Komend weekend speelt AA Gent waarschijnlijk zijn voorlaatste voetbalwedstrijd in het Jules Ottenstadion. Na 93 jaar verhuist ‘de Gantoise’ uit Gentbrugge, en blijven van Jules Otten enkel herinneringen.

Allee, jongens, hoe gaat ge noar hiere komen vuûrdiene loatste match? Nog ne keer met de velo? Gaat ge hem dan nog eens van vuûre in de Bruiloftstraat zetten, zonder slot, zoals dat daar in de jaren vijftig en zestig gebeurde? Of pakt ge den tram, en stapt ge af aan ’t Arsenaal aan de Brusselsesteenweg, zoals in de jaren zestig en zeventig, toen vanaf ’t stoice, het station, en ’t centrum volgepakte trams met wel tien rijtuigen tot aan het eindstation bij Melle Vogelhoek aan de Brusselsesteenweg reden?

“Awel: ‘k aal ulder missen, als er hier nieuwe gebouwen worden geplaatst. ’t Is tenslotte al sinds 22 augustus 1920, sinds de toenmalige kroonprins Leopold (de latere koning Leopold III) het stadion opende dat de Gantoise hier zit. Daarvoor hebben ze gespeeld op drie verschillende locaties in het centrum. D’r stond hier niet veel toen: een rij werkmanshuizen in de Bruiloftstraat, in de schaduw van de Sint-Eligiuskerk, toen ze de naam van de toenmalige penningmeester Jules Otten aan het stadion gaven. Jules was wel een van de bezielers van de voetbalafdeling, die in 1900 werd opgericht. Dat is twee jaar na de Racing, die dus eerst was, maar een hoger stamnummer kreeg, omdat toevallig iemand van de Gantoise op de vergadering was toen de stamnummers werden uitgedeeld. D’r zijn er die vinden dat ’t stadion beter genoemd was naar Hector Priem,dokter in de geneeskunde, ook een van de oprichters van het voetbal én kapitein op het veld.

Allee, ze goan d’r aan beginnen. Als ge u haast, hoort ge de Buffalomars nog. Ge kent dat wel: Taat taat taratatatataa-taat! Dat is den Agee! Gecomponeerd door Charles Schollaert in 1948 en al generaties lang het officieuze clublied. Ooit hebben ze geprobeerd om het officieuze Gentse volkslied, Klokke Roeland, te introduceren, zoals ze ook het Limburgs volkslied spelen voor de matchen van Genk, en het Chanson du Pays de Charleroi op Mambourg. Maar in Gent lukt dat niet. De papiertjes met de tekst werden nog voor de aftrap als prop op het veld gegooid. De Gentenaar is trots is op zijn verleden, maar hij wordt niet graag gecommandeerd. Vraag het maar aan KeizerKarel,nochtans zelf een geboren Gentenaar. Die wist dat al in de zestiende eeuw, toen hij de Gentenaars als straf voor hun koppigheid blootsvoets en met de strop om de hals in een vernederende boeteoptocht liet lopen.

“Ge zult ook nog eens dat andere officieuze clublied horen, dat spontaan vanuit het volk opwelde: ’t Vliegerke, door Walter De Buck in 1971 uitgebracht. Vrie schuûne, al vond Michel Preud’homme dat zo’n lied de uitbouw van AA Gent buiten de stadsmuren verhinderde: te traag van opbouw en té Gents, waardoor niet-Gentenaren in het stadion zich buitengesloten zouden voelen omdat ze het Gentse dialect niet verstaan. Preud’homme is al weg, maar ’t Vliegerke wordt nog altijd spontaan aangeheven en zorgt op de jaarlijkse ploegvoorstelling tijdens de Gentse Feesten op het Sint-Baafsplein altijd voor een kippenvelmoment onder de 8000 aanwezigen (meer worden om veiligheidsredenen niet op het plein toegelaten).

