Een scheidsrechter is ook maar een mens. En dikwijls nog een interessante.

Natuurlijk dragen ze het imago van de arrogantie. Daarvoor vertegenwoordigen ze op een voetbalveld nu eenmaal de autoriteit. Hun fluitsignalen worden bovendien per definitie dubbel geïnterpreteerd : scheidsrechters worden uitermate zwart-wit beoordeeld.

Achter onze scheidsrechters gaan vaak boeiende mensen schuil. Mensen met een gevoeligheid die men op het eerste gezicht niet bij hen zou vermoeden. Mensen die soms een bijzonder beroep uitoefenen. En hoe dan ook mensen die zich volledig geven voor hun hobby, voor hun passie. Uit pure liefhebberij, want scheidsrechters zijn de ware amateurs van het voetbal.

Portret van zes referees. Zes scheidsrechters zoals de voetballiefhebber ze niet kent.

KARIM SAADOUNI : DE ZOON VAN DE MIGRANT

Karim Saadouni (29) floot zijn eerste wedstrijd in de eerste klasse op 29 juli 2006, op de openingsspeeldag van het huidige seizoen dus : Brussels-Bergen (1-0). Er was de omstreden uitsluiting van Daré Nibombe maar, “ik heb gefloten voor wat ik heb gezien.” Nadien kreeg hij nog twee eersteklassematchen, waaronder Roeselare-Brussels, dat hij stillegde vanwege de racistische geluiden uit de tribune aan het adres van Ebou Sillah. “De spelers van Brussels verwittigden me : ‘Als dat blijft duren, houden we ermee op.’ Ik vroeg de afgevaardigde om een oproep te lanceren. Daarna werd het gelukkig kalmer.” Ook Lierse-Lokeren had Saadouni moeten leiden, maar hij moest forfait geven : een polsbreuk na een ongeval met zijn motor.

Zijn markantste match was de partij in Molenbeek tussen de Belgische en de Marokkaanse beloften. Voor de zoon van een migrant had die wedstrijd een hoge symboolfunctie. “Ik beschouwde mijn aanduiding als een grote eer en ik voelde me tijdens die match als een vis in het water. Er liepen enkele Belgicains rond in het Marokkaanse team, zoals Nabil Dirar, Sofiane Benzouien en Salahadidine Sbai. Maar ook bij de Belgen zaten spelers van Marokkaanse afkomst : Marouane Fellaini en Mohamed Messoudi, bijvoorbeeld. Het was bovendien een spectaculaire wedstrijd die eindigde op 4-4. En er was veel volk. Vooral Marokkanen, natuurlijk, maar die zorgden voor een goede sfeer. Ik krijg waarschijnlijk nooit meer de kans om zo’n wedstrijd te fluiten. Zo dik liggen de confrontaties tussen België en Marokko niet gezaaid en voor een offi- ciële ontmoeting zal men natuurlijk nooit een beroep op mij doen.”

Karim Saadouni behoort tot de derde generatie migranten. Zijn grootvader kwam in België werken. Zijn vader werd ook nog in Marokko geboren, hij was dertien toen hij hier belandde. Karim zelf is in Antwerpen geboren. “Ik voel me perfect geïntegreerd”, zegt hij. “Ik keer soms nog naar Marokko terug om er mijn familie te bezoeken in Kenitra, dicht bij Rabat. Maar in Marokko heb ik altijd de indruk dat ik een toerist ben.”

Hij studeerde algemene mechanica, maar intussen werkt de in Beveren wonende Karim Saadouni voor de stad Antwerpen. Praktiserend moslim, noemt Saadouni zichzelf : “Ik ga niet dagelijks naar de moskee maar ik neem deel aan de ramadan.” Voelt hij zich verbonden met de allochtone gemeenschap ? “Ja en nee. Ik zal mijn roots nooit loochenen, maar ik maak geen enkel verschil. We zijn allemaal mensen, punt uit.”

