Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

‘Als er niks te zien is op het veld, is er altijd nog het landschap om van te genieten’, zegt Tom Saintfiet (29), Belgisch proftrainer op de Faeröer-eilanden. Hij wil, ambitieus als hij is, Emilio Ferrera achterna.

“Eerst even de pizza uit de oven halen”, zegt Tom Saintfiet. Een man alleen, een voetbaltrainer bovendien, trekt zich uit de slag. Met diepvriespizza, in een land dat vrijwel uitsluitend leeft van de visexport. “Je ziet hier meters diep in de Atlantische Oceaan, zo helder is het water. De vis die erin zwemt moet dus wel gezond zijn. Tenminste, dat is wat ze hier beweren. Maar zelf hou ik niet zo van vis.”

Het is een detail. Het leven op de Faeröer-eilanden bevalt Tom Saintfiet anders wel. Wonen doet hij in een leuk huis, zoals de meeste huizen op het eiland met dak of muren in een opvallende kleur. De aanblik is sprookjesachtig. Op een paar honderd meter bevinden zich het strand en de oceaan, op even korte afstand in de andere richting de bergen. “We trainen vier keer in de week, en daarnaast train ik nog een jeugdelftal. Omdat de meeste mensen overdag werken, maak ik vaak berg- of strandwandelingen : Sandoy, wat ‘zand’ betekent, is het enige eiland met zandstranden. De natuur is adembenemend. Soms heb ik het gevoel dat ik naar een ansichtkaart zit te kijken. Zeker in de drie maanden dat de middernachtzon schijnt, lijkt het hier het paradijs wel. Je zou kunnen zeggen : als er op het voetbalveld niets te zien is, kan je altijd nog genieten van de schoonheid errond.”

Saintfiet woont in Sandur, met 600 inwoners het grootste dorp van Sandoy. Op de Faeröer, net als Groenland een autonoom deel van Denemarken, leven zowat 48.000 mensen, waarvan 18.000 in de hoofdstad Torshavn en 5000 in Klaksvik, de tweede grootste stad. De Faeröer zijn achttien eilanden in het midden van de Noord-Atlantische Oceaan, 500 kilometer onder IJsland en 400 boven Schotland. Sandoy ligt centraal in de eilandengroep. Behalve vis zijn ook de schapen, waarvan er dubbel zoveel als mensen zijn, typerend – Faeröer-eilanden zou letterlijk vertaald Schapeneilanden betekenen. Maar dat een voetballer met een welgemikt schot makkelijk zo’n dier neer kan leggen, is een fabel, zegt Saintfiet. Net zoals de bal ook niet gauw in de oceaan terecht zal komen. “Daarvoor moet je toch wel érg hard getrapt hebben.”

Niet de vis, noch de schapen, maar het voetbal zette de Faeröer op de wereldkaart. Al valt het land onder de Deense kroon, een eigen nationale voetbalploeg hebben ze er wel. Nog maar pas waren ze toegelaten tot de grote Fifa-familie, of een legendarische 1-0-zege tegen Oostenrijk in 1990 bezorgde hen internationale erkenning. “Van die dag af stond mijn besluit vast,” zegt Saintfiet, “ooit zou ik naar de Faeröer gaan om er te voetballen. In België had ik in derde en vierde klasse gespeeld, ik dacht dat het niveau wel overeen zou komen met dat op de Faeröer. Van in mijn jeugd ben ik gefascineerd door Scandinavië en Noord-Europa, en vooral het voetbal daar. Vraag me niet hoe dat kwam, want ik weet het niet. Misschien wel omdat toen, begin jaren tachtig, Denemarken als voetbalnatie volop in opmars was.”

In de zomer van 1995 studeerde Tom Saintfiet af als psycholoog. Januari 1996 vertrok hij naar de Faeröer en ging er voetballen voor KI Klaksvik, zowat de plaatselijke recordkampioen. “In mei keerde ik naar België terug, maar in die enkele maanden had ik er mijn hart verloren.”

De liefde flakkerde weer op toen de Faeröer vorig jaar in de voorronde van het WK in Luxemburg kwam spelen. “Ik heb toen de Faeröerse bondscoach Allan Simonsen, die nog voor Borussia Mönchengladbach en Barcelona speelde, geholpen met scoutingsgegevens over Luxemburg. Ze wonnen met 0-2. Twee maanden later speelde Lokeren voor de Intertoto tegen B68 Toftir, dat getraind werd door mijn ex-trainer Joannes Jakobsen. Tijdens die wedstrijd zat ik als adviseur naast hem op de bank. Toen heb ik gevoeld : ik moet terug.”