Allee, ’t is tijd voor de match, de vaandeldragers staan al klaar, samen met onzen indiaan, BenBundervoet en zijn squaw, Mal.Het was commercieel directeur Patrick Lips die op het idee kwam om een mascotte op te voeren. Dus wacht sinds de thuismatch tegen Moeskroen in januari 2001 Bundervoet, in het dagelijks leven caféuitbater van de Picasso in Lochristi, aan de uitgang van de kleedkamer op de spelers. Sinds 2011 staat Melissa, in het Buffalojargon squaw Mal, hem bij. Weinig clubs hebben zo’n origineel clublogo, ondervinden de clubbestuurders. Telkens als ze een buitenlandse ploeg ontmoeten, is dat altijd de eerste vraag: waar komt die indiaan vandaan?

“Awel: ‘k zal het u nog een keer zeggen, zie: dienen Indiaan is gebaseerd op de Sioux die deel uitmaakten van de grote show waarmee Buffalo Bill in 1906 in Gentbrugge zijn circus opluisterde. Daar pikten de studenten van het vrijzinnige Taalgenootschap ‘T Zal Wel Gaan de kreet ‘Buffalo, Buffalo, Wild West Ra!’ op en zongen bij de volgende competitiematch: ‘Buffalo, Buffalo, ARAG!’ Toen in 1971 de naam ARA La Gantoise vervlaamst werd tot KAA Gent, werd dat ‘Buffalo, Buffalo, AA Gent!’ Maar in de volksmond is het nog altijd de Gantoise, hoor.

Pelé

“Welke vedetten me zijn bijgebleven? ‘k Heb d’r hier veel gezien. Zoals Pelé – den ouwen – die hier met zijn ploegske FC Santos vriendschappelijk kwam spelen in november 1960: 5-2 op hun kluute. Zou onze laatste vedette, Petit Pelé Mboyo, weten dat hier, in dit stadion, de allereerste zwarte voetballer in België aantrad? Gentse supporters zegden fier tegen supporters van de tegenstander (vroeger stonden die gewoon door elkaar): ‘Bij ons doet een Moorke mee: ‘k zal u hem eens tonen.’ Terwijl dat eigenlijk niet nodig was, die ene zwarte aanduiden tussen 22 spelers. Vandaag blijft Léon Mokuna nog altijd een graag geziene gast bij de oudere Gentenaren. Bij de mannen wegens zijn voetbalkwaliteiten en bij de vrouwen om andere redenen. Laat ons zeggen dat Léon ne charmeur was. Maar voetballend viel hij natuurlijk ook op, wegens zijn moordend schot. ‘k Heb wel een paar keer meegemaakt dat een bal door de netten ging, en dat die tijdens de wedstrijd hersteld moesten worden.

“Uit de jaren vijftig zijn veel namen blijven hangen. Logisch: we zijn tussen 1954 en 1958 drie keer derde geworden, en in 1954/55 zelfs tweede. Weet ge, in al die seizoenen was er geen sprake van Club Brugge, die kwamen pas in 1959 terug in eerste. Tot dan was de Gantoise zes jaar lang de enige club uit Oost- én West-Vlaanderen, na de degradatie van… RC Gent in 1953.

“Dé vedetten van toen waren – meer dan onze enige Gouden Schoen Roland Storme – dribbelkoning Freddy Chaves d’Aguilar, een echte publieksspeler uit de Gentse havenwijk de Muide, en onze Buffalo van de Eeuw, Mance Seghers, de bieruitzetter van Zelzate. Het verhaal ging dat Mance mé zijn klakke, zoals hij genoemd werd, wanneer zijn pet bij het duiken van zijn hoofd viel, eerst zijn pet en dan de bal opviste. Mance had handen gelijk kolenschoppen, handschoenen had hij niet nodig. Na zijn afscheid in 1965 stond zijn opvolger, Luc Gezels, zo op zijn benen te trillen dat ze de 40-jarige Mance, die uiteindelijk 485 wedstrijden voor Gent zou spelen, terughaalden.

“Het waren ook de jaren van MauriceRosteWillems,in het dagelijkse leven als griffier op de rechtbank van eerste aanleg in Eeklo de minzaamheid zelve, maar tussen de lijnen een ontstuimig beest en in 1957 zelfs Belgisch topschutter met 35 goals op 34 speeldagen. In Gent zegden ze: ‘Charel ging zijn lijn af, zette voor op de ketel van Misse, en binnen.’ Het was de tijd dat er 25.000 man in het stadion zat, en dat er voor de tribunes nog twee of drie rijen met stoeltjes geplaatst werden. Waarop de grootste deugnieten bij een inworp van Pummy Bergholtz van Anderlecht diens broek aftrokken, en Wilfried Puis zich kwaad maakte toen men bij hem hetzelfde wilde doen.