Waarom zo weinig allochtone voetballers doorbreken, kan Saadouni niet verklaren. “Aan een gebrek aan talent ligt het beslist niet. Misschien is het een kwestie van een tekort aan motivatie of aan familiale steun. Al lijkt dat laatste te veranderen. Fellaini kreeg veel steun van zijn vader, zelf een ex-voetballer. En kreeg ene Mbark Boussoufa de Gouden Schoen niet ?”

Ook de vader van Karim was scheidsrechter, zij het op provinciaal niveau. “Ikzelf voetbalde bij Kruibeke. Toen ik vijftien, zestien jaar was, wou ik overstappen naar Beveren. Maar clubs konden hun spelers toen nog tegenhouden. Daarom heb ik me naar de arbitrage georiënteerd.”

JÉRÔME EFONG NZOLO : DE OPVOEDER

Jérôme Efong Nzolo (32) floot zijn eerste wedstrijd in de eerste klasse op 28 januari 2006 : Brussels-Lokeren (1-1). Hij gaf toen geel aan Olivier Doll en Alan Haydock. Op het einde van vorig seizoen eindigde Nzolo als vierde in het referendum Scheidsrechter van het Jaar. In zijn geboorteland Gabon geldt hij als een vedette. En zijn lach maakte hem ook in de Belgische stadions legendarisch. ” Pierluigi Collina was beroemd om zijn ogen, ik om mijn lach.”

In het dagelijkse leven is Nzolo opvoeder in een tehuis voor probleemadolescenten in de Brusselse agglomeratie. “Die jongeren zijn tussen twaalf en achttien jaar en worden daar geplaatst door een jeugdrechter. Sommigen zijn het slachtoffer van de echtelijke problemen van hun ouders. Anderen hebben een delict begaan, ernstig of niet ernstig. Het zijn daarom nog geen slechte jongens. Ze verblijven maximaal vier maanden en tien dagen bij ons. Daarna worden ze elders geplaatst.”

Nzolo studeerde elektronica in Charleroi. In juni verwierf hij in Roux een diploma als opvoeder. Per toeval raakte hij aan zijn huidige baan. “Tijdens het defilé van de nieuwe uitrusting van de scheidsrechters werd ik aangesproken door een directeur van een groep van tehuizen. Of ik geen job wou op tien kilometer van waar ik woonde. Het was een speling van het lot. Ik ben dol op menselijke contacten. Ik heb veel geleerd door deze job, vooral op psychologisch niveau. Het helpt me zeker vooruit in mijn arbitrage. Ik probeer naar iedereen te luisteren : naar probleemjongeren en naar voetballers. Als je nervositeit gewaar wordt, moet je de juiste woorden vinden om de gemoederen te bedaren. Zowel in het tehuis als op een voetbalveld. Telkens als één van die gasten op het rechte pad belandt, beschouw ik dat als een wedstrijd die ik gewonnen heb.”

Hij herinnert zich het weerzien met één van die jongeren op een ijspiste, waarop zijn groep jongeren zich amuseerde. “Iemand stapte op me af om me te groeten. Hij was aangenomen door het leger en hij was net terug van Kosovo. We gingen samen iets drinken in de cafetaria. Ik was zo blij te horen dat er zich een carrière voor hem aandiende. “

Andersom helpt ook het voetbal Nzolo bij zijn werk. “Zeker zodra ze me op tv hadden gezien, nam het respect bij jongeren toe. Ik kan hen gemakkelijker bereiken. Soms moet ik een handtekening geven. Anders geloven hun vrienden niet dat ze Jérôme Efon Nzolo kennen, beweren ze.”

Er doen zich weinig incidenten in het tehuis voor. Maar voorzichtigheid blijft geboden. Het zijn niet allemaal engeltjes. “Als ik nachtdienst heb, ga ik niet slapen”, vertelt Nzolo. “Ik waak erover dat niemand het tehuis verlaat. De sfeer is over het algemeen goed. Maar soms raakt er iemand over zijn toeren. Dan moet je opletten dat je niet wordt getroffen door een vliegende stoel.”

