Ploegleider Wilfried Peeters heeft zijn kopman en streekgenoot Tom Boonen zien groeien en leren. ‘Hij lijkt een zondagskind, iemand zonder zorgen, maar ik weet niet of dat imago wel klopt.’

W ilfried Peeters: “In de Omloop Het Nieuwsblad werd hij geklopt door een renner die acht jaar jonger is dan hij. Je moet er altijd rekening mee houden dat zoiets kan en zal gebeuren. Tom Boonen blijft niet voor altijd de nummer één van Vlaanderen. Toch is de tijd dat de jeugd hem finaal inhaalt, nog lang niet aangebroken. Eigenlijk heeft hij een heel goede zaak gedaan met het oog op wat nog komt, denk ik. Omdat dat verlies tegen een jonge snaak hem zal motiveren, maar nog belangrijker: al een aantal seizoenen durft niemand in de klassiekers nog met Boonen naar de eindstreep. Dat zou nu kunnen veranderen. Als Sep Vanmarcke hem kan kloppen, misschien denken anderen dan ook dat ze hem gaan pakken. Maar tussen ons gezegd: ik moet nog zien wie hem erop legt als het na een lange klassieker op een sprint uitdraait.

“Tom kan aanvaarden dat hij niet altijd wint. De teleurstelling duurt bij hem nooit langer dan vijf minuten. Shit, de ander reed beter. Of: daar ben ik in de fout gegaan. En met dat te zeggen, heeft hij het al van zich afgezet. Zelfs in zijn grootste teleurstelling blijft hij kalm. Er zijn er andere. Een Cavendish is pisnijdig wanneer hij geklopt wordt. Die smijt zijn helm kapot, klopt zijn stuur in tweeën. Dat heb ik Tom nog nooit zien doen. Dikwijls verbaas ik mij erover hoe rustig hij blijft. Neem Parijs-Roubaix van vorig jaar. Verschrikkelijk veel pech gehad, zowel Tom als de rest van de ploeg. Ik heb die dag heel het kot bijeen gevloekt, Tom niet. Die denkt: het is nu eenmaal zo, volgende keer beter.

“Tom lijkt een zondagskind, iemand zonder zorgen, maar ik weet niet of dat imago wel klopt. Ik denk dat hij zijn beslommeringen goed voor zich kan houden. Dat is van hem, daar heeft niemand zaken mee. Mij valt ook op dat hij sinds vorige winter veel bewuster met zijn vak bezig is. Hij denkt meer aan de lange termijn. Als ik die wedstrijd goed wil zijn, dan moet ik daar dit en dit doen. Zo redeneerde hij vijf jaar geleden niet. Toen was het: we nemen het zoals het komt. Hij werd meer berekenend. Dat is een ander woord voor ervaring, zeker?”

“Het maakt hem nog geen extremist. Tom is, als ik hem in één omschrijving moet vatten, in alles een man van de gulden middenweg. Er zijn coureurs die zeggen: ik eet dat niet en dat niet, want iedere uitspatting verzwakt me. Dat superfanatieke heeft Tom totaal niet. Het is geen man die twaalf maanden aan een stuk met de fiets bezig kan zijn. Tom ziet er ook geen graten in om eens vijftig kilometer minder te trainen als hij zich niet fit voelt. Dat maakt hij ’s anderendaags dan wel goed. Pas op, hij kan ook erg streng zijn voor zichzelf, bijvoorbeeld qua voeding, maar Tom doet alleen dingen die hij kan volhouden. Hij luistert goed naar zijn lichaam en dat is niet zo gemakkelijk als je zou denken. Tussen trainen en overtrainen ligt een fijne grens hè.

“Zonder fanaticus te zijn, verstaat Tom toch de kunst om zich enorm te focussen wanneer het moet. In zijn klassiekers kan hij zichzelf geweldig scherp zetten. Als ik hem in de radio hoor roepen, dan weet ik: hij is top. En dan moet je niet veel tegen hem zeggen. Dan heeft hij alles gezien en neemt hij, bijna instinctief, telkens de juiste beslissing. Ik ken weinig coureurs die een koers kunnen lezen zoals hij. Maar als hij een tactiek in zijn kop heeft, dan krijg je hem daar ook niet meer van af. Alle grote kampioenen zijn zo.