“In de tijd dat onze commercieel directeur, Patrick Lips,met zijn pa naar het stadion mocht komen, in 1962, was de publiekslieveling de Braziliaanse dribbelaar en flankspeler Moïse Dos Santos, overgenomen van Crossing. De Hongaarse balkunstenaar István Sztani blijftvolgens oudere Gentenaars de beste voetballer die hier ooit op het plein stond. Op een dag joeg Sztani een vrije trap in de winkelhaak, maar de scheidsrechter keurde de goal af, de vrije trap moest overgenomen worden. Waarop Sztani het kunstje nog eens overdeed, wéér pal in de winkelhaak. Opnieuw afgekeurd, maar geen nood. Sztani joeg hem gewoon voor de derde keer in de winkelhaak, maar dan in de andere hoek.

Koets met paarden

“Net in 1971, het jaar van de vernederlandsing van de naam, zakte de Gantoise naar tweede. Daar moest ze met het oog op de invoering van het profvoetbal in België enkel binnen de eerste veertien eindigen om een plaats te krijgen in de nieuwe eerste afdeling, maar ge raadt het al: de Gantoise eindigde als vijftiende, en mocht naar derde, terwijl Club Brugge aan zijn verovering van Vlaanderen begon. Goed nieuws was de degradatie wél voor de mensen in Dendermonde, Lauwe, Oudenaarde, Menen en Willebroek. Om de veertien dagen was het daar Vlaamse kermis. Voor de kampioensmatch waren in Zele naast een paar honderd Zelenaren 4000 Gentenaars opgedaagd.

“Op dat moment had Albert De Meester AA Gent al overgenomen. Als wegenbouwer was hij steenrijk geworden, maar niemand die dat wist. De Meester bracht Gent terug naar eerste, maar een jaar later dan gepland. Allemaal de schuld van de keeper van Hasselt, of beter: de invallerskeeper. Toen keeper Fred Hermans bij een penaltyfout weggestuurd werd, nam zijn onbekende collega, het Hasseltse jeugdproduct Yves de Bellefroid, plaats tussen de palen, stopte de penalty en verijdelde nog zo’n half dozijn open kansen. In Hasselt mocht Hasseltspeler Jean Dachelet een strafschop nemen. Het verhaal gaat dat Dachelet al een voorcontract had bij Gent, maar Gentkeeper Helmut Brösch duikelde over de bal, Dachelet scoorde, Hasselt promoveerde, en Dachelet ging niet naar Gent maar naar Berchem Sport. Dus liet De Meester zich pas een jaar later in een koets rond het veld voeren. In een koets getrokken door paarden, natuurlijk! Ge denkt toch niet dat hij ze zelf trok?

“In eerste had De Meester grootse plannen. ‘Wie heeft hier de poen? Gij of ik?’, liet hij zich weleens ontvallen tegen de supporters in de kantine onder aan de hoofdtribune, uitgebaat door Marietje en Tafke, de latere materiaalman. Op een dag stuurde hij beheerder Naudts en zijn zoon naar Nederland om eens te horen hoeveel diene goeie voetballer uit Nederland, Johan Cruijff,moest kosten. Die vroeg zelfs voor De Meester te veel, en dus spendeerde hij zijn geld aan Tokodi en James Gillespie. Dankzij de rancune van elders afgeschreven ervaren voetballers als Aad Koudijzer, Tony Rombouts en André Laurijssen mocht AA Gent toch Europa in. Toen Celtic op bezoek kwam, sliepen de Schotten in de Gentse stadsparken.