SERGE GUMIENNY : DE EXPEDITIEMANAGER

Serge Gumienny (34) floot zijn eerste wedstrijd in de eerste klasse op 12 januari 2000 : Harelbeke-Charleroi (4-1). “Ik weet nog dat het ijskoud was. Mijn vrouw en mijn vader zaten verkleumd in de tribune. De match verliep zonder incidenten. Ik gaf één gele kaart, aan David Paas.”

Later haalde Gumienny zijn schade in : hij geldt als de koning van de gele kaart. “Er was een periode dat ik vlug een kaart trok”, geeft hij toe. “Dit seizoen gebeurt dat veel minder, al suggereren de statistieken van Sport/Voetbalmagazine het tegenovergestelde.”

Gumienny is internationaal scheidsrechter. Hij floot al op het EK voor min-20-jarigen en leidde al diverse matchen in de UEFA Cup. Nog geen Champions League en daar hoopt hij op. “Ook scheidsrechters willen zo hoog mogelijk raken. Een finale fluiten of aanwezig zijn op een WK, dat zijn bekroningen van een carrière. Paradoxaal genoeg moet een scheidsrechter daarbij hopen op een uitschakeling van het land dat hij vertegenwoordigt. Zonder de pijnlijke uitschakeling van de beloften tegen Oekraïne had ik nooit dat EK gehaald. En zo heeft Frank De Bleeckere op het WK geprofiteerd van de afwezigheid van de Rode Duivels.”

Verkeerdelijk houden velen Gumienny voor een francofone arbiter. “Dat komt door mijn naam. Maar ik heb Poolse roots, mijn grootouders langs vaders kant waren Polen. Zelf ben ik evenwel nog nooit in Polen geweest en ik spreek ook geen woord Pools.”

In het dagelijks leven komt Gumienny aan de kost als expeditiemanager bij Ford Genk. “Ford is geen sponsor in de eerste klasse meer, dus mag ik matchen van Racing Genk leiden. Maar ik zal nooit een wedstrijd van Sint-Truiden krijgen, want daar woon ik. Je zal me ook als toeschouwer zelden of nooit op Staaien aantreffen. Ik ga liever naar het provinciaal voetbal kijken en meer bepaald naar Ans, waar ik zelf bij de jeugd heb gevoetbald en waar mijn broer trainer is. Toen ik vijftien jaar was, vroeg iemand of ik scheidsrechter wilde worden. Zo is het begonnen.”

Geleidelijk klom Gumienny op in de hiërarchie. Net zoals bij Ford. “Toen ik net aan de universiteit van Hasselt was afgestudeerd als licentiaat economie, mocht ik bij Ford een stage doen. Na een jaar kreeg ik een contract en nu ben ik expeditiemanager op de dienst internationale handel. Ik waak erover dat Ford conform de regels inzake import en export werkt. Ik doe dat al twaalf jaar, men zou me een specialist kunnen noemen. Er werken bij Ford vijf personen onder mij. Faciliteiten voor het voetbal krijg ik niet. Als ik naar het buitenland moet voor een wedstrijd moet ik vakantie nemen.”

PHILIPPE VINCHE : DE CIPIER

Philippe Vinche (37) leidde zijn eerste wedstrijd uit de eerste klasse op 10 oktober 2001 : Westerlo-Sint-Truiden. “De bezoekers wonnen, Danny Boffin speelde toen nog bij Sint-Truiden. Sindsdien is mijn dochtertje supporter van de Kanaries.”

De volgende zes maanden worden beslissend voor de scheidsrechterscarrière van Vinche. “Hoewel ik al vijf jaar in de eerste klasse fluit, heb ik nog altijd geen klassement. Door diverse blessures slaagde ik nooit voor mijn fysieke tests. Dit is mijn laatste seizoen als stagiair, mijn prestaties in de terugronde zullen onder de loep worden genomen. Als ik deze keer niet geklasseerd word, degradeer ik onvermijdelijk.”