“Tom heeft moeilijke jaren achter de rug, dat weet iedereen. Hij is nooit helemaal weg geweest, het was gewoon een paar seizoenen wat minder. Daar waren verklaringen voor, valpartijen, blessures en andere pech, maar voor een renner van zijn kaliber gelden zulke excuses blijkbaar niet. De lat ligt bij hem ongenadig hoog. Als hij máár Gent-Wevelgem wint en een rit in Qatar: dat is al niet genoeg. Tom moet de Ronde van Vlaanderen winnen en eigenlijk Roubaix ook. Als het even minder loopt, dan barst de kritiek los en wordt al wat geweest is, vergeten. Er begon zelfs iets te ontstaan van: Boonen is passé. Dat is nu met Philippe Gilbert ook aan de gang, na ocharme een paar mindere voorbereidingswedstrijden. ( zucht) Toch niet te geloven dat men al aan die jongen twijfelt, na wat die vorig jaar won.”

Nooit sportdirecteur

“De figuur Tom Boonen maakt van de ploeg een vriendenkliek. Ik maak me daar wel de bedenking bij: wie zijn nog echte vrienden, anno 2012? Zijn ploegmaats noemen Tom een vriend, maar weten ook dat ze hem nodig hebben om te kunnen delen in zijn succes. Tom analyseert dat nuchter. Het mag nog zijn beste vriend zijn: een renner die niet presteert, gaat eruit. De wetten van de sport. Nochtans is hij niet het type kopman dat graag de selectie maakt. Hij wíl dat niet. Fitte, doe jij dat maar, jij hebt daar meer verstand van. ( lacht)

“Andere kopmannen eisen van hun ploegleiding dat ze deze of die transfer doen. Tom niet, die geeft hoogstens een suggestie en dan nog alleen als je het hem expliciet vraagt. Deze winter had hij Bernhard Eisel er heel graag bij gehad, maar die koos voor team Sky. Ik snap wat Tom in gedachten had. Hij moet nu te veel de wegkapitein zijn, kan zich af en toe te weinig concentreren op het afwerken. Je hebt iemand nodig met ervaring, die een finale kan rijden maar zelf bijna zeker is dat hij niet zal winnen. In feite missen we een nieuwe Steven De Jongh.

“Bij afwezigheid van zo’n ploegkapitein kijkt alleman vanzelf naar Tom. Hij is een natuurlijke leider, je hebt dat of je hebt het niet. Zijn aanwezigheid maakt een gigantisch verschil, de anderen rijden beter als hij aan de start staat. Een van Toms grote sterktes, als mens én als coureur, is dat hij mensen voor hem door het vuur kan laten gaan. Hij is ook zeer collegiaal. Bij een mislukte koers zal hij nooit de schuld op een ploegmakker steken. Niet tegen de pers, maar ook niet intern. Ik vind zelfs dat hij zijn maats soms te veel beschermt. Dat is een werkpunt. Want kritiek mag, vind ik.

“Vanaf deze winter is hij weer beginnen te sprinten. De reden valt niet ver te zoeken. Tachtig procent van zijn overwinningen waren sprints. Tom staat als spurter niet op het niveau van Cavendish, dat weet iedereen, en laat hem tegen Greipel sprinten, en de kans is groot dat hij verliest. Maar als hij goed wordt afgezet, op snelheid, dan blijft hij in iedere koers kandidaat. Dat hij er afstand van wou nemen, valt te begrijpen. Een massasprint ís gevaarlijk. Maar wie wil winnen, moet nu eenmaal risico’s nemen. Er is afgesproken dat iedere keer als hij aan de ontbijttafel zegt: ‘Vandaag wil ik sprinten’, dat we dan honderd procent voor hem rijden. Dan doen we er alles aan om het voor Tom de perfecte koers te maken.

“Omega Pharma – Quick-Step was heel geïnteresseerd in Cavendish, zoals iedere World Tourploeg. Ik weet niet of het een geslaagd huwelijk zou zijn geweest. Ik zie Tom niet als iemand die laatste man kan zijn in de trein van Cavendish. De laatste man moet iemand zijn die net geen sprints kan winnen. En Tom kan het net wél. Trouwens, de laatste man loopt evenveel risico als de afwerker. Ik denk niet dat Tom zich zou kunnen opladen voor die rol. Nochtans is hij veel onbaatzuchtiger dan de mensen denken. Tom kan zich opofferen. Dit seizoen zal het zeker voorvallen dat hij in dienst rijdt van Tony Martin of Levi Leipheimer. Ook omdat hij weet dat het in andere wedstrijden andersom zal zijn. Zo krijg je een sterk team hè, als de kopmannen voor elkaar willen fietsen. De voorbije seizoenen moest het in feite te veel van hem komen. Dat de ploeg zich versterkte, neemt voor Tom veel stress weg.

