Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Na de Europese uitschakeling donderdag in Rijsel (4-2) nam Genktrainer Hein Vanhaezebrouck het onverwacht fel op voor Daniel Tözsér. “Ik noem niet graag individueel namen van spelers,” zei hij spontaan, “maar vandaag doe ik het toch. Tözsér heeft een fantastische partij gespeeld. Hoe die is aangepakt, dat is echt op de man spelen. Hij had al een fantastische voorbereiding achter de rug en heeft nadien alleen maar progressie gemaakt. Voor degenen die het niet zien: dit is mijn mening.”

Vanhaezebroucks verontwaardiging bleek te zijn ingegeven door een column in Het Belang van Limburg. Auteur van het stukje was Jan-Pieter Martens, ex-speler van KV Mechelen, Roda JC en Sturm Graz, en de zaterdagse voetbalcolumnist van de Limburgse krant. “Een lucky penalty, een afgeweken vrije trap en – eindelijk – een vrije trap in de doelmanhoek verhullen het probleem Tözsér. Een middenvelder die nooit een man opneemt. Die zijn man steeds laat weglopen in zijn rug. Die steevast weigert mee te springen bij stilliggende ballen”, schreef hij na het competitieduel tegen Zulte Waregem (2-2) en de heenwedstrijd tegen Rijsel (1-2).

Martens verwoordde daarmee het in voetbalmiddens vrij unanieme oordeel over Tözsér – “de man met vista en een fluwelen traptechniek tijdens de opwarming”, zoals hij hem ook omschreef. Vanhaezebroucks opwinding verbaast hem. “Ik schrijf columns”, zegt hij. “Die zijn altijd subjectief. Anders was ik een journalist en dat ben ik niet. Voorts ging het om een momentopname. Ik zie uiteraard niet alle wedstrijden van Genk en kan alleen spreken over wat ik zie. De thuismatch tegen Rijsel was mijn eerste dit seizoen, maar vorig jaar heb ik ze toch een keer of tien gezien. Hein mag vinden dat er evolutie in zit bij Tözsér, ik heb die thuis tegen Rijsel niet gezien.”

Toch is er iets veranderd. De Hongaar speelt lager nu, als meest verdedigende middenvelder. Daardoor is hij vaker aan de bal en komt zijn lange pass beter uit de verf. Hij moet ook zelf minder afstand overbruggen, wat de ruimte in zijn rug beperkt. Door zijn gebreken te verdoezelen, is de indruk ontstaan dat hij dominanter is gaan voetballen. “Iedereen noemt hem nu de draaischijf, maar gaat voorbij aan hoe hij de ploeg defensief en organisatorisch in de steek laat”, vindt Martens. “Het blijft een feit dat hij op die positie ook verdedigende taken heeft. Tegen Westerlo pakte hij dat al iets beter op, zag ik. Dat is goed, want als hij dat niet beseft, moet hij uit de ploeg op termijn. Genk wil bovenaan meespelen. Wel, dat kan niet met Tözsér op deze manier. In elk elftal is altijd wel iemand met risico in zijn spel. Met zijn lange passing is hij dat vaak bij Genk. Maar thuis tegen Rijsel kwam 95 procent van zijn ballen niet aan. Dat neem ik hem dan kwalijk, want defensief laat hij het ook al afweten. Dan blijft er niks meer over.”

‘Superster’ luidde de titel boven de column. “Waarschijnlijk heeft Hein zich vooral gestoord aan dat woordje”, bedenkt Martens. “Ik ken Tözsér niet persoonlijk, maar hij blijkt een rustige en gemoedelijke jongen te zijn. Dan begrijp ik dat zo’n woordje slecht valt. Met ‘superster’ bedoel ik iemand die verwacht dat anderen de bal tot bij hem brengen en die alleen in balbezit zijn waarde wil tonen. Ik heb het dus over de spelstijl, niet over iemand met capsones of die arrogant is.”

Inhoudelijk, zegt Martens, staat hij nog steeds achter zijn stukje. “Alleen zou ik het nu misschien iets anders opschrijven. Ik begrijp Hein wel. Als Genk scoort op dit moment, heeft Tözsér er altijd wel een voet in. Hij zou dus dom zijn om hem helemaal af te breken. Maar het is niet mijn rol om ervoor te zorgen dat die jongen vertrouwen opdoet.” S

JAN HAUSPIE

‘Genk wil bovenaan meespelen.

Wel, dat kan niet met Tözsér

op deze manier.’

Jan-Pieter Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content