Dat hij fysiek fragiel is, geeft Vinche toe. “Het is trouwens de reden waarom ik in het scheidsrechteren ben gestapt. Tijdens een wedstrijd met de scholieren liep ik een blessure op en ik ben dan een scheidsrechterscursus gaan volgen.”

Het mooiste vindt Vinche het uur vóór de wedstrijd. “De adrenaline die je dan door je bloed voelt stromen. Eigenlijk zou voor mij een voetbalmatch na drie minuten mogen eindigen. Het beste moment is dan voorbij.”

Met druk en spanning wordt Vinche ook geconfronteerd bij de uitoefening van zijn beroep. Hij is cipier in de gevangenis van Verviers. “Ik doe die job al zestien jaar. Ik heb er destijds voor gekozen omdat het werkzekerheid gaf. Misschien jammer dat ik het moet zeggen, maar gevangenen zullen er altijd zijn. Bovendien laat mijn uurregeling toe om me optimaal uit te leven in de arbitrage : ik werk van acht tot vier en nooit in het weekend.”

Ziet hij gemeenschappelijke punten tussen zijn beroep en zijn hobby ? Vinche : “Beide activiteiten vergen een psychologische benadering. Mijn beroep helpt me op het voetbalveld. Als je dagelijks met gevangenen omgaat, heb je niet vlug schrik van een voetballer die je een verwijt maakt. Maar mijn hobby helpt me ook in mijn beroep. De gevangenen praten voortdurend over voetbal met mij. Ze zien me bezig op Studio 1.”

In de gevangenis heeft Vinche wél al schrik gevoeld. “In het begin werd ik eens bedreigd door een gevangene en dat was geen leuke ervaring. Voor de rest heb ik geluk gekend. Telkens als er een ontsnapping met gijzelneming van een cipier gebeurde, was ik afwezig. Maar ik ken collega’s die het wel meemaakten en die daarvan een trauma opliepen. Een van mijn collega’s heeft zichzelf na zo’n ervaring opgehangen.”

Er lopen in de gevangenis veel soorten van criminelen rond. “Sommigen zitten in voorhechtenis, anderen begingen kleine criminele feiten (vooral drugsdelicten), maar er zijn ook moordenaars. Sinds de affaire- Dutroux zijn de daders van zedenfeiten slecht gezien door de medegevangenen, die sindsdien niet meer zo gemakkelijk vervroegd worden vrijgelaten. Zulke misdadigers kan je best niet zonder toezicht bij medegevangen laten, want dan kan er van alles gebeuren. Mensen die een passionele misdaad begingen, kunnen daarentegen op veel begrip rekenen. De gevangenen vinden zo’n misdaad een accident dat iedereen kan overkomen.”

Sinds negen jaar doet Vinche ook dienst als chauffeur. Hij brengt gevangenen naar het justitiepaleis, het ziekenhuis of naar een andere gevangenis. “Het voordeel is dat je zo al eens buiten komt. Ik moet trouwens alleen maar op de weg letten en niet op de gevangenen. Voor dat laatste zorgt altijd een politie-escorte.”

LUC WOUTERS : DE BURGEMEESTER

Luc Wouters (37) leidde zijn eerste wedstrijd uit de eerste klasse op 17 augustus 2002 : Bergen-Westerlo (2-0), de eerste match van Bergen in de eerste klasse. Wouters : “Na twintig minuten moest ik Bjorn De Coninck rood geven. Hij had als laatste verdediger Jean-Pierre La Placa verhinderd om alleen op te rukken naar het doel. Ik had geen andere keuze, er was trouwens geen enkele speler van Westerlo die protesteerde.”

