Hoewel Rik Van Steenbergen na zijn glanzende carrière met tal van problemen worstelde, knipte hij de draad van zijn eigen mythe nooit door : uit het leven van een renner die werd gedreven door een vreemd dualisme.

Onopvallend is de vorige week donderdag overleden Rik Van Steenbergen nooit geweest. Hij stapte met allure en een aangeboren charisma door het leven. Overal waar hij verscheen, was hij nadrukkelijk aanwezig. Ook als montere zeventiger bleef Van Steenbergen een dwingende persoonlijkheid, een boeiend causeur, een man die het leven langs de zonnige kant bekeek. Graag groef hij in het verleden en verhaalde over vroegere heldendaden. Of sprak over de bitse rivaliteit met Rik Van Looy, zijn karakteriële antipode. In een moment van ontspanning wilde Van Steenbergen dan wel eens een grap vertellen. Over Van Looy die ’s nachts gestommel hoort in zijn woonkamer, naar beneden gaat en net de dief ziet wegrijden op de fiets. Ogenblikkelijk zet Van Looy de achtervolging in om een uur later weer hijgend thuis te komen. Toen zijn vrouw vroeg of hij de dief te pakken had gekregen, schudde Van Looy mistroostig met het hoofd. “Dan kan de inbreker alleen maar Van Steenbergen geweest zijn”, zei mevrouw Van Looy.

Hij lachte dan luid, Rik Van Steenbergen, die op tijd en stond graag zijn eigen prestaties bewierookte. Nooit verviel hij daarbij in arrogantie of had hij last van die humeurige trekjes die zoveel kampioenen tegenwoordig kenmerken. Rik Van Steenbergen, destijds gehouwen op de vruchtbare Kempense wielergrond, was een man van en voor het volk. Toen hij in 1946 voor de tweede keer de Ronde van Vlaanderen won, wilde de organiserende krant Sportwereld een grote reportage met hem maken. Dat bleek geen enkel probleem. Van Steenbergen reed met de fiets vanuit zijn thuishaven Arendonk naar de redactie in Brussel, babbelde twee uur en stoof vervolgens weer per fiets naar huis. Hij hield van de folklore en het volkse karakter van zijn sport. Als er iets was wat hem nu ergerde, dan was het de manier waarop renners werden afgeschermd.

Tegenstrijdige denkbeelden kenmerkten de carrière van Rik Van Steenbergen. Hij was zo hartstochtelijk verslaafd aan het koersen dat hij tijdens de wedstrijden meer dan eens zingend op de fiets zat. Maar van de andere kant probeerde hij zoveel mogelijk de stress te bannen. Van Steenbergen hield er niet van om een leger helpers achter zich te scharen. Dat gaf hem te veel verantwoordelijkheid om te moeten winnen. Veel liever ging hij zijn eigen gang, als een vrije vogel, fladderend van de ene wedstrijd naar de andere. In de koers was hij zijn eigen sportdirecteur. Puur op intuïtie bepaalde hij wat er moest gebeuren.

Bizar in zijn lange carrière was ook dat het voor Rik Van Steenbergen volstond om één klassieker te winnen. Dan schrapte hij de andere topwedstrijden gewoon van zijn programma. Daarom mikte Van Steenbergen in het prille begin van het seizoen steeds weer op Milaan-Sanremo. Maar hij won de Primavera slechts één keer, in 1954. Het was de grootste frustratie die hij aan zijn carrière overhield. Dat jaar startte hij niet in de Ronde van Vlaanderen. En al evenmin in Parijs-Roubaix. In plaats daarvan reed hij een (goed gehonoreerde) afwachtingswedstrijd op de wielerbaan van de Noord-Franse stad. Met een sponsor die zich niet met die filosofie wilde vereenzelvigen, ging hij niet in zee.

Pas veel later kwam Van Steenbergen tot het besef dat zijn al imposante erelijst er veel rijker had kunnen uitzien. Maar zijn verslaving aan de wielersport ten spijt bleek hij niet altijd bereid om bepaalde concessies te doen en bezat hij niet de gebetenheid en verbetenheid om telkens weer voluit te gaan. Zo verbaasde Van Steenbergen ooit zichzelf toen hij in 1949 in een 92 kilometer lange tijdrit in de Ronde van Frankrijk als derde eindigde op twee en een halve minuut van de illustere hardrijder Fausto Coppi. Van Steenbergen bleek daarbij niet tot het uiterste te zijn geweest, hij reed die Tour trouwens alleen maar om zeker te zijn van een selectie voor het wereldkampioenschap.

