Gelukkig met zijn gezin, tevreden met zijn job en verknocht aan de paramotor : Frederik Deburghgraeve anno 2003.

België stond even op zijn kop vorige week : Kim Clijsters wil niet naar de Olympische Spelen. Veel commotie, veel meningen. En dus werd ook olympisch kampioen Frederik Deburghgraeve (30) erbij gehaald. Als expert, als nationale trots (zette Deburghgraeve België niet op de wereldkaart ?) en als argument (voor Lei Clijsters tenminste, want wat hou je eraan over : Deburghgraeve verkoopt nu toch schoenen ?). Zo’n kortzichtige uitspraak van vader Clijsters, dat stoort hem wel. Maar voorts is er nog heel weinig waarover Deburghgraeve zich druk maakt.

Is dat nu een straf, schoenen verkopen ?

Frederik Deburghgraeve : “Bijlange niet, integendeel. (Zucht.) Is dat trouwens echt zo’n oneerbaar beroep, schoenen verkopen ? Ik weet wel, Al Bundy was ook een schoenenverkoper, hij had ook een zoon en een dochter, en hij was ook een sportman. Maar daar houdt de vergelijking op. Ik ben helemaal niet ongelukkig, verre van. Ik amuseer me en ik verdien op een eerlijke manier mijn brood. Het is ook deels dankzij mijn zwemcarrière dat ik deze job heb. Ik heb twintig jaar op blote voeten gelopen. (Lacht.) Oké, ik had misschien meer kunnen overhouden aan mijn zwemcarrière, maar daar probeer ik niet bij stil te staan. Ik zou sowieso moeten gaan werken. Zwemmen is nu eenmaal niet de sport van het grote geld. Op je zevende kies je ook niet voor een sport waar veel geld mee te verdienen is. Dat is absurd. Je kiest iets waar je goed in bent en wat je graag doet.”

Maar voor velen ben je het levende bewijs : België koestert zijn toppers niet.

“Wat is België ? Dat zijn de mensen op de straat, hé, en van hen heb ik altijd veel respect gekregen en toffe reacties. Denk maar aan Atlanta, toen was het feest, hé. Ik word er nog zo vaak aan herinnerd. Bij de sportorganisaties raak je misschien wat op de achtergrond, ja. Er komen nieuwe mensen, nieuwe kampioenen die de aandacht opeisen, dat is normaal. De volgende generatie zal misschien nog weten dat Deburghgraeve een zwemmer was, maar wat die nu precies gedaan heeft ? Dat wordt moeilijker. Ik lig er niet wakker van.”

Hadden ze jou niet gewoon in de sport moeten houden ?

“Goh, het BOIC heeft een atletencommissie opgericht, maar daar voel ik me niet klaar voor. Ik zou er niet genoeg tijd in kunnen investeren, en alleen mijn smoel tonen, daar heb ik geen zin in. Weet je, het is allemaal nog te vers. De laatste twee jaar van mijn carrière zijn echt heel zwaar geweest. Ik was het eigenlijk beu, maar wilde toch nog doorgaan. Dat heeft zijn tol geëist, en ik wil er nog wat afstand van nemen. Pas op, dat is niet uit ontgoocheling, hé, want het BOIC heeft me enorm gesteund toen ik zo veel problemen had met de belastingen. Zonder hen zou dat een financieel drama geworden zijn.”

Nochtans is iemand met jouw ervaring onbetaalbaar.

“Ze vragen me wel eens : waarom word je geen trainer, waarom doe je niks in de zwemsport ? Maar professionele trainers zijn er nog altijd niet in België. En ik werk om elke maand mijn rekeningen te betalen. Dan kan ik moeilijk, uit liefde voor de sport, me voltijds met iets bezighouden en maar een derde verdienen van wat ik nu verdien. Ik zou misschien wel iets kunnen bijbrengen, ja, vooral over mentale sterkte, hoe leef je toe naar de Spelen, en zo. Anderzijds, het is niet omdat ik een goeie zwemmer was, dat ik ook een goeie trainer ben. Ik was professioneel met mijn sport bezig, maar misschien niet hoe de meeste mensen in gedachten hadden. Ik trainde hard en deed voor de rest mijn goesting. Ben ik dan het grote voorbeeld van hoe het moet ? Ik heb gewoon gedaan wat het beste was voor mij, en dat is misschien totaal ongeschikt voor iemand ander .”

Je vroegere coach, Ronald Gaastra, is intussen ontslagen als technisch directeur van de Vlaamse Zwemliga, omdat hij Brigitte Becue wou helpen bij haar comeback.

“Een afrekening, als je het mij vraagt. Ze zochten gewoon een stok om te slaan, om hem buiten te krijgen. Al gaan ze in België nooit nog twee mensen vinden die zo leefden voor de sport. Kijk, Ronald wist waar hij naartoe wilde, hij had een duidelijke visie en probeerde die altijd door te drukken. Dat maakte hem net zo sterk. Alleen maak je daar geen vrienden mee, en vroeg of laat krijg je dan de rekening gepresenteerd.”