Een bewogen begin dus, maar nadien werd het parcours minder bochtig. Niettemin houdt Wouters een bittere nasmaak over aan Lierse-Lokeren, op het einde van 2006. “De match waarin Kristof Snelders eerst handspel beging en dan scoorde. Men zegt altijd dat een scheidsrechter niet alles kan zien, maar ik principe sta ik wel op dat veld om alles te zien. Toen ik de fase op televisie zag, voelde ik me slecht.”

Het scheidsrechterschap is een familiekwestie. “Mijn vader floot ook al, ofschoon hoofdzakelijk jeugdwedstrijden. Als kind ging ik met hem naar Beringen kijken. Dan namen we een leeg bierkrat mee. Als we daarop stonden, konden we beter zien. Met de veiligheidsmaatregelen van vandaag zou dat niet meer mogelijk zijn. Gevoetbald heb ik tot mijn zestiende. Als libero, maar ik was slechts matig getalenteerd.”

2007 kondigt zich voor Luc Wouters aan als een beloftevol jaar. Als scheidsrechter promoveert hij naar het internationale niveau. Hij proefde al van buitenlands voetbal, hij werd aangeduid als vierde referee voor wedstrijden in Donetsk, Tallinn en Braga. Van ambitie getuigde hij altijd al. Een anekdote. “Toen ik werd opgeroepen voor het leger, was ik scheidsrechter in eerste provinciale. Ik besefte dat ik mijn Frans zou moeten verbeteren om naar de nationale reeksen te kunnen doorstoten. Dus vroeg ik om mijn militaire dienst in een francofoon regime te kloppen. Ik werd gekazerneerd in Beauchevain.”

In zijn beroepsleven is Wouters per 1 januari burgemeester van Lummen. Hij zit al twaalf jaar in de politiek en voordien was hij actief in het verenigingsleven. “Ik kwam op voor CD&V, ik kreeg 1918 voorkeursstemmen terwijl de tweede er 950 achter zijn naam kreeg.”

Voordien was Wouters ingenieur bij een bouwbedrijf. “Maar het werd zeer moeilijk om die baan te blijven combineren met het voetbal en de politiek.” Of hij gelijkenissen ziet tussen het voetbal en de politiek ? “In beide gevallen gaat het om het leiden van mensen, waarvoor je een zeker psychologisch doorzicht nodig hebt. Voor de rest zijn het twee totaal verschillende dingen. Complementair vind ik ze wel. Mijn agenda staat propvol, maar waar anderen hun middagpauze benutten om naar een restaurant te trekken, ga ik lopen om mijn conditie te onderhouden.”

Is hij trots op wat hij heeft verwezenlijkt ? Luc Wouters : “Ik ben vooral trots op mijn gemeente. Lummen telt 13.700 inwoners en het is er fijn wonen. Er is veel natuur, wandelpaden zat. Doordat het op een kruispunt van snelwegen ligt, is Lummen vlot bereikbaar voor toeristen.”

GAËTAN SIMON : DE POLITIEAGENT

Gaëtan Simon (33) miste zijn debuut als scheidsrechter in de eerste klasse. Hij diende op 26 februari 2006 Cercle Brugge-La Louvière in goede banen te leiden, maar viel ziek en moest afbellen. Waardoor zijn eerste match op topniveau Westerlo-Sint-Truiden (2-1) was, we schrijven 4 maart 2006. “Geen gemakkelijke match”, herinnert hij zich.

“Ik zat behoorlijk onder de stress want ik had nog nooit gearbitreerd voor 7500 toeschouwers. Maar nadien schreven de media weinig over mijn leiding, dat is meestal een goed teken.” Sindsdien kreeg Simon al zeven andere wedstrijden uit de eerste klasse onder zijn hoede. Waaronder Zulte Waregem-Roeselare, waarin Cédric Roussel geblesseerd uitviel. “Ik heb hem getroost, een klein woordje kan soms deugd doen.”

