Een wereldtitel op de eigen Mondiale zat er voor de Squadra in 1990 niet in, maar dé held van het toernooi was wel een Italiaan. Het onwaarschijnlijke verhaal van Salvatore ‘Toto’ Schillaci.

S alvatore Schillaci (45) zit op een bank met een journalist in het sportcomplex Louis Ribolla aan de Viale Leonardo da Vinci in Palermo. Het is nu zijn sportcomplex.

“Hier in Ribolla heb ik als kind mijn eerste wedstrijdjes gespeeld”, zegt hij. Dat gebeurde met Amat Palermo, een amateurteam uit de Siciliaanse hoofdstad, waar hij in 1964 in de arme volkswijk van San Giovanni Apostolo geboren werd. Na een jaar haalde niet het grote US Città di Palermo, maar de aartsrivaal van de hoofdstedelingen, toenmalig vierdeklasser Messina, Schillaci weg. Bij Messina maakte hij zijn weg van vierde naar tweede klasse, tot Juventus hem een kans gaf aan de top, een weg die later naar het WK, naar Inter en Japan leidde.

“Op een dag kwam ik hier terug, het centrum lag er verwaarloosd bij. Ik kocht het, nu is het een juweeltje. Toen ik er voetbalde, was er één terrein, nu zijn er vier. Dat is mijn grote trots.”

De 400 kinderen die er een voetbalopleiding krijgen bij zijn eigen US Palermo SRL, aan de Scuola Calcio Toto Schillaci, zijn tussen zes en twaalf jaar oud. Zij waren nog niet geboren in 1990, het wonderjaar van Salvatore Schillaci.

Op de openingspagina van de website van zijn voetbalschool staat een nederige boodschap: ‘ Ik heb het geluk gehad op het hoogste voetbalniveau te belanden, nationaal en internationaal. Ik wil graag dat ook andere jongeren mijn geluk te beurt valt. Helaas zullen niet allen dat niveau bereiken. De boodschap die ik aan iedereen meegeef, is: ook als je geen wereldkampioen in het voetbal wordt, kun je nog een kampioen in het leven worden, door het goede voorbeeld te geven, correct en loyaal te zijn, respect te tonen en respectvol met anderen om te gaan, door vriendschap in de omgang met anderen. Ik leg de nadruk eerst op de school, pas dan op het voetbal.‘ Getekend: Toto Schillaci. Mooi.

“Waarover gaan we praten?”, vraagt Schillaci aan de Italiaanse journalist die hem voor het WK opzoekt. Het is een retorische vraag: om de vier jaar wordt hij vanuit de hele wereld bestookt met vragen voor interviews. Alleen al op die manier weet hij dat er weer een WK aan komt. “Wat wil je dat ik daarover zeg? Dit wordt mijn miljoenste interview over het WK 1990.”

Baggiomania

Blader door de kranten en tijdschriften van die tijd en in geen enkele voorbeschouwing op het WK 1990 vind je de naam Schillaci terug. Dat kan ook niet anders: een jaar voor de aftrap van de Mondiale had Schillaci zelfs nog nooit een wedstrijd in de Serie A gespeeld, hoewel hij toen al 25 was. Italië rekende op andere sterren om het WK in eigen land te winnen. Het beste Italiaanse aanvalsduo voetbalde bij Sampdoria, dat net Anderlecht in de finale van EC2 had geklopt met twee doelpunten van Gianluca Vialli in de verlengingen. Vialli was een van de eerste namen die bij bondscoach Vicini op papier stonden. Minder continuïteit in zijn prestaties had Roberto Mancini (nu trainer bij Manchester City), een begenadigde buitenspeler. Dat gebrek aan continuïteit maakte dat hij geen basisstek had in de nationale ploeg en dat het voor Vicini telkens zoeken was naar een geschikte kompaan voor Vialli. Dat kon Andrea Carnevale van Napoli zijn, of Aldo Serena van Inter. Op de rechterkant was Roberto Donadoni sterk, als spelmaker gebruikte Vicini de frêle maar technisch sterke Giuseppe Giannini, bijgestaan door verdedigende middenvelder Carlo Ancelotti. De verdediging was Milanees, met Franco Baresi en Paolo Maldini van AC en keeper Walter Zenga, voorstopper Riccardo Ferri en rechtsachter Giuseppe Bergomi (de enige overblijver van de wereldkampioensploeg uit 1982) van Inter.