“Na het afhaken van De Meester belandde Gent wéér in tweede, maar dat duurde amper één jaar. Jean Van Milders,toen net voorzitter, maakte van een verbannen speler, René Vandereycken,de nieuwe trainer. Met Erwin Vandenbergh, Marc Van Der Linden en Eric Viscaal. In 1991 eindigde Gent voor de tweede keer in zijn geschiedenis als tweede, een jaar later kwam Ajax naar hier voor het Europese hoogtepunt, de kwartfinale van de UEFA Cup. Een paar rondes eerder waren de Gentenaren boos omdat Gent op een woensdag zijn thuismatch tegen Frankfurt om 17 uur afwerkte: een Duitse tv-zender dokte daar flink wat geld voor neer. Een ticket voor tribune 1 kostte toen 1000 frank (25 euro). ‘Als ik supporter was van AA Gent, ik zou dat niet betalen’, gaf Viscaal in een interview mee. Tegen Ajax – het stadion zat niet vol – probeerde Gent niet eens richting het Nederlandse doel te gaan. “Ik begrijp niet dat mensen naar dit team willen komen kijken”, riep een Nederlandse verslaggever verontwaardigd uit.

“In 1994 werd het trainingsveld achter tribune 3 ingepalmd door de hockeyafdeling. In afwachting dat het eigen trainingscomplex aan de Warmoezeniersweg klaar zou zijn, trok de selectie elke dag van het stadion naar de Blaarmeersen, met een lijnbus, en af en toe met een versleten autobusje van de club, waarvan de versnellingspook een beetje stroef zat. Frank Dauwen, een paar jaar eerder met 40 miljoen frank (990.000 euro) de duurste aankoop uit de clubgeschiedenis, moest dwars over de vloer liggen om die pook te bedienen.

“Weet ge nog dat Trond Sollied hier voor het eerst in België een ploeg met elf buitenlanders aan de aftrap liet komen? Dat was in januari 2000, tegen Geel. Alleen Chelsea had hem dat voorgedaan. Trond leidde een vreemdelingenlegioen waarvan de meeste spelers niet eens met elkaar konden praten, maar na een paar weken beheersten ze het zonevoetbal dat Trond hen oplegde alsof ze al jaren samen speelden: de Sloveen Emile Sterbal,de Hongaar Tamás Szekeres,de Deen Anders Christensen,de Franse Marokkaan Tarik Kharif,de Fransman Cédric Carrez, de Bosnische Belg Edin Ramcic,de Noor Ole-Martin Årst en de Serviër Ivica Dragutinovic.

“Soms kwamen hier mannen via de achterpoort binnen, zoals Mbark Boussoufa die in 2004 bij Chelsea maar 30.000 euro moest kosten, maar die overal doorgestuurd werd: bij Westerlo, dat hem te klein vond en een bonkige Duitser (Kneissl – waar zou die nu zitten?) verkoos, bij Genk en Cercle. Lierse testte hem maar ging vol voor ene Tchoutang (die nooit zou komen). Zelfs tweedeklasser KV Oostende had geen contract voor hem: te klein en te frêle. Toen hij, ten einde raad, bij Gent testte, herinnerde Georges Leekens zich dat kleine mannetje dat hij in de testwedstrijd op Lierse had gezien. Twee jaar later was Bous de duurste Belgische transfer toen hij voor 3,5 miljoen euro naar Anderlecht verhuisde. Later wreef onze manager zich in de handen, toen Bryan Ruiz, die hij zelf in Costa Rica had laten halen, aan Twente verkocht werd.”

Barbecue

“Straks, als ge op 2 juni afscheid komt nemen van mij, zult ge zien dat het goed was dat AA Gent zijn thuiswedstrijden op zaterdagavond speelde. ’s Avonds vallen de scheuren, de barsten en het verweerde tapijt met de Buffalokop niet zo op in de Club 50 van de hoofdtribune. Of ga aan de overkant nog eens naar de vipclub. Na de thuismatchen kwamen de spelers hier iets eten. Voor de toog stond le beau monde van Gent hier naar elkaar te lonken en werd er gedanst op de muziek van Ludwigs Discobar, voor er afgezakt werd naar de binnenstad. ‘Sluitingstijd 3 uur’ staat nog op een bordje. Zouden ze dat bordje meenemen?