Tijdens een korte zomervakantie vorig jaar op de Faeröer bood B71 Sandur – voluit : Sandoyar Itrottarfelag – hem het fulltime hoofdtrainerschap aan. De B staat voor Boltfelag (voetbalclub), Itrottarfelag betekent sportclub, en 71 verwijst naar het jaar waarin de club haar naam kreeg (de oprichting gebeurde al in 1970). “In mijn eerste gesprek met de voorzitter,” herinnert Saintfiet zich, “vertelde hij me : ‘Tom, we hebben het slechtste elftal dat we hier ooit gehad hebben’. En ik die kwam voor de titel !”

De ambitieuze Belg kreeg een ploeg in handen, die pas naar de tweede klasse was gedegradeerd. Twaalf spelers verlieten de club. Saintfiet werkt met voetballers die geen van allen prof zijn. Ook zijn vier buitenlanders niet : zij krijgen een klein bedrag van de club, een huis en een job bij een sponsor. Drie van hen zijn Pool : doelman Waldemar Nowicki, al acht jaar tussen de palen bij B71, en de broers Krzysztof en Slawomir Radziemski. “Dat klinkt alleen maar als Radzinski“, lacht Saintfiet. “Geen slechte voetballers, maar ze reiken niet hoger dan de Faeröerse tweede klasse.” De vierde heet Arunas Mika en is 13-voudig Litouws international.

De vier zijn geen uitzondering. Bij de tien clubs uit de hoogste afdeling en de tien uit de tweede klasse samen voetballen 43 buitenlanders : twaalf Polen (onder wie Zdzislaw Janik, ex-KV Oostende), tien Joegoslaven, acht Roemenen, twee Denen, twee Litouwers, een Noor, een Engelsman, een Let en een Moldaviër. Zelfs vijf Brazilianen verruilden de Copacabana voor een Faeröerse voetbalcarrière. “Zij komen af op de betere levensstandaard,” denkt Saintfiet, “en voegen een technisch accent toe aan het voetbal. Janik bijvoorbeeld zit hier nu twee jaar, met rond hem spelers die het vuile werk opknappen. Maar wie zelf ook niet vecht, zit snel weer op het vliegtuig naar huis. Ze pikken het hier echt niet als je de profiteur komt uithangen.”

Van de twintig trainers die aan het huidige seizoen begonnen, zijn er zeven buitenlander – allemaal profs. Ook van hen worden prestaties verwacht. “Vergis je niet,” zegt Saintfiet voor alle duidelijkheid, “zeven trainers zijn al ontslagen. Het is hier heus Disneyland niet : voor wie niet presteert is het over and out.”

In zijn geval had hij dat dan van één van zijn spelers moeten vernemen. Eli Hentze cumuleert de functies van speler en voorzitter van B71. Niets om van op te kijken, vertelt Tom Saintfiet. “Op de Faeröer oefenen de mensen verschillende beroepen tegelijk uit. Eli staat in het onderwijs, doet aan politiek en is assistent-bondscoach bij de minveertienjarigen. Verdediger Pall à Reynatugvu was tot voor kort burgemeester van Sandur en parlementslid. Sinds de verkiezingen van mei is hij minister van Sociale Zaken en daardoor slechts beperkt beschikbaar voor het voetbal. En Jogvan Jon Petersen, een sterke verdedigende middenvelder, is popmuzikant : hij bracht zopas zijn tweede CD uit. Mijn achterbuurman, die ook mijn huisbaas is, bekleedt een belangrijke functie bij de voetbalbond, baat een tankstation uit, heeft een winkel en de bussen van het openbaar vervoer zijn ook van hem. Oh ja, en hij is politieagent. Faeröerders zijn zo verschrikkelijk polyvalent.”

En sociaal. “Ik heb één groot voordeel : dat ik geen druppel alcohol drink. Op de Faeröer zijn er weinig café’s. Op het eiland waar ik woon bijvoorbeeld is er géén, en ook geen restaurant. Dat maakt dat Faeröerders erg sociale mensen zijn. Mijn deur is nooit op slot en heeft zelfs geen bel. Faeröerders kloppen noch bellen, zij lopen gewoon binnen en als er niemand thuis is, gaan ze weg of ze wachten. Het gemeenschapsgevoel is heel sterk, heel het eiland kent iedereen. Niemand is ook gehaast. Als twee auto’s elkaar kruisen en de bestuurders kennen elkaar, stoppen ze om een praatje te slaan. Zelfs als andere auto’s daardoor niet verder kunnen, zal er niemand claxonneren : iedereen wacht gewoon tot het gesprek afgelopen is.”