Op het EK 1988 had het veelbelovende jonge Italiaanse team Europa al verrast met fris, aanvallend voetbal. Dat team van 1988 bleef nagenoeg ongewijzigd, maar de media schreeuwden om plaats te maken voor het nieuwe supertalent van het Italiaanse voetbal: Roberto Baggio, die met Fiorentina de finale van de UEFA Cup had verloren tegen Juventus.

Aan de vooravond van de Mondiale heerste in heel Italië Baggiomania. Zou Vicini Baggio, een typische trequartista (om het onbeleefd te zeggen: spits noch middenvelder) gebruiken als spelverdeler, of ging hij toch voor Giannini? En zou Baggio dan voorin naast Vialli spelen, of zou Vicini het wagen hem op de bank te laten, niet goed wetend waar hij hem moest uitspelen?

Terwijl die discussie luid gevoerd werd, verraste Vicini iedereen door als laatste speler een spits bij de selectie te voegen die amper iets had bewezen in de hoogste klasse en bij de nationale ploeg geen verleden had: Salvatore Schillaci.

Nog geen jaar eerder was de toen 25-jarige Schillaci bij tweedeklasser Messina topschutter geworden met 23 goals. Toen Juventus hem kocht, werden de wenkbrauwen gefronst: wat zou een onbekende Siciliaan die op zijn 25e nog geen match in eerste klasse had gespeeld een van de drie grote Italiaanse clubs kunnen bijbrengen? Schillaci legde de twijfelaars snel het zwijgen op, maakte een uitstekend debuut in eerste klasse, scoorde 15 keer en zou ook de belangrijke winning goal in de UEFA Cupfinale tegen Fiorentina lukken. Maar dat hij zou opgeroepen worden voor de WK-selectie, dat verwachtte noch hij, noch iemand anders. Pas drie maanden voor de start van het WK, op 31 maart 1990, trok hij voor het eerst het shirt van de nationale ploeg aan.

“Ik hoopte op het WK een paar minuten te mogen spelen”, zei Schillaci jaren later. “Ik was al in de wolken met mijn selectie, ik had dat echt niet verwacht. Natuurlijk gaf ik alles op training, maar toen kon niemand voorspellen wat er zou gebeuren. Er zijn van die momenten in een voetballeven waarop alles lukt. Je ademt uit en de bal gaat in doel. Het wil zeggen dat iemand daarboven beslist had dat Toto Schillaci de held van dat WK moest worden.”

De paus

Toen de aftrap van het WK werd gegeven was Italië het sterkste voetballand ter wereld. Italiaanse clubs wonnen dat jaar de drie Europacups. AC Milan, dat onderweg KV Mechelen had uitgeschakeld, haalde onder Arrigo Sacchi de Europabeker voor landskampioenen binnen en was het sterkste team. “De enige mogelijkheid om een goeie Mondiale te spelen bestaat erin de kern van Milan naar de nationale ploeg over te hevelen, aangevuld met Zenga in doel en het duo Mancini-Vialli voorin”, zei Silvio Berlusconi gemeend. Maar Milan was niet de enige Italiaanse topclub in Europa. Sampdoria klopte Anderlecht bij de bekerwinnaars en Juventus troefde Fiorentina af. Vier finalisten op zes en alle prijzen gewonnen: alleen WK-winst ontbrak nog.

Bij de eerste WK-wedstrijd tegen Oostenrijk zette Vicini Schillaci op de bank. Die was aangenaam verrast: “Ik had een plaats op de tribune verwacht, met zo veel aanvallend talent. Ik was als spits reserve van de reserven.” Met nog een kwartier te spelen (het was nog 0-0) haalde de bondscoach Schillaci van de bank. “Opwarmen, je komt erin.” Andrea Carnevale werd naar de kant gehaald, Schillaci viel in en even later stond het 1-0 voor de Azzurri: mooie actie van Vialli, Schillaci kopte binnen.

Bij de tweede wedstrijd, moeizaam met 1-0 gewonnen tegen de VS, viel Schillaci opnieuw in, maar hij scoorde niet. Voor de derde wedstrijd, tegen Tsjecho-Slowakije, besliste Vicini eindelijk Baggio een kans te geven. Hij startte in de spits, naast zijn kamergenoot Schillaci, die de plaats innam van de geblesseerde Vialli. Het nieuwe spitsenduo deed het uitstekend. Schillaci scoorde zijn tweede goal van het toernooi, maar de fantastische actie die Baggio aan zijn doelpunt liet voorafgaan kreeg nog meer weerklank. Ook in de tweede ronde, tegen Uruguay, bleef het nieuwe spitsenduo staan. Vicini kon niet anders dan Vialli op de bank te houden. Opnieuw scoorde Schillaci (uitslag: 2-0), hij deed dat nog eens over in de kwartfinale tegen Ierland (1-0). Elke bal die hij raakte, ging erin.

Ook in de halve finale tegen Argentinië bracht hij Italië op voorsprong, maar dan liep het mis. De wedstrijd werd in Napels gespeeld en thuisidool Diego Maradona had vooraf de Napolitanen opgeroepen om voor één keer niet voor hun land te supporteren, maar voor hem, hun idool. “Hadden we die wedstrijd in Rome gespeeld, we hadden hem zeker gewonnen”, zei Vialli later over de onwezenlijke sfeer die in het San Paolostadion heerste. Een kwartier voor tijd kwam Walter Zenga onnodig uit zijn goal en kreeg hij zijn enige tegendoelpunt van het toernooi te slikken. In de penaltyreeks was Argentinië efficiënter. Topschutter Schillaci trapte geen elfmeter. “Ik kon niet meer, ik had een blessure aan de adductoren en kon zelfs niet meer lopen”, legde hij later uit.

In de wedstrijd om de derde plaats klopten de Italianen Engeland, dat in de tweede ronde moeizaam van België gewonnen had. Wéér een goal van Schillaci, die met zes doelpunten topschutter van het toernooi werd.

Italië treurde, maar terwijl Duitsland in een saaie finale Argentinië klopte en wereldkampioen werd (1-0 op strafschop), werd Toto Schillaci, de man die zo heerlijk blij kon juichen en met zijn grote ogen de wereld vertederd had, in Palermo als een held ingehaald.

Toen hij tijdens het toernooi naar zijn vader belde, hoorde hij al welke proporties de idolatrie aangenomen had. “Voor ons huis verzamelde zich een grote menigte. Telkens als mijn vader op het balkon naar buiten kwam werd hij toegejuicht. Net de paus.”

Salvo

Na het WK kent Schillaci twee moeizame jaren bij Juventus, waarin hij respectievelijk nog vijf en zes keer scoort. “Plots kende iedereen me. De verdedigers pakten me hard aan. Ik kon me geen fout meer permitteren, mijn leven werd moeilijker.” Juventus verkoopt in 1992 de WK-held aan Inter, waar hij sterk debuteert met vier goals in drie matchen. Dan zorgt een letsel aan de adductoren voor een neerwaartse spiraal. Na twee sukkeljaren trekt hij in 1994 als eerste Italiaan naar de twee jaar eerder in Japan opgerichte J-League. Hij voetbalt er nog drie jaar bij Jubilo Iwata waar hij Toto-san heet en 56 goals in 78 matchen maakt.

Terug in Italië gaat hij in de politiek. Voor Berlusconi’s rechtse Forza Italia wordt hij zelfs verkozen in de gemeenteraad van Palermo. Maar dat is zijn ding niet. Tijdverlies, zo omschrijft hij zijn korte politieke carrière. Dus trekt hij weer het voetbal in en koopt het voetbalstadionnetje waar hij zijn eerste voetbalschoenen versleet. Hij richt er in 2000 US Palermo SRL op, zijn jeugdschool, met het blauw-wit van de Squadra als kleuren.

Tegenwoordig zit hij ’s zondags als tifoso op de tribune van zijn favoriete club, USC Palermo, dat afgelopen seizoen op de laatste speeldag een ticket voor de Champions League misliep. Dat hij nooit voor Palermo heeft gespeeld, voelt hij aan als een gemis.

En klopt het dat hij eigenlijk een hekel heeft aan zijn roepnaam Toto? “Die bijnaam kreeg ik op mijn zeventiende in Messina, omdat de mensen Salvatore te lang vonden”, zegt hij. “In Napels noemden ze me Antonio, in Palermo was ik Salvo. Aan bijnamen heb ik geen gebrek …”

door geert foutré – beelden belga afp

Drie maanden voor de start van het WK trok Schillaci voor het eerst het shirt van de nationale ploeg aan.

Er zijn van die momenten in een voetballeven waarop alles lukt. Je ademt uit en de bal gaat in doel.

Toto Schillaci

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content