neen, ik win meer niet dan wel. Al goed, want ik merk dat niet winnen tegenwoordig ook al nieuws is. In de Ronde van België was een tweede plaats het hoofdpunt in het nieuws. Het heeft te maken met het verwachtingspatroon, de mensen zijn niet zo snel meer tevreden. Als ik volgend jaar in de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix twee keer tweede word, zijn dat wereldprestaties, maar in de ogen van de supporter zal ik een slecht jaar hebben. Mijn voordeel is dat ik dat besef. En de ploeg is heel tevreden, van hen mag ik eens verliezen.”

Sonck : “Er zijn periodes geweest, vooral bij Genk, waarin ik met de ogen dicht naar de goal mocht knallen. Alles ging binnen. Kop, links, rechts, desnoods met de knie. Dan ga je naar Ajax en lukt dat niet. Daar kreeg ik het wél op mijn brood. Toen ik op training eens discussieerde over een bal die buiten was, zei Koeman me vlakaf : ‘Jij moet zwijgen en goals maken.’ Dan zwijg je wel.”

Boonen : “Ik maak me daar niet zenuwachtig in. Dat zit ook in dat pakketje talent.”

Sonck : “Wat mij opvalt, is dat het bij die mannen die zo goed zijn als Tom of Ronaldinho allemaal zo makkelijk lijkt. Ronaldinho lacht de hele tijd, jij ook, terwijl al die anderen liggen af te zien. Tom, dat is toch plezant, jong. Vertrekken in de eerste rit van de Ronde van België, zeggen : ‘Vandaag win ik’, en dat nog doen ook.”

Boonen : “Het is op zo’n moment dat je zwaar ontgoocheld kan raken als het niet lukt. Maar het geeft heel veel voldoening, ja. Weten dat ze gaan proberen om je kapot te krijgen, maar dat het hen niet lukt…”

Sonck : “Over Ronaldinho hoor ik sommigen zeggen : ‘Mens, wat is die lelijk.’ En dan ! Ik wil direct ruilen. Make me ugly in plaats van beautiful. Ik ben ook wel goed, maar op het nationale vlak. Die bewondering heb ik voor Tom : hij is wereldtop ! Mijn vrouw vraagt soms : ‘Hoe kun je nu zot zijn van de koers ?’ Dat is gewoon zo. Terwijl ik een wedstrijd van de Rode Duivels niet volledig kan uitkijken.”

Boonen : “Ik relativeer dat allemaal. De mensen wachten nu een beetje tot Armstrong stopt en er iemand anders de Tour wint. Als ik nog vijf jaar presteer zoals nu, zullen ze dat ook maar gewoon vinden.”

Vind jij koersen gevaarlijker geworden, met al die rotondes, wegversmallingen, paaltjes ? Het bos van Wallers is wegens te gevaarlijk al geschrapt uit Parijs-Roubaix.

Boonen : “Dat is weer zo hypocriet als het groot is. Dat bos moest eruit, maar al die andere stroken zijn even gevaarlijk. Ik vind dat je een parcours zo moet uittekenen dat je wedstrijdvervalsing uitschakelt. Op zich kunnen plaatselijke ronden, maar ze mogen niet gevaarlijk zijn. In de Giro zoeken ze het soms. Waar ze ergens een massaspurt vermoeden, zullen ze tien kilometer voor het einde een smal zijstraatje opzoeken of een afdaling met haarspeldbochten.”

Moeten renners meer inspraak hebben ?

Boonen : “In principe hebben we alle inspraak, want als we niet trappen, trappen we niet. Het probleem is alleen een gebrek aan solidariteit en het feit dat weinig renners een eigen mening hebben. Sommige mannen kunnen niet anders. Niet iedereen heeft die contracten, niet iedereen kan zeggen : ‘ Foert, laat maar varen.’ In die fameuze Ronde van België van vorig jaar, toen we staakten, hebben ze op het einde toch gespurt. Vanuit de gedachte : ze moesten toch maar eens een uitslag opmaken.”

