Her en der worden er trainers ontslagen en dan komt de vraag weer opduiken over welke capaciteiten een goede trainer wel moet beschikken. Keer op keer komen clubbesturen tot de bevinding dat ze toch weer de verkeerde man op het verkeerde ogenblik hebben aangesteld en dat er niets anders op zit dan hem na zwakke resultaten of apathisch spel de deur te wijzen. Zelfs de buitenlandse trainers, met veel lof naar België gehaald, wacht hetzelfde lot.

Goede trainers zijn vakmensen die het publiek aanvallend voetbal laten zien, die na een slecht resultaat een eerlijke analyse durven maken en zich niet verschuilen achter de arbitrage of de staat van het veld, die op verplaatsing even vrank en vrij spelen als thuis, die geen lievelingsspelers hebben die altijd mogen meespelen, die ook in de eerste helft een vervanging durven door te voeren en die met moeilijke karakters kunnen werken. Goede trainers winnen daardoor niet alleen tegen gelijkwaardige ploegen, maar verslaan op tijd en stond ook Anderlecht, Club Brugge, RC Genk of Standard.

Van de huidige Belgische trainers lijken vooral Francky Dury en Peter Maes hieraan te voldoen. Hein Vanhaezebrouck, alle eigendunk ten spijt, komt nog iets te kort: KV Kortrijk wisselt nog te veel goede matchen af met erbarmelijke wedstrijden en bouwt steeds te veel voorzichtigheid in. Enzo Scifo leek op de goede weg bij Bergen, maar kon blijkbaar de kleedkamer niet meer onder controle houden. John van den Brom lijkt het na een goed eerste seizoen ook niet meer te weten. En Michel Preud’homme vraagt wel heel veel tijd om de ploeg naar zijn hand te zetten.

Een goede trainer zijn in België volstaat blijkbaar niet om ook in de Europese competities te presteren. Voor een deel ligt dat natuurlijk aan de kwaliteit van de spelerskern, maar er is toch meer aan de hand. Francky Dury, Guy Luzon en John van den Brom kunnen blijkbaar hun ploeg nog niet voldoende scherp zetten om even efficiënt te voetballen als hun Europese tegenstanders. Dit is wellicht behalve een tactische kwestie ook een mentale kwestie. Zouden de Belgische trainers dit mentale aspect misschien verwaarlozen?

Of het in het buitenland vol loopt met toptrainers, is ook nog maar de vraag. Trainers als José Mourinho, Pep Guardiola, Carlo Ancelotti en co kiezen steevast voor schatrijke ploegen, wat hen in elk geval al een competitieve kern oplevert en hen in hun binnenlandse competitie altijd een topdrieplaats garandeert. De echte graadmeter is de Champions League. Wie daar de halve finale haalt, mag zich met recht en reden een echte toptrainer noemen.

Luc Van Hauwaert, Heule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content