Maar kon hij wel genoeg goede resultaten voorleggen ?

“We hebben zo’n rijke wielercultuur in België, en toch zie ik nog altijd geen tweede Eddy Merckx rondfietsen. Hoe komt dat ? Je moet ook het talent hebben, hé. Misschien is dat er ook wel, maar als Ronald dan zegt : we gaan nu acht uur per dag trainen, dan roepen ze : die is zot, zeker ? Maar dat was wel wat wij deden, hé. Ach, Ronald zat misschien ook wat vastgeroest in het zwemmen, hij krijgt nu de kans om iets anders te proberen. In de golfwereld, wie weet.”

Je was een opgemerkte gast tijdens het BK kortebaanzwemmen in Bastenaken, eind november. Talent gespot ?

“Ik heb dat echt als buitenstaander gevolgd. Zwemmen blijft de saaiste sport die er is, hé (lacht). Van de meeste wedstrijden heb ik trouwens geen benul : is dat nu een goeie tijd of niet, zitten ze dicht bij het Belgische record ? Ik heb het me ook niet afgevraagd. Mijn zoontje Bartel vond het wel fantastisch. De rappe zwemmers, zei hij, en dan legde hij uit hoe ze starten en zo (lacht). Ik kom ook nog altijd graag in Bastogne. We rijden er elk jaar wel eens langs, goeiedag zeggen. Die mensen hebben veel voor mij gedaan. Ik heb er ook één van de beste momenten in mijn carrière beleefd (zijn eerste wereldrecord kortebaan, in februari ’96, nvdr). En het zwembad draagt mijn naam, daar ben ik best trots op.”

Is het wachten op Bartel voor we nog eens een echt rappe zwemmer hebben ?

“Tja, het niveau in België is niet echt goed, hé. Hopelijk gaat er toch nog iemand naar de Spelen. We hebben wel goeie jeugd, maar komt het er ook uit ? Van mij wisten ze op mijn vijftiende ook niet dat ik olympisch kampioen zou kunnen worden. En Bartel, ja, schrik heeft die zeker niet in het water. Hij is vier en elke week gaan we ermee zwemmen. Spelen eigenlijk, want 40 meter zwemmen, en ik moet al stoppen, voor mijn hart (lacht). Merel is pas twee, en die krijg je ook niet uit het water. Maar of het goeie zwemmers worden ? Pff, daar sta ik niet bij stil.”

De Gouden Generatie Deburghgraeve-Maene-Becue, daar is blijkbaar niks mee gedaan ?

“Er zijn veel foto’s gemaakt (grijnst), met de hoge pieten allemaal op de eerste rij. En nu zijn ze aan het wachten tot ze met de volgende op de foto kunnen. Tja, veel mensen hadden er iets uit kunnen leren, maar wie ben ik om te zeggen dat dat niet is gebeurd ? In onze tijd kwam er wel wat structuur binnen de Liga. Nu lijkt het alsof alles weer van vooraf aan begint. Ik wil geen stenen werpen, de nieuwe mensen zijn pas begonnen. Maar je kan toch wel zien dat Ronald deftig werk heeft verricht.”

Beseft Bartel al dat zijn papa een groot kampioen was ?

“Ik weet het niet. Soms wil hij niet gaan slapen. En onlangs heb ik een keer gezegd : als je braaf gaat slapen, mag je morgen met de medaille op de foto. En het hielp (lacht) ! Je had hem moeten zien, ongelooflijk, met mijn olympische medaille op de foto. Dus hij weet wel dat het iets speciaals is.”

Trofeeën of medailles staan hier nochtans niet uitgestald.

“Allemaal op zolder, in dozen. En mijn olympische medaille ligt nu in het Sportimonium in Leuven. Allez, dat denk ik toch. Ik heb er in elk geval een papiertje voor getekend. Eerlijk gezegd leg ik ze ook liever niet in huis. Je weet maar nooit, met al die inbraken tegenwoordig. Trouwens, olympisch kampioen, dat zit hier, in je hart. Ik hoef niet zonodig naar dat gouden plakske te kijken om te beseffen wat het betekent.”

Video’s worden dan ook niet vaak bovengehaald ?