Die prestatie inspireerde hem niet om zijn aandacht toe te leggen op grote rittenwedstrijden : hij startte maar drie keer in de Tour. Volgens zijn vroegere ploegleider bij het Franse Mercier, de legendarische Antonin Magne, bezat hij nochtans de lichamelijke capaciteiten om ’s werelds grootste wielerwedstrijd te winnen. Van Steenbergen weigerde echter om zich specifiek op die wedstrijd toe te leggen en hekelde bovendien de slechte organisatie. Hij gruwelde bij de gedachte in slechte hotels te moeten slapen, recht tegenover stations, waar het gedonder van treinen hem uit de slaap hield. Toen hij in 1951 in de Ronde van Italië nog maar eens zijn kwaliteiten als ronderenner had gedemonstreerd, bleef hij de aandacht toespitsen op ééndagswedstrijden. Hij eindigde in die Giro nochtans tweede nadat hij tot op drie dagen van het einde de roze trui droeg. Er werd hem toen geld geboden om de wedstrijd aan de Italiaan Fiorenzo Magni te verkopen. Van Steenbergen ging niet op het voorstel in. Hij heeft het zich later altijd beklaagd.

Geld speelde een determinerende rol in de carrière van Rik Van Steenbergen. Het was alsof hij zich nooit van het spookbeeld van een arme jeugd kon bevrijden. Nadat hij in 1943 Belgisch kampioen was geworden bij de profs verdiende hij 2400 frank per wedstrijd. Een immens bedrag in een tijdperk dat de prijs voor een huis rond de 70.000 frank schommelde. En voor hij beroepsrenner werd, werkte Van Steenbergen als slagersgast voor 25 frank per week. Ook de zucht om zoveel mogelijk te verdienen, dreef hem naar de baan. Het grote voordeel, zo vond hij, was dat je daar wist wat je verdiende. Meer nog dan op de weg was Van Steenbergen de absolute heerser op de piste. Jaren aan een stuk dirigeerde en regeerde hij het zesdaagsegebeuren waarin toen een echte aanslag werd gepleegd op lichaam en geest : je moest vierentwintig uur op de baan zijn, door de rook kon je vanuit de ene bocht de andere niet zien liggen.

De slopende combinatie baan-weg maakte het voor hem niet gemakkelijk. Maar door het vermogen om in alle disciplines uit te blinken wordt Van Steenbergen door vele ingewijden beschouwd als de meest veelzijdige wielrenner aller tijden. De drie wereldtitels zijn de absolute mijlpalen in zijn carrière. Zelf heeft hij de eerste regenboogtrui, die hij in 1949 in Kopenhagen behaalde, altijd als de mooiste uit zijn carrière beschouwd. Hij hechtte er veel meer waarde aan dan na zijn gedenkwaardige race in de Ronde van Vlaanderen 1952 toen hij na een helse achtervolging de ontketende Fausto Coppi bijhaalde en klopte in de spurt.

Die eerste wereldtitel kwam er drie jaar nadat Van Steenbergen de grootste klap in zijn carrière kreeg : in 1946 ging hij tijdens het wereldkampioenschap in Zürich heel alleen in de achtervolging op Marcel Kint maar sleepte de Zwitser Hans Knecht in zijn wiel mee. De sensatie was compleet toen Knecht, normaal zo traag als een strijkijzer, het in de spurt haalde. Van Steenbergen kreeg toen de hele natie over zich, iedereen bleek ervan overtuigd dat hij de koers had verkocht. Kint nam hem echter niets kwalijk. Beiden reden en wonnen later nog verschillende zesdaagsen. Sterker zelfs : één enkele keer weigerde Van Steenbergen in de zesdaagse van Antwerpen te starten omdat hij niet met Kint mocht rijden. Later bekende hij dat hij toen met zichzelf geen raad wist. Het was Van Steenbergen ten voeten uit : als hij niet koerste, werd hij gek.