“Sinds die laatste verbouwingen in 2000 werd hier met het oog op de voor 2006 geplande verhuis naar de Ottergemsesteenweg niets meer veranderd, op een paar retouches voor de veiligheid na. Daardoor heeft de gemiddelde voetballer uit de Gentse provinciale clubs in de vestiaire vandaag meer comfort dan zijn idolen uit eerste klasse. Het bubbelbad, waar toenmalig trainer Pummy Bergholtzooit journalisten ontving voor interviews, wordt niet meer gebruikt. En sinds een paar jaar moeten de bezoekers ook niet meer zeuren over wat tot daarvoor de kleinste bezoekende kleedkamer uit eerste klasse was. Bij de verbouwing van de hoofdtribune, de eerste die vernieuwd werd in 1984, had de toenmalige bouwheer Johan Vermeersch (vandaag nog eigenaar/voorzitter van tweedeklasser FC Brussels maar voorheen ex-speler van RWDM, Kortrijk en… AA Gent) naar eigen zeggen slechts zes meter ruimte én een lastenboek van hier tot ginder. Daarom gaat de hoofdtribune hier ook zo steil – alles moest in die paar meter kunnen – en glijdt er weleens iemand weg.

“Op 28 oktober 1992 werd de tribune aan de overkant geopend door Louis Tobback. Zou hij zich dat komend weekend nog herinneren, als hij met OHL meekomt? Toenmalig voorzitter Jean Van Milderswas op zoek naar een bank die zich garant wilde stellen voor de 5 miljoen euro die nodig waren voor de verbouwing, maar had die oude tribune alvast laten afbreken. Alleen had hij, toen de brokken al op de grond lagen, nog geen bankgarantie. Bij huisbankier VDK – die weinig andere keuze had dan zich garant te stellen, wilde men de club niet richting failliet duwen – waren ze nie vree content!

“Aan de trap boven de ingang van de tribune ziet ge op een foto hoe het stadion eruitzag voor de laatste verbouwing in 2000, toen de voorlopige zittribunes achter de beide doelen gebouwd werden, bedoeld om tien jaar mee te gaan. Ze zitten al drie jaar in blessuretijd.

“Achter de goal, onder de stadionklok (die een paar decennia eerder aan de overkant hing) stond de thuisaanhang zij aan zij met de bezoekende supporters. In de jaren tachtig oogde de harde kern van de Buffalo’s, de toenmalige B-Side, in topwedstrijden maar klein in vergelijking met de harde kern van de toenmalige topclubs Anderlecht en Club Brugge. Het rare was dat op dat moment het merendeel van die bezoekende aanhang uit Gent zelf afkomstig was. Geleidelijk zou dat veranderen, zodra Gent begreep dat het de overlopers nooit zou bekeren, dat supporters van jongs af moeten worden gekweekt. ‘k Heb ze zien groeien, die kleine pagadders in de Familietribune. Ze komen nu soms zelf al met hun kroost, en de tribune, ooit 300 plaatsen, nu 2000, is allang veel te klein.

“Bij de laatste verbouwing in 2000, nadat de stad de gronden van het stadion aangekocht had en het project van een nieuw stadion vaste vorm kreeg, werden de thuisfans en de bezoekende supporters gescheiden. De bezoekers verhuisden naar een nieuw vak aan de Tennisstraat, waar ze niet alleen een eigen ingang kregen, maar ook een hele én overdekte tribune met 1800 zitplaatsen, volgens Gentenaren goed voor het grootste uitvak van eerste klasse.

Aan de ingang van het uitvak staat het monument ‘Souvenir’ voor de leden van AA Gent die gesneuveld waren in WO I en WO II. Naast het monument stond vroeger de houten chalet, van waaruit de voetbalafdeling werd gerund. Daarnaast staat nog de grote chalet waar vroeger ook de voetballers eten kregen voor de match.

Vandaag lopen hier nog tennissers en hockeyers aan en af, maar straks zijn zij ook weg en wordt het in Gentbrugge wel heel stil. Allee: ‘k ga niet sentimenteel worden, maar ge moogt altijd nog eens komen kijken en een klapke doen. ‘k Vond het allemoale vrie wijs en ‘k zal u allemaal missen. Salut!”

DOOR GEERT FOUTRÉ EN FRÉDÉRIC VANHEULE

“De voorlopige zittribunes achter de beide doelen zitten al drie jaar in blessuretijd.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content