Op vijftienjarige leeftijd bekeerde Simon zich tot de arbitrage. Hij was doelman bij de jeugd van FC Luik en deed dienst als ballenraper tijdens de wedstrijden van de eerste ploeg. “Iemand van het bestuur sprak me aan terwijl ik langs de zijlijn stond : ‘Ik zie dat je niet zoveel talent als voetballer hebt, interesseert het je om het als scheidsrechter te proberen ?’ Ik floot een wedstrijd bij de preminiemen. Dat beviel me wel, maar echt geestdriftig was ik niet. Geleidelijk kreeg ik de smaak te pakken. Ik heb veel opgestoken van de contacten met mensen als Daniel Boccar en Robert Waseige. En ik werd ook goed begeleid door mijn opleiders, ik denk nu aan Marcel Javaux, Eric Romain en Guy Goethals. Zonder hen had ik de eerste klasse nooit gehaald. Dat ik zelf nooit op een hoog niveau had gevoetbald, vormde aanvankelijk een ernstige handicap. Ik ondervond moeilijkheden om het spel te voelen. In bevordering kan je dat tekort nog camoufleren, maar vanaf de derde klasse speelt het je parten. De mensen die ik net citeerde, legden me het verschil tussen fluiten en arbitreren uit. Ik had de neiging om mijn fluit in de mond te houden en meteen te fluiten. Ze gaven me de raad om mijn fluit uit mijn mond te halen en eerst te analyseren alvorens in te grijpen.”

De teloorgang van het voetbalstadion op Rocourt doet Gaëtan Simon, als ex-fan van Club Luik, pijn. “Op Rocourt staat nu de bioscoop van Kinepolis, maar ik kan het niet opbrengen om daar naar een film te gaan kijken.”

Simon is politieagent van beroep. “Ik had een graduaat in boekhouding behaald en vroeg me af of het wel zin had verder te studeren. Ik zag hoeveel van mijn schoolvrienden in de werkloosheid tuimelden en zich moesten vergenoegen met een korte, slecht betaalde stage. Mijn vader en mijn broer waren officier bij de rijkswacht. Ik solliciteerde in die branche en werd ingelijfd bij de speciale interventiebrigade van Seraing. Ik word opgeroepen voor verkeersongevallen, geweldplegingen, inbraken, diefstallen. Ongeveer vijf keer per maand heb ik nachtdienst. Dat stoort me niet, integendeel. Ik houd van het nachtleven. De mensen zijn dan niet meer dezelfde. Dikwijls moeten we mensen oppikken die ronddolen langs de straten. Dronken mensen ook, die voor herrie zorgen in cafés en met wie je geen zinnig gesprek meer kan aanknopen. Ik kan daar veel verhalen over vertellen : sommige grappig, andere minder. Ik herinner me een nacht van zaterdag op zondag. Ik kwam net terug van een voetbalwedstrijd, waarin ik als vierde scheidsrechter had opgetreden. Die nacht werd ik ter hulp geroepen bij een incident : een man bij wie de stoppen waren doorgeslagen. Toen die man me zag, riep hij uit : ‘Maar ik heb u daarnet op televisie gezien tijdens Match 1.’ Hij was op slag gekalmeerd. Zo zie je dat voetbal in alle omstandigheden kan helpen.”

Maar Gaëtan Simon maakt beroepshalve ook pijnlijke momenten mee. Verkeersongevallen, bijvoorbeeld. “Zijn de slachtoffers volwassenen, dan gaat het nog. Maar als er kinderen bij betrokken raken, word ik week. Ik heb eens een kindje van twee, drie jaar dood gevonden bij een verkeersongeval. Terug thuis kon ik niet slapen. Ik ben nog uren beneden blijven zitten.”

Een riskant beroep, ook. “Ik werd ooit bedreigd met een vuurwapen. Dan moet je vooral je zenuwen onder bedwang houden. Ook toen verkeerde ik achteraf in shock en kon ik de volgende nacht de slaap niet vatten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content