Toen Rik Van Steenbergen in 1966 met zijn wielercarrière stopte, gold hij als de rijkste ex-renner van België. Hij bezat onder meer verschillende flatgebouwen. Maar na zijn afscheid doken er in zijn leven de nodige problemen op. Vanuit zijn goedgelovigheid kwam Van Steenbergen, vervreemd van zijn gezin en later in een penibel echtscheidingsproces verwikkeld, terecht in een verkeerde wereld. In interviews legde hij echter steeds een nevelsluier over die donkere episode. Dat was begrijpelijk want wat hem werd aangewreven, klonk niet fraai : hij werd betrapt op vals spel met kaarten, verdacht van opiumsmokkel en beschouwd als hoofd van een bende die zich specialiseerde in overvallen, autodiefstallen en inbraken. Van Steenbergen bracht een tijdje door in de cel, waar zijn populariteit immens bleef. Cipiers en andere personeelsleden bedelden bij hem om een handtekening. Ook dan als een procureur het had over vunzige gangsterstreken.

Het publiek vergaf het Rik Van Steenbergen, zijn aureool van onaantastbaarheid bladderde nooit af. Met een gevoel van voldoening mocht hij later constateren dat de misstappen zijn populariteit niet hadden geschaad en dat de draad met zijn eigen mythe niet was doorgeknipt. Vooral niet omdat hij lessen trok uit de fouten die hij maakte. Hij werd behoedzamer en meed jaren alle publiciteit. Om vervolgens weer op te duiken met de bereidwilligheid die hem al als renner kenmerkte. Er was geen invitatie die hij afsloeg. Als een onvervalst sociaal dier toefde hij graag tussen de mensen. Over de moeilijke periode werd toen steeds zedig gezwegen.

Privé bleek Van Steenbergen, die altijd veel oog had voor vrouwelijk schoon, na zijn tweede huwelijk met de Engelse Doreen tot rust gekomen. Tot voor zijn ziekte bleef hij een brok vol vitaliteit, een man die ontzag en respect afdwong en die altijd rechtuit zei wat hij dacht. Zoals hij dat ook als renner deed. In een wedstrijd in Arendonk bijvoorbeeld, toen hij een jonge bij de beroepsrenners debuterende renner met dikke benen een enorme uitbrander gaf omdat die constant achteraan in een kopgroepje bengelde. “Of je doet je werk of je gaat naar huis”, sprak Van Steenbergen streng. Bij een eerstvolgend kruispunt fietste de compleet gedesillusioneerde neoprof rechtdoor en verliet de koers.

Later zou hij nog veel homerische duels uitvechten met die jonge renner. Het waren bikkelharde confrontaties die bij de supporters voor tweespalt zorgden en de passie hoog deed oplaaien. Want de man in kwestie was Rik Van Looy. Dezelfde Van Looy die na zijn carrière met Van Steenbergen alle brokken uit het verleden lijmde en een vriendschappelijke band opbouwde. En veel respect bleef koesteren, conform het rollenpatroon dat toen in Romeinse cijfers werd uitgedrukt : Rik I en Rik II. Nooit viel aan die pikorde te tornen. Zoals Rik van Looy het een paar jaar geleden nog vertelde : “Als we samen ergens binnenstappen, dan laat ik Van Steenbergen altijd eerst gaan. Omdat ik vind dat dit zo hoort. “

Rik Van Steenbergen is altijd The Boss geweest. Zo zal iedereen zich hem na zijn dood blijven herinneren.

WEG

Wereldkampioen : 1949, 1956, 1957

Belgisch kampioen : 1943, 1945, 1954

Parijs-Roubaix : 1948, 1952

Ronde van Vlaanderen : 1944, 1946

Milaan-Sanremo : 1954

Waalse Pijl : 1949, 1958

Parijs-Brussel : 1950

Ronde van Frankrijk : vier ritzeges

Ronde van Italië : vijftien ritzeges

Ronde van Spanje : zes ritzeges

BAAN

Europees kampioen omnium : 1960

Europes kampioen ploegkoers : 1958, 1959 1960, 1961 (met Emiel Severeyns), 1963 (met Palle Lykke)

Belgisch kampioen omnium : 1944, 1945, 1961, 1963

Belgisch kampioen achtervolging : 1944

Belgisch kampioen derny’s : 1961, 1962, 1963, 1964

Belgisch kampioen ploegkoers : 1955 (met Stan Ockers), 1961, 1962 (met Emiel Severeyns)

Rik Van Steenbergen behaalde 331 overwinningen op de weg en 1313 overwinningen op de baan.

door Jacques Sys

Van Steenbergen wilde geld verdienen. Nooit kon hij het spookbeeld van een arme jeugd vergeten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content