Elke zichzelf respecterende clubvoorzitter heeft een lievelingsspeler. Voor Constant Vanden Stock, de président van Anderlecht, was dat de Nederlandse linksbuiten Ronnie Rensenbrink. Voor zijn alter ego van RWDM, big boss Jean-Baptiste L’Ecluse, was dat een speler die dezelfde positie op het veld innam: winger Paul De Mesmaeker. Wanneer de fusieclub destijds in balbezit was, kon je de voorzitter weleens recht zien veren in de tribune om zich de longen uit het lijf te schreeuwen: ‘Naar links! Naar links!’ Het signaal dat het leer in de richting moest gaan van de speler die liefkozend Polleke werd genoemd.

Het was Johan Boskamp, duivel-doet-al in het Edmond Machtensstadion, die in 1982 aan de basis lag van de komst van de negentienjarige jongen uit Liedekerke. Tussen beiden gaapte een kloof van twintig centimeter en dertig kilogram, maar Polleke durfde het aan om Bossie, die door de andere jongeren werd gevreesd, flink van antwoord te dienen. Toen De Mesmaeker eens het verwijt kreeg dat hij de voorzetten niet hoog genoeg trapte, gaf hij Boskamp lik op stuk: “Als je niet content bent, trap ze dan zelf, keeskop!”

“Van dat soort zaken zijn er wel meer voorgevallen tussen ons”, lacht onze gesprekspartner, ondertussen een montere vijftiger. “Maar in de grond mochten we elkaar wel. Ik zal het in elk geval nooit vergeten dat ik – toen RWDM aan de neergang begon – op zijn voorspraak in 1986 bij KV Mechelen en niet bij Charleroi belandde. Een keuze die ik mij nooit beklaagd heb, natuurlijk, want ik heb aan het einde van dat decennium de gouden periode van Malinois meegemaakt. Johan wilde me ook graag bij Anderlecht toen hij daar in 1993 trainer werd, maar als Molenbekenaar was dat verraad geweest. Dat zag ik mezelf niet direct doen.”

Polleke bleef KV trouw en keerde na een korte passage bij FC Cappellen terug naar zijn eerste liefde, FC Liedekerke. “Ik was ondertussen 33 en het begon tijd te worden om aan mijn reconversie te denken. Ik vergezelde mijn echtgenote, die op de markt stond. Twintig jaar later doe ik dat nog steeds. Ik verkoop kleding en textiel. ’s Maandags in Geraardsbergen, op dinsdag in Tienen, woensdag in Brakel, donderdag in Puurs, vrijdag in Leuven en zaterdag in Scherpenheuvel. En ’s zondags geniet ik van mijn welverdiende rust.”

Die rust kent hij nog maar een jaar of zes, want tot dan deed hij ook de zondagsmarkt in Jette. “Die gemeente ligt vlak naast Molenbeek en dus gebeurde het vaak dat ik een praatje kon slaan met oud-ploegmaats of bestuursleden van RWDM. Voor ik mijn kraam installeerde, maakte ik geregeld een ommetje van een kwartier langs het Edmond Machtensstadion om er naar het veld en de tribunes te kijken. Ondanks die acht jaar KV Mechelen blijft RWDM toch mijn club. Dat het teloorging, heeft me echt verdriet gedaan. Sedertdien heb ik er nooit nog een voet gezet. Sorry, maar FC Brussels of White Star, dat is hetzelfde niet meer.”

De Mesmaeker werd geboren in Oudenaarde en woonde altijd in Liederkerke of daar in de buurt, zoals in Ternat, Wambeek of Roosdaal, waar hij vijf jaar geleden neerstreek. “Dit huis hier behoorde vroeger toe aan ene Guido Bellemans“, lacht hij. “Jaja, dezelfde Bellemans die ‘de sheriff’ werd genoemd en die met de BOB onderzoek deed naar het zwart geld in het Belgisch voetbal. Ik weet dat velen hem daar nu nog rauw om lusten, maar ikzelf heb nooit een probleem met hem gehad. We zijn omzeggens buren en als ik hulp met iets nodig heb, is hij de eerste om me een handje te helpen.”

DOOR BRUNO GOVERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content