Sonck : “Mij stoort alleen de livewedstrijden op de middag, omwille van de tv. Wat moet je dan eten als ontbijt ? En wanneer ?”

Boonen : “In de Giro was de proloog ’s avonds laat. Dat sloeg ook nergens op. Met die 1,1 km ben je dan een hele dag bezig. Alweer Giro hé. In Italië is dat echt verschrikkelijk. De Tour is op dat vlak veel beter geregeld. Veel zwaarder, maar beter georganiseerd.”

Sonck : “Wat is de zwaarste ronde ?”

Boonen : “Het fietsen is in alledrie lastig, maar de Tour is zo veel groter. Mensen zien alleen de rit, wij hebben ook nog eens alle verplaatsingen. Vooral de bergritten zijn een verschrikking. Ik zit al drie kwartier langer op de fiets dan de besten en dan moet je naar beneden, samen met al die toeschouwers. Ik ben vorig jaar eens drie uur na aankomst in het hotel aangekomen, om negen uur. Dan moet je nog douchen, massage, ben je om halfelf aan tafel. Om halfeen kruip je dan in bed, om acht uur eruit, weer auto’ke in en 200 km verder naar de start. Dan 250 km op de fiets en ’s avonds hetzelfde. Niet aan de rit ga je kapot, maar aan het hele pakket. Elke dag een recuperatietekort. Putteke van de zomer, kleine hotellekes zonder airco. Dat betekent 30, 35 graden op de kamers, slapen onder een lakentje, met de deuren open. Ook dat is de Tour.”

Sonck : “Een beestenstiel is het.”

Kijk jij uit naar de Tour ?

Boonen : “Ik rijd hem niet graag, maar het is een uitdaging. Ik ben geen ronderenner, ik heb alleen de pech dat ik snel ben.”

Sonck : “Tom, gij kunt alles. Spurten, klassiekers…”

Boonen : “Ik zit in een luxesituatie, ik kan naar de Tour voor groen of voor ritwinst en ik verdien er nog iets mee. Heel veel mannen rijden voor niks, dat is pas erg. RAGT heeft vorig jaar voor 800 euro de Tour gereden.”

Jullie hebben allebei een ‘min of meer mislukt’ buitenlands avontuur achter de rug, jij bij Ajax Wesley, jij bij US Postal Tom. Allebei een verkeerde keuze gemaakt ?

Boonen : “Ik zou het direct opnieuw doen, alleen ben ik iets rapper gegroeid dan ikzelf verwachtte en kwam ik in een situatie dat ik er niet meer goed zat. Als ze in het management iets meer aandacht aan mij hadden besteed, was ik gewoon gebleven. Maar nu was na het voorjaar mijn seizoen gedaan, via kermiskoerskes moest ik het WK voorbereiden. Ik zag het niet zitten om zo nog twee jaar rond te spartelen. Het reizen naar de Verenigde Staten vond ik plezant. Ze rijden daar heel rap, het wielrennen wordt er zwaar onderschat. In die criteriums binden ze lapkes aan, omdat ze weten dat ze vallen. Echte zotten. Ik heb me er één of twee keer tussen gegooid, maar daar win je niet. Die mannen zijn helden en verdienen evenveel als hier, soms tot een miljoen dollar. In van die keigrote motorhomes rijden ze de wedstrijden af.”

Sonck : “Ik zou direct opnieuw naar Ajax overstappen, op voorwaarde dat ze 4-4-2 spelen. Alles was er perfect, alleen het systeem paste me niet. Het eerste jaar ging al bij al nog goed : negen goals in de competitie, vier in de Champions League. Vanaf de rechterkant is dat redelijk, want er waren nog wat assists bij. Maar het seizoen erop was het al ruzie vanaf de voorbereiding. Toen die mannen van het EK terugkeerden, was de sfeer naar de botten. Zij namen het over. Op basis waarvan ? Hun naam ? Zlatan en Maxwell, dat was wereldtop. De rest niet. Maar dat begrepen ze niet.”