“Die zitten ook boven, in een doos. Ik zou ze wel eens graag allemaal op een DVD zetten, in chronologische volgorde. Van dat ketje van 15, 16, met dat omgekeerde hawaï-petje en rond zonnebrilletje, tot het afscheid. Moet plezant zijn om te zien hoe idioot we vroeger waren (lacht). Maar nee, het is dus niet zo dat ik hier voor tv zit te mijmeren over lang vervlogen tijden. Trouwens, als je achteraf je carrière bekijkt, is dat zo relatief allemaal. Ik bedoel, ik was zó gedreven om olympisch kampioen te worden, om wereldkampioen te worden. Ik had echt oogkleppen op, zwemmen was het enige dat telde. En al die uren in het water, zeg. Soms kroop ik er op mijn knieën uit, kon ik niet meer ademen, moest ik een halfuur op de kant gaan liggen. Als je nu nog van de honger achter een vis zou zwemmen, ja (hilariteit), maar allemaal om de beste te zijn, om iemand van een ander land te kloppen, of om de snelste tijd ooit te zwemmen… Eigenlijk is dat toch lachwekkend ? Pas op, ik ben heel trots op wat ik gepresteerd heb, hé. Ik heb twintig jaar van mijn leven gezwommen, ik kende niks anders, dacht aan niks anders. En je moet die oogkleppen opzetten, je moet extreem zijn, harder trainen dan de rest, anders haal je dat niveau niet. Maar slapen, eten, zwemmen, de rest kon me gestolen worden : toch absurd ? Daar heb ik nu wel een andere kijk op.”

Blijft die drang om een buitenbeetje zijn ?

“Nu ben ik een meeloper (lacht). Ik vlieg wel met een paramotor, geen alledaagse hobby, maar ook weer niet extreem. Weet je, ik heb dat eigenlijk niet meer nodig. Ik heb zo veel intense momenten beleefd, dat ik nu echt kan genieten van met rust gelaten te worden. Tot zes uur ’s avonds in mijn pyjama zitten, en niet buiten komen, dat is voor mij een ideale zondag. Vooral die druk en die stress, daar wilde ik vanaf. Fysiek zijn de Spelen niks lastigs, hoor. Maar die mentale druk, pff. Ik had niet voor niks zes maanden rust nodig na Atlanta. Het is niet dat úúr voor de wedstrijd dat je zenuwen onhoudbaar zijn, dat zijn maanden, járen. In februari had ik mijn wereldrecord gezwommen in Bastogne, en ik wist : met deze vorm kan ik olympisch kampioen worden. Maar als er iets misgaat, verlies ik een kans waarvan ik mijn leven lang spijt zal hebben. Dat is zwaar om dragen zoiets. Je staat ermee op en je gaat ermee slapen. Ik heb me nog één keer kunnen opladen om in ’98 wereldkampioen te worden, maar toen ben ik iets kwijt geraakt. Sydney had het eindpunt moeten worden, maar het is er niet meer uitgekomen. Daar heb ik geen moeite mee. Ik ben er ook redelijk extreem in : is het voorbij, knoop doorhakken, niet vasthouden aan dat laatste strohalmpje. Korte pijn en gedaan.”

Een comeback à la Brigitte Becue moeten we van jou dus niet verwachten ?

“Zeker niet ! Maar daar wil ik liever niet te veel over kwijt. Als Brigitte voelt dat ze dat nog kan, moet ze het zeker doen, anders krijgt ze er later spijt van.”

Zei hij diplomatisch.

“Goh, ik denk er natuurlijk wel het mijne over, maar ik weet niet wat er in haar hoofd omgaat. Ze zal moeten bewijzen dat ze waard is wat ze zelf zegt. Als je een comeback maakt, moet je ambitieus zijn, maar olympisch goud, dat is een serieus uitgangspunt, hé. De rekening kan dan achteraf wel erg hoog zijn. Ze heeft nog negen maanden, ze kan nog net een kindje kopen (hilariteit). Ik zou het niet meer willen, of kunnen, misschien lukt het haar wel.”

Wat heb je eigenlijk met vliegen nu ?

“In de zomer heb ik er wel last van, maar sinds ik me was, veel minder (bulderlach). Goh, toch weer dat buitenbeentje zeker ? Ik heb enkele parachutesprongen gedaan en dat was fantastisch, maar te kort, het is direct voorbij. Vliegen heb ik altijd al willen doen. Maar sportvlieger worden, puur als hobby, dat kost me toch iets te veel geld. Via internet heb ik de paramotor ontdekt, een motor op je rug, met een parapente. Mijn vrouw Veerle verklaarde me zot, maar ik ben er intussen ziekelijk aan verslaafd. Ik heb er mijn moto voor verkocht, en misschien maar goed ook, want ik rijd graag nogal snel, en dat had wel eens verkeerd kunnen aflopen. Opstijgen met die paramotor geeft echt een kick. We zijn tenslotte niet gemaakt om te vliegen, hé ? En meer basic kan je niet hebben : alles is open, je zit niet ingesloten, je bent helemaal vrij.”

Je bent er al het kanaal mee overgevlogen. Nog meer stunts in het verschiet ?

“Ik zou wel eens willen vertrekken van op de Mont Blanc met de paramotor. En Parijs-Dakar wil ik ook ooit rijden. Ik zal altijd wel blijven zoeken naar iets nieuws. Als het maar een hoog amusementsgehalte heeft. Als ik ergens plezier in heb, geef ik me voor de volle honderd procent. Dat is een beetje de rode draad in mijn leven.”

door Inge Van Meensel

‘Olympisch kampioen, dat zit hier, in je hart.”Ik heb de paramotor ontdekt en nu ben ik er ziekelijk aan verslaafd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content