Stress ? Nooit gevoeld op de Faeröer, zegt Saintfiet. Hooliganisme ? Onbekend. Het voetbal wordt er gekoesterd sinds het de eilandengroep bekendheid gaf en vervolgens ook de visexport een duw in de rug kreeg. Bijna één op de acht Faeröerders is aangesloten bij een voetbalclub – mannen, vrouwen en kinderen. “Hier voetbalt ieder kind van jongs af aan. Zelfs voor een dorpje als het onze wordt er speciaal een kunstgrasveld aangelegd. De ballen moéten ook buiten blijven liggen – ze worden toch niet gestolen – zodat de kinderen op elk moment van de dag kunnen voetballen. Ze gaan hier tot ’s middags naar school, waarna de trainingen al beginnen. Daarna blijven ze nog in hun eentje doorvoetballen, soms tot middernacht – geen ouder die zich ongerust maakt, want criminaliteit bestaat hier niet. Een beetje zoals vijftig jaar geleden in België.

“Naast het voetbal heb je alleen handbal. Dat doe je in de winter, voetballen in de lente en de zomer. Wij hebben te allen tijde de beschikking over een indoorhall. Dat kost enorm veel geld, maar de gemeenschap draagt dat graag omdat ze voetbal uitermate belangrijk vindt. Elke regio is ook bijzonder trots op zijn club. Op straat kom ik elke vijftig meter kinderen en volwassenen tegen in een trainingspak van onze club. Ga je naar een andere stad, lopen ze allemaal in dat pak of met die sjaal of dat embleem. Voetbal is opvallend aanwezig in het straatbeeld.”

Het Faeröerse voetbal heeft nog een enorme groeimarge, weet Tom Saintfiet. Ten bewijze het gevleide gelijkspel waarmee Schotland onlangs wegkwam in de EK-kwalificatie, na een vroege 2-0-voorsprong voor de Faeröer. ‘We hebben verloren met 2-2’, schreven de kranten, aldus Saintfiet. De Belg is ervan overtuigd dat de volgende vijf jaar verscheidene Faeroërders op de Belgische en Nederlandse velden te zien zullen zijn. De bekendste landgenoot in het buitenland momenteel is aanvaller Todi Jonsson van FC Kopenhagen; het grootste talent zit al bij Arsenal : Ingi Höjsted, 16 jaar nog maar.

“Hier heerst nog de juiste mentaliteit. In België draait het van vierde provinciale tot eerste klasse om geld, hier wordt de eer van het winnen nog hoog aangeslagen. Pas op, zij willen ook allemaal een profcontract, maar neem nu de Schwalbe : dat kennen ze hier niet. Er wordt gebikkeld, hard gespeeld, getackeld – zelfs op kunstgras – maar hier ligt men niet om de haverklap op de grond. Getackeld ? Kruipt men meteen weer overeind en wordt er verder gespeeld. De scheidsrechters zijn ook toleranter. Misschien omdat Faeröerders vissers en zeevaarders zijn, door de natuur geharde mensen die weten wat het is tegen weer en wind te moeten knokken, die niet snel opgeven.”

Ook het technisch niveau ligt hoog, stelde Saintfiet vast. “Mede doordat we altijd trainen en spelen op kunstgras. Door de harde basaltlaag zou gras maar moeilijk groeien, en de vele regen zou er evenmin goed aan doen. Dat betekent dat je altijd een perfect veld hebt en aan een hoge balcirculatie en hoge technische vaardigheid kan werken.” Alleen de twee nationale stadions – dat in Toftir (in 1992 ingehuldigd met de WK-kwalificatiewedstrijd tegen België, 0-3) en het nieuwe met plaats voor 8000 toeschouwers in Torshavn – hebben natuurgras, omdat de Uefa dat verplicht voor interlandvoetbal.

Tom Saintfiet heeft met B71 nog een waterkans op de promotie. In het beste geval speelt hij begin oktober een barrageduel tegen de nummer negen uit de hoogste klasse. Anders is het seizoen – en het Faeröerse avontuur – afgelopen op 29 september. “Ik ben 29 jaar nu en proftrainer, maar ik wil hogerop”, verheelt hij zijn ambitie niet. “Ik wil in België de kans krijgen die Emilio Ferrera heeft gekregen. Het respect voor Ferrera is groot – terecht – maar wat hij kan, kan ik ook. Ik ben dus niet van plan om eender wat aan te nemen. Ik ben jong, maar heb mijn eigen ideeën en die wil ik in alle vrijheid kunnen uitwerken omdat ik overtuigd ben van mijn kwaliteiten. Dat klinkt misschien blufferig, maar er zijn trainers genoeg waarvan we nooit zullen weten of ze goed of slecht waren geweest, omdat ze nooit een kans hebben gehad. En dan bedoel ik : een échte kans, geen vergiftigd geschenk.”

door Jan Hauspie

‘Wat Emilio Ferrera kan, kan ik ook.’

‘Het is hier Disneyland niet : voor wie niet presteert is het over and out.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content