Is er veel strijd binnen een wielerploeg ?

Boonen : “Niks. Bij hen is dat anders, daar zijn er vijfentwintig die die ene match willen spelen. Wij hebben Vlaamse klassiekers, Waalse, de Tour, de Vuelta. Iedereen heeft zijn programma. Wij zijn allemaal vrienden van elkaar.”

Sonck : “Dat kennen ze in het voetbal niet. Ik heb er één : BerndThijs. Ze zouden nog met je geld gaan lopen, mochten ze kunnen. Eigenlijk vind ik het voetbal een rotte wereld, niks anders dan jaloezie. In Ajax had je het systeem van de vaste winstpremie, voor iedereen is die gelijk. Alleen over je basisloon moet je onderhandelen. In Gladbach is dat ook. Hier in België loopt dat uit elkaar en dat zorgt voor jaloezie.”

Boonen : “Prijzengeld is bij ons niet zo belangrijk. Ik deel zelfs niet mee in de winstpremies. Die zijn voorzien voor klassiekers, Tour en WK. Als ik win, verdubbel ik die premie.”

Sonck : “Dat is toch niet goed, jong. Dan ben jij toch onderbetaald ?”

Boonen : “( Lacht.) Daarom probeer ik ook mijn contract aan te passen. Ik heb mijn ploegmaats nodig. Jij kan zonder hen scoren, ik moeilijk. Daarom deed ik dat dit voorjaar. Bettini was niet goed, ik kwam alleen te staan als kopman en die mannen hebben me honderd procent gesteund. Dan heb ik daar respect voor.”

Nog een ding : het publiek. Hoe benaderbaar zijn jullie nog ?

Sonck : “Heel benaderbaar, ik steek me alleen weg voor de pers. Na een match geef ik wie dat wil een handtekening. Het is niet zoals bij hem, ik kan na een interland rustig het stadion uitwandelen. Als ik zie hoe zij na een aankomst direct worden overrompeld. Nu is het al iets beter, dankzij die kooi.”

Boonen : “Daar staat dan 1000 man op te kijken terwijl je als een aap in die kooi je eigen wat wast. Zoiets kan je toch in geen enkele andere sport verzinnen ! Omloop Het Volk : drie graden, de hele dag in de sneeuw en dan buiten op dat stoeleke in je bloot bovenlijf. Al tien keer heb ik gevraagd om een tent. Als het kon, zouden journalisten je nog voor de streep interviewen.”

Sonck : ” Canal + wil dat ook, tijdens de rust. Ik praat liever na de match, maar dan ben je voor hen een ambetantventje.”

Boonen : “Mijn houding is : vanaf het moment dat ik de bus verlaat tot het ogenblik dat ik er weer instap, ben ik van het publiek. Dus pas je jezelf wat aan. Ik kan daar met een dikke lip uitkomen, maar dan kloot je jezelf, want dan ben je een dikke nek. Dus stap ik een kwartiertje voor de start uit, deel ik wat handtekeningen uit, lach ik een keer naar de gast die met mij op de foto wil en ga ik aan de start staan. Voor de rest is mijn leven heel normaal. Ik steek mezelf ook niet weg. Als je maar twee keer per jaar buitenkomt, staren mensen je allicht aan, maar ik doe normaal, elke dag. Ik ga nog altijd naar hetzelfde café en daar doet men helemaal niet raar als den Tom binnenkomt.”

door Peter T’Kint en Roel Van den broeck

‘Ik ben geen ronderenner, ik heb alleen de pech dat ik snel ben.’ (Tom Boonen)

‘Ik ben zot van koers maar een wedstrijd van de Rode Duivels kan ik niet volledig uitkijken.’ (Wesley Sonck)

‘In de Amerikaanse criteriums binden ze lapkes aan, omdat ze weten dat ze vallen. Echte zotten.’ (Tom Boonen)

‘Met Ronaldinho wil ik direct ruilen. Make me ugly in plaats van beautiful.’ (Wesley Sonck)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content