“Een paar weken geleden vroeg Brian Holm, onze nieuwe ploegleider, aan Tom: ‘Heb je al nagedacht wat je wilt doen na de carrière? En antwoordt niet: ik zal wel zien.’ Tom stond met de mond vol tanden. ( lacht) Iedere coureur stelt die vraag uit, Tom is geen uitzondering. Hij zal nooit sportdirecteur worden, daar ben ik zeker van. Iemand met zijn talenten kan in feite worden wat hij wil. Het zal iets zijn wat hij graag doet en waarvoor hij zich kan motiveren. Tom houdt van snelle motoren, zit ook altijd autoboekjes te lezen. Misschien iets met oldtimers? Dat kan nog iets voor hem zijn.”

Lamborghini

“Als Tom Boonen binnenkomt, dan draaien honderd mensen hun hoofd. Hij heeft een bepaalde uitstraling, iets wat een ander niet heeft. Mario Cipollini had dat ook, net zoals Richard Virenque en Frank Vandenbroucke. Om een of andere reden raken die jongens een gevoelige snaar. Tom kickt nochtans niet op aandacht, zeker niet. Hoe zou je zelf zijn? In de Omloop had hij politiebegeleiding nodig om aan het podium te raken. Soms is het echt te veel.

“Niet graag in de aandacht staan en tegelijkertijd rondrijden in een gele Lamborghini: dat vloekte. Ach, iedereen begaat jeugdzondes. Wij zeiden toen al dat het niet slim was. Je moet nooit meer opvallen dan nodig is. Tom is daarin zeker veranderd. Hij blijft zot van snelle auto’s, maar zal er nu eerder een kopen die minder in de kijker loopt. Dat is het verschil tussen hoe een man van 31 in het leven staat en een van 24.

“Van zijn misstappen van een aantal jaren geleden – ik zeg het woord liever niet, je weet wat ik bedoel – heb ik erg afgezien. Wat gaat er in iemands hoofd om wanneer hij zo over de schreef gaat? Daar heb ik echt van wakker gelegen; ik kon en kan dat niet vatten. Tja. Tom heeft er zwaar voor geboet en ik hoop dat hij eruit geleerd heeft. Die maanden hebben we veel gepraat en dat heeft onze band nog sterker gemaakt. Want in de donkere tijden stonden wij ook aan zijn deur hè. Ook toen kon hij rekenen op mij en op de rest van de ploeg. Een vent aan wie wij zo veel plezier beleefd hebben, die laat je niet vallen. Nooit.

“De jaren dat hij minder presteerde, is Tom dumpen nooit een optie geweest. We zagen wat hij er allemaal voor deed. Tom wou die mindere periode zo snel mogelijk afsluiten en dat lukte maar niet. Weer een val, weer een kwetsuur, weer achterstand. ( zucht) Je zou er moedeloos van worden, maar ik moet zeggen: Tom heeft zich niet laten gaan. Pech hoort bij een rennersbestaan. Als je dat overwint en terugkeert zoals hij nu doet, dat is toch karakter tonen, vind ik.

“Boonen heeft niet getwijfeld of hij terug zou komen. De journalisten wel. Die zijn er om de slechtste scenario’s uit te schrijven. En staan hem nu weer op te hemelen. ( lacht) Ach, de media: we weten wat we daaraan hebben. Neem het relletje rond Eddy Merckx, die zogezegd had verklaard dat Boonen nooit nog zijn vroegere niveau zou halen. Daar hebben we mee gelachen. Eddy heeft in zijn leven zelden of nooit een coureur afgebroken. Hij zou zoiets nooit over Tom zeggen. Er zijn journalisten die op voorhand al weten wat ze willen horen en de woorden in je mond leggen hè. Tom kan nochtans zeker tegen kritiek. Je kan er onder vier ogen een eerlijke evaluatie mee maken en op zulke momenten hoef je hem niet te sparen, hij is volwassen genoeg om zijn fouten toe te geven. Maar wat er in de media verschijnt, daar heeft hij een ijzersterk pantser tegen ontwikkeld. Zelfs de scherpste verwijten raken hem niet.”

DOOR JEF VAN BAELEN – BEELDEN: TIM DE WAELE

“Ik vind dat hij zijn ploegmaats soms te veel beschermt. Want kritiek mag